ECLI:NL:RBOVE:2020:1559

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 april 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
08/952881-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale drugshandel en voorbereidingen voor aanslagen in Enschede

In de zaak van de internationale drugshandel en voorbereidingen voor aanslagen, heeft de Rechtbank Overijssel op 23 april 2020 uitspraak gedaan. De zaak betreft een onderzoek naar de verdachten die betrokken waren bij grootschalige drugshandel via het Darkweb, waarbij bestellingen uit verschillende landen, van Zweden tot Australië, werden verwerkt en verzonden vanuit een drugspand in Enschede. Tijdens een politie-inval op 20 oktober 2018 werden aanzienlijke hoeveelheden drugs, waaronder amfetamine, MDMA, heroïne, cocaïne en LSD, aangetroffen. Daarnaast werden er plannen ontdekt voor meerdere aanslagen op leden van de motorclub Satudarah, die volgens de verdachten hen bij de politie hadden verraden.

De hoofdverdachte, de 28-jarige J. C., werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar voor zijn rol in de drugshandel en de voorbereidingen voor de aanslagen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen had geprobeerd een aanslag voor te bereiden en zich schuldig had gemaakt aan grootschalige drugshandel. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een materiële en intellectuele bijdrage had geleverd aan de gezamenlijke uitvoering van de misdrijven, en dat hij daarbij bewust en nauw samenwerkte met zijn medeverdachten. De rechtbank legde een zware straf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/952881-18 (P)
Datum vonnis: 23 april 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Achterhoek in Zutphen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 24 juni 2019, 16 september 2019, 3 december 2019, 28 januari 2020, 30 januari 2020,
4 februari 2020 en 9 april 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A. van Veen en van hetgeen namens verdachte door de raadsman,
mr. J.H.M. van Dinten, advocaat te Eindhoven, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met een of meer anderen het plegen van een aanslag of aanslagen heeft voorbereid. Subsidiair is dit ten laste gelegd als een poging daartoe en meer subsidiair als het proberen zonder consent een of meer pistolen/revolvers, machinepistolen en/of granaten in Nederland in te voeren;
feit 2 en feit 3:zich samen met een of meer anderen schuldig heeft gemaakt aan grootschalige drugshandel;
feit 4:samen met een of meer anderen drugs heeft geëxporteerd naar Duitsland.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 20 oktober 2018 tot en met 6 november 2018
te Enschede,'s-Gravenhage, Almelo en/of (elders) in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding
van het/de te plegen misdrijf/misdrijven van moord en/of het teweegbrengen van
een ontploffing, in ieder geval van een misdrijf waarop naar de
wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 8 jaren of meer is gesteld,
opzettelijk (onder meer) informatiedragers waarop foto's/gegevens (over
adressen) van woningen/panden zijn opgeslagen, en/of een -handgeschreven-
papieren aantekening waarop -onder meer- [naam 1] , (een) adres(sen) en/of
een aantal met naam genoemde personen is vermeld, bestemd tot het in
vereniging begaan van dat misdrijf/die misdrijven, heeft verworven en/of
vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of
voorhanden heeft gehad;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 20 oktober 2018 tot en met 6 november 2018
te Enschede,'s-Gravenhage, Almelo en/of (elders) in Nederland, ter uitvoering
van de/het door verdachte voorgenomen misdrijf/misdrijven om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van
het/de te plegen misdrijf/misdrijven van moord en/of het teweegbrengen van een
ontploffing, in ieder geval van een misdrijf waarop naar de wettelijke
omschrijving een gevangenisstraf van 8 jaren of meer is gesteld, opzettelijk
voorwerpen, stoffen en/of informatiedragers, bestemd tot het begaan van
die/dat misdrijf/misdrijven, te verwerven, in te voeren en/of voorhanden te
hebben, een of meer vuurwapens en/of granaten bij een persoon (gebruiker van
het account [account] , genaamd [naam 2] ) heeft besteld en/of een of
meer personen (onder wie [medeverdachte 1] ) heeft verzocht om aan hem, verdachte,
(adres-)gegevens van potentiële slachtoffers te verstrekken,
terwijl de uitvoering van genoemd(e) voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is
voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 20 oktober 2018 tot en met 6 november 2018
te Enschede,'s-Gravenhage, Almelo en/of (elders) in Nederland, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van catergorie II
en/of III van de Wet wapens en munitie, te weten een of meer
pistolen/revolvers en/of machinepistolen en/of granaten, zijnde (een)
vuurwapen(s) en/of (een) vuurwapen(s) geschikt om automatisch te vuren en/of
(een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel
van een ontploffing, zonder consent te doen binnenkomen en/of voorhanden te
hebben, contact heeft gezocht/opgenomen en/of afspraken heeft gemaakt met een
persoon (gebruiker van het account [account] , genaamd [naam 2] ) en/of
vervolgens een of meer hiervoor genoemde vuurwapens heeft besteld,
terwijl de uitvoering van het genoemd voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 20 oktober 2018 te Enschede, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 1] ):
-ongeveer 2758 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine, en/of
-ongeveer 1530 gram MDMA brokken-gruis en/of ongeveer 31.921
xtc-tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
MDMA, en/of
-ongeveer 123,4 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende heroïne, en/of
-ongeveer 5 gram 4-MMC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende 4-methylmethcathinon, en/of
-ongeveer 562 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, en/of
-ongeveer 5210 blotters / paperstrips LSD, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende d-lysergzuurdiethylamide (lysergide/LSD),
zijnde amfetamine en/of MDMA en/of heroïne en/of 4-methylmethcathinon en/of
cocaïne en/of d-lysergzuurdiethylamide (lysergide/LSD), (telkens) (een)
middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari
2018 tot en met 19 oktober 2018 te Enschede en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd (in/naar/vanuit een pand aan de
[adres 1] ), in elk geval (telkens) opzettelijk (in een pand
aan de [adres 1] ) aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van
een materiaal bevattende (onder meer) amfetamine en/of MDMA en/of heroïne
en/of 4-methylmethcathinon, en/of cocaïne en/of d-lysergzuurdiethylamide
(lysergide/LSD), althans (telkens) enig middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
4.
hij in of omstreeks de maand oktober 2018 te Enschede en/of (elders) in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (te weten: naar Duitsland)
heeft gebracht, althans opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (te
weten: naar Duitsland) heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de
Opiumwet,
- ongeveer 15 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid, van een materiaal
bevattende amfetamine en/of
- ongeveer 1 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid, van een materiaal
bevattende MDMA en/of
-ongeveer 1 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid, van een materiaal
bevattende methamfetamine,
zijnde amfetamine, MDMA en/of methamfetamine, althans enig middel, als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
3.1.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat het bestanddeel ‘informatiedragers’ in de omschrijving ‘waarop foto’s/gegevens (over adressen) van woningen/panden zijn opgeslagen’ onvoldoende geconcretiseerd is zodat dat onderdeel van de tenlastelegging nietig moet worden verklaard.
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging een voldoende feitelijke beschrijving bevat en dat de door de verdediging aangehaalde rechtspraak niet tot een ander oordeel hoeft te leiden.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De tenlastelegging vermeldt als (enig) voorbereidingsmiddel informatiedragers. Die informatiedragers worden feitelijk omschreven als:
- foto’s/gegevens (over adressen) van woningen/panden en/of
- een - handgeschreven - papieren aantekening waarop - onder meer -
[naam 1] , (een) adres(sen) en/of een aantal met name genoemde personen is vermeld.
Het zou voor de gemiddelde lezer duidelijker zijn geweest als het eerste gedachtestreepje als volgt was geformuleerd:
een mobiele telefoon met daarinfoto’s/gegevens (over adressen) van woningen/panden.
Dat neemt niet weg dat het op grond van de inhoud van het dossier en van wat op de terechtzittingen is besproken, voor een ieder mogelijk was de tekst van de tenlastelegging te begrijpen en voor de verdachte om zich daartegen te verdedigen.
De rechtbank verwerpt het verweer en stelt vast dat de dagvaarding geldig is.
3.2
De overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Hierna stelt de rechtbank op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de feiten en omstandigheden vast. De voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis. De rechtbank overweegt verder, al dan niet in reactie op gevoerde verweren, waarom zij op basis van die feiten en omstandigheden tot conclusies en beantwoording van de bewijsvraag komt.
4.1.1
Achtergrond onderzoek
In november 2018 werd bekend gemaakt dat de politie Oost-Nederland en het Openbaar Ministerie (OM) er in waren geslaagd de versleutelde chatapplicatie Ironchat te ontsleutelen. Van die applicatie werd gebruik gemaakt op zogenoemde crypto(tele)foons of PGP- telefoons, waarbij PGP staat voor Pretty Good Privacy.
De berichten werden door de politie meegelezen in onderzoek Goliath, een onderzoek naar een mogelijke georganiseerd verband dat gebruikt maakte van de diensten van het bedrijf [bedrijf] in [plaats 1] .
Uit onderzoek Goliath kwam naar voren dat een aantal mensen via bepaalde Ironchataccounts met elkaar chatte over – kort gezegd – de bereiding en het voorhanden hebben van, de handel in en de export van harddrugs. Daarnaast werd gechat over het voorbereiden van een aanslag op personen en panden (mogelijk) gelieerd aan de voormalige motorclub [naam 1] .
Vervolgens is in het TGO (Team Grootschalige Opsporing) Oder/Liechtenstein onderzoek naar deze strafbare feiten verricht. De vervolging voor de strafbare feiten in deze zaak en die van verdachtes medeverdachten zijn daarvan het gevolg.
4.1.2
Identificatie gebruikers Ironchataccounts
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van de ter beschikking gekomen chatberichten. Er werd gebruik gemaakt van telefoons van met name het merk Wileyfox en laptops waarop de applicatie Ironchat was geïnstalleerd. Met die telefoons en laptops werden chatberichten verzonden met of aan onder meer de volgende accounts, alle eindigend op [mailadres] :
  • [account] (hierna: [account] )
  • [account] (hierna: [account] )
  • [account] (hierna: [account] )
  • [account] (hierna: [account] )
  • [account] (hierna: [account] )
  • [account] (hierna: [account] )
  • [account] (hierna: [account] ) en
  • [account] (hierna: [account] ).
De vraag die in alle zaken, en al dan niet in reactie op een verweer, allereerst moet worden beantwoord, is of de personen tegen wie door het OM in het onderzoek Liechtenstein vervolging is ingesteld, verdachten [medeverdachte 2] , verder [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , verder [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , verder [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] , verder [medeverdachte 1] en [verdachte] , verder [verdachte] , te identificeren zijn als de gebruikers van voornoemde accounts. Voor de feiten die aan verdachte ten laste zijn gelegd is de vraag of [medeverdachte 5] , eveneens verdachte in onderzoek Liechtenstein, te identificeren is als gebruiker van het account [account] niet relevant en deze vraag zal om die reden in dit vonnis onbesproken blijven.
Als deze verdachten te identificeren zijn als de gebruikers van deze accounts, dan dienen vervolgens de vragen te worden beantwoord of zij betrokken zijn bij de aan hen ten laste gelegde strafbare feiten en hoe deze betrokkenheid gekwalificeerd kan worden.
Het antwoord op de eerste vraag is van belang voor het bewijs van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal die vraag daarom hier eerst en voorafgaand aan de bespreking van de afzonderlijke feiten beantwoorden.
De andere vragen beantwoordt de rechtbank hierna, daar waar de ten laste gelegde feiten afzonderlijk en meer in detail beoordeeld zullen worden.
4.1.2.1 Het account [account]
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het ‘proces-verbaal van bevindingen Identificatie [medeverdachte 4] – [account] ’ zijn opgenomen tot de conclusie dat [medeverdachte 4] de gebruiker is geweest van het account [account] en dat hij tevens [alias] wordt genoemd. Alle berichten van dit account zijn aan [medeverdachte 4] toe te schrijven. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat teom (ook) door een ander dan [medeverdachte 4] werd gebruikt. Weliswaar ontkent [medeverdachte 4] de gebruiker te zijn geweest van dit account, maar hij heeft niet of nauwelijks antwoord willen geven op vragen die hem daaromtrent zijn gesteld. Zijn verklaringen bevatten niet meer dan een kale ontkenning van een identificatie die op vele bewijsmiddelen is gestoeld. Tegen de achtergrond van de hiervoor genoemde onderzoeksbevindingen is de ontkenning van [medeverdachte 4] dan ook niet geloofwaardig. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van [account] aanduiden als [medeverdachte 4] .
4.1.2.2 Het account [account]
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het ‘proces-verbaal bevindingen m.b.t. vaststelling identificatie user [account] als gebruiker [verdachte] ’ zijn opgenomen tot de conclusie dat [verdachte] de gebruiker is geweest van het account [account] en dat alle berichten van dit account aan hem zijn toe te schrijven. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van [account] aanduiden als [verdachte] .
4.1.2.3 Het account [account]
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het ‘proces-verbaal identificatie gebruiker accounts [account] , [account] = [verdachte] ’ zijn opgenomen tot de conclusie dat [verdachte] de gebruiker is geweest van het account [account] en dat alle berichten van dit account aan hem zijn toe te schrijven. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van [account] aanduiden als [verdachte] .
4.1.2.4 De accounts [account] en [account]
Tijdens een chatsessie op 19 en 20 oktober 2018 tussen [verdachte] en de gebruiker van het account [account] , neemt laatstgenoemde een tweede account in gebruik. Dit betreft het account [account] . [verdachte] geeft [account] daartoe de instructies. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat de accounts [account] en [account] dezelfde gebruiker hebben.
Op 3 oktober 2018 heeft een chatsessie plaatsgevonden tussen [verdachte] en de gebruiker van het account [account] . Tijdens die chatsessie chat [account] dat hij ‘dat geld’ moeilijk thuis kan bewaren, omdat [verdachte] daar nog ingeschreven staat. De rechtbank stelt vast dat [verdachte] staat ingeschreven op het adres [adres 2] . Op dat adres staat onder meer ook ingeschreven [medeverdachte 3] .
Op grond van de chatgesprekken tussen [verdachte] en [account] / [account] , die zij hebben gevoerd in oktober 2018, stelt de rechtbank vast dat de gebruiker van het account [account] / [account] geen rijbewijs heeft en dat hij op 1 november 2018 theorie-examen moet doen. Op 8 november 2018 heeft [getuige] bij de politie verklaard dat hij op 1 november 2018 zijn broer [medeverdachte 3] ( [medeverdachte 3] ) naar het theorie-examen in Enschede heeft gebracht. Uit bevraging bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen blijkt dat [medeverdachte 3] geen rijbewijs heeft.
Op 7 oktober 2018 heeft [verdachte] gechat met de gebruiker van het account [account] . [verdachte] heeft binnenkort een leuke klus voor [account] . [account] moet naar Spanje vliegen en dan met de auto van [verdachte] terugrijden naar Nederland. [account] wil dit wel doen. Hij neemt dan wel iemand mee, want hij wil niet alleen van Spanje naar Nederland terugrijden met [naam 3] rijbewijs. Een van de broers van [medeverdachte 3] heet [naam 3] .
De rechtbank komt op grond van deze feiten en omstandigheden tot de conclusie dat [medeverdachte 3] de gebruiker is geweest van de accounts [account] en [account] en dat alle berichten van deze accounts aan hem zijn toe te schrijven. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van [account] en [account] aanduiden als [medeverdachte 3] .
4.1.2.5 Het account [account]
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het ‘proces-verbaal identificatie gebruiker account [account] is [medeverdachte 2] ’ zijn opgenomen tot de conclusie dat [medeverdachte 2] de gebruiker is geweest van het account [account] , en dat hij [alias] , [alias] of [alias] wordt genoemd. Alle berichten van dit account zijn aan [medeverdachte 2] toe te schrijven. Het dossier bevat verder geen aanwijzingen dat [account] (ook) door een ander dan [medeverdachte 2] gebruikt werd. Weliswaar ontkent [medeverdachte 2] de gebruiker te zijn geweest van het [account] , maar hij heeft niet of nauwelijks antwoord willen geven op vragen. Zijn verklaringen bevatten niet meer dan een kale ontkenning van een identificatie die op vele bewijsmiddelen is gestoeld. Tegen de achtergrond van de onderzoeksbevindingen is de ontkenning van [medeverdachte 2] niet geloofwaardig. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van [account] aanduiden als [medeverdachte 2] .
4.1.2.6 De accounts [account] en [account]
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die door de politie in het ‘proces-verbaal identificatie gebruikersaccount [account] ’ en in het ‘proces-verbaal identificatie gebruiker account [account] is [medeverdachte 1] ’ zijn opgenomen tot de conclusie dat [medeverdachte 1] de gebruiker is geweest van de accounts [account] en [account] en dat hij [alias] wordt genoemd. Alle berichten van deze accounts zijn aan hem toe te schrijven. Hierna zal de rechtbank de gebruiker van [account] en [account] aanduiden als [medeverdachte 1] .
4.2
Feit 1 primair
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en heeft daartoe samengevat het volgende aangevoerd.
Uit de chats kan worden afgeleid dat [verdachte] vanaf 20 oktober 2018 de intentie heeft gehad en geuit om een aanslag te plegen op (mogelijk) aan [naam 1] gelieerde locaties en dat hij daartoe voorbereidingen heeft getroffen. Die voorbereidingen bestaan uit het benaderen van [medeverdachte 2] met de vraag of hij een actie wil uitvoeren, het benaderen van [naam 2] om wapens en/of explosieven te leveren en het benaderen van [medeverdachte 1] om adressen te verkrijgen van potentiële doelwitten. De officier van justitie stelt dat een telefoon, als informatiedrager, met daarop adressen van potentiële doelwitten als goed tot het begaan van het misdrijf bestemd in de zin van artikel 46 Wetboek van Strafrecht (Sr) kan worden aangemerkt. Daarbij is de al dan niet alledaagse aard van een telefoon op zich niet doorslaggevend, maar weegt de intentie van de dader/verdachte mee bij het bewijs van de kennelijke bestemming. Dit geldt ook voor de aantekeningen die zijn aangetroffen in de woning waar [medeverdachte 1] werd aangetroffen. Deze aantekeningen bevatten namen en (delen van) adressen van personen die (mogelijk) aan [naam 1] te linken zijn en op de aantekeningen wordt expliciet melding gemaakt van een link met [naam 1] .
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van feit 1 bepleit. De verdediging heeft aangevoerd dat uit de chats veeleer is af te leiden dat er uit boosheid impulsief iets wordt geroepen, maar dat dit allemaal snel verstomt en dat men tot niets meer komt. Tot slot kan uit het dossier onvoldoende worden afgeleid dat de handgeschreven brieven, die bij een medeverdachte zijn aangetroffen, in relatie stonden tot de vermeende aanslag.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
4.2.3.1 De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast. Voor zover de rechtbank zich daarbij baseert op de inhoud van chatgesprekken zijn die gesprekken letterlijk in de bewijsmiddelen opgenomen.
Achtergrond voorbereidingshandelingen
Nadat de politie op 20 oktober 2018 de woning aan de [adres 1] is binnengevallen, wordt daar in chatgesprekken over gesproken. [verdachte] is boos en verdenkt [naam 1] ervan de politie te hebben getipt. Op basis van de chatgesprekken die [verdachte] daarna voert, stelt de rechtbank vast dat [verdachte] voorbereidingen trof om twee aanslagen uit te voeren.
Ontploffing teweeg brengen
Op 21 oktober 2018 overlegt [verdachte] eerst met [medeverdachte 2] . Hij vraagt of [medeverdachte 2] geld wil verdienen. [medeverdachte 2] moet auto’s opblazen, door zaken heen schieten en handgranaten naar binnen gooien. [verdachte] zal daarvoor een gestolen auto (ganqkte waggie/ mwt genqkte wqggie), een AK47 (ak) en granaten (en granatwn) regelen. [medeverdachte 2] krijgt daarvoor een paar kop per klus (de rechtbank begrijpt: “een paar duizend euro per klus”). [verdachte] zegt nog dat het om [naam 1] ( [naam 1] ) gaat. Er moeten twee acties plaatsvinden op panden van [naam 1] : één op hun growshop en één op hun nieuwe café. [medeverdachte 2] stelt voor dat hij er in een auto met iemand anders naartoe rijdt, daar dan naartoe loopt, op de zaak schiet en een granaat gooit. Daarna moet de auto in brand worden gestoken, chat [verdachte] .
Terwijl [verdachte] hierover met [medeverdachte 2] overlegt, chat hij ook met [naam 2] over de wapens. Hij had de dag ervoor [naam 2] al meermalen om een wapen (pang pang) gevraagd en [naam 2] had beloofd hem foto’s daarvan te sturen. Op 21 oktober 2018 herinnert [verdachte] [naam 2] daaraan: “Nicht vergessem pang pang” en “Ixh muss pang pamg hqben”, “und granate”. [naam 2] stuurt hem eerst een foto van een Walther P22. Vervolgens wordt over diverse soorten (automatische) wapens al dan niet met “Schalldampfer” (geluidsdemper) gesproken, over kalibers en granaten en worden prijzen genoemd. Dan stuurt [naam 2] [verdachte] nog een foto van een Uzi die 2500 kost. [verdachte] is akkoord en bestelt er twee: “Oke 2 van diessie”. [verdachte] laat weten dat hij de wapens snel nodig heeft.
[verdachte] overlegt ook met [medeverdachte 3] en vraagt hem om adressen te regelen. Het plan van [verdachte] is om met een wapen met demper ’s nachts op de zaken van [naam 1] te laten schieten en dan zelf de politie te bellen, waarna de burgemeester de zaken drie maanden zal sluiten, of voorgoed. Hij noemt op een vraag van [medeverdachte 3] als hun (de rechtbank begrijpt: van [naam 1] ) zaken: [zaak 1] , [zaak 2] , [zaak 3] , [zaak 4] en [zaak 5] .
Informatiedragers
Op 22 oktober 2018 vraagt [verdachte] aan [medeverdachte 1] namen en adressen van zaken, woningen en personen van [naam 1] , want hij gaat een paar kogels afschieten door die zaken. Intussen chat hij ook met [naam 2] en vraagt om het wapen of de wapens: “Freund hast du das pang pang?”
Op 22 oktober 2018 stuurt [medeverdachte 1] twee screenshots naar [verdachte] . Op de ene foto zijn naam en adres van [zaak 3] te zien, op de andere naam en adres van [zaak 1] . Blijkens het proces-verbaal is ambtshalve bekend dat deze twee zaken gerelateerd zijn aan leden van [naam 1] . Dezelfde screenshots worden op de Wileyfox aangetroffen die op 6 november 2018 onder [medeverdachte 1] in beslag is genomen.
Op 6 november 2018 doorzoekt de politie de slaapkamer in de woning aan de [adres 3] waar [medeverdachte 1] diezelfde dag werd aangehouden. Daar wordt een verscheurde notitie gevonden die door de politie aan elkaar is gepuzzeld tot een handgeschreven overzicht. Bovenaan staat vermeld “ [persoonsnaam 1] ” en “1e man [naam 1] ”. Daarna worden andere personen, bezigheden en plaatsen genoemd, zoals “ [persoonsnaam 2] , 2e mannetje van [naam 1] ” en worden verbanden met “ [persoonsnaam 1] ” gelegd. Het is, zeker in Twente, een feit van algemene bekendheid dat [persoonsnaam 1] een van de oprichters is van [naam 1] en dat hij binnen die gelederen een belangrijke positie innam.
4.2.3.2 Het beoordelingskader
De tenlastelegging is toegesneden op artikel 46, eerste lid, Sr, strafbare voorbereiding. De voorbereiding zou gericht zijn geweest op het misdrijf moord of het misdrijf teweegbrengen van een ontploffing (de rechtbank begrijpt: als bedoeld in artikel 157 Sr). Impliciet subsidiair is een misdrijf waarop meer dan acht jaar gevangenisstraf is gesteld tenlastegelegd. Die laatste variant laat de rechtbank buiten beschouwing omdat niet nader is gespecificeerd op welk misdrijf de officier van justitie daarbij het oog heeft gehad.
De tenlastelegging vermeldt als (enig) voorbereidingsmiddel informatiedragers. Die informatiedragers worden feitelijk omschreven als:
- foto’s/gegevens (over adressen) van woningen/panden en/of
- een - handgeschreven - papieren aantekening waarop - onder meer -
[naam 1] , (een) adres(sen) en/of een aantal met name genoemde personen is vermeld.
De tenlastelegging heeft, zoals de rechtbank bij de bespreking van de geldigheid van de dagvaarding ook heeft overwogen, bij de informatiedrager die is omschreven als ‘foto’s/gegevens (over adressen) van woningen/panden’ betrekking op gegevens die in mobiele telefoons zijn aangetroffen.
4.2.3.3 Overwegingen en conclusie
Volgens vaste rechtspraak dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de in de tenlastelegging omschreven informatiedragers bestemd waren tot het begaan van de misdrijven zoals in de tenlastelegging nader omschreven. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen – afzonderlijk dan wel gezamenlijk – naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had.
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor vastgestelde feiten als volgt zijn te kwalificeren. [verdachte] had het plan om aanslagen op zaken van [naam 1] te plegen door daar granaten naar binnen te gooien en met automatische wapens (Scorpion, AK 47, Uzi) door de zaken te schieten. Daarbij betrok hij [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [naam 2] . De uiteindelijke voorbereidingshandelingen werden door [verdachte] en [medeverdachte 1] verricht. [medeverdachte 1] heeft op verzoek van [verdachte] screenshots van aan [naam 1] toegeschreven horecazaken naar [verdachte] gestuurd. [medeverdachte 1] had daarnaast aantekeningen met een overzicht van namen, adressen en verdere informatie van – volgens die notities – aan [naam 1] gelieerde personen voorhanden. [medeverdachte 1] heeft die gegevensdragers verworven, vervaardigd en voorhanden gehad. [verdachte] kreeg de foto’s toegestuurd, verwierf ze en had ze daarmee voorhanden.
Die foto’s en notities bevatten zodanige gegevens dat, beoordeeld naar hun uiterlijke verschijningsvorm, het gebruik ervan tot het doel: het beschieten en met handgranaten bestoken van die panden, kon leiden. Het beoogde misdrijf was het gooien van handgranaten en het beschieten van de panden. Dat kwalificeert de rechtbank als het in artikel 157, aanhef en sub 1º, Sr bedoelde misdrijf: het opzettelijk een ontploffing teweeg brengen. Op dit strafbare feit staat een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren. Hiermee is ten slotte ook voldaan aan het vereiste van voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld.
Het onder 1 primair ten laste gelegde feit zal de rechtbank daarom bewezen verklaren.
4.3
De feiten 2 en 3
4.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard en heeft daartoe samengevat het volgende aangevoerd.
Alle verdachten kunnen op basis van de daarover opgemaakte processen-verbaal worden geïdentificeerd als de gebruikers van de aan hen in die processen-verbaal toegeschreven accounts. [verdachte] maakte gebruik van het [account] en [account] . Uit de chats tussen [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] volgt de betrokkenheid van [verdachte] bij de partij drugs die op 20 oktober 2018 aan de [adres 1] in beslag is genomen, alsmede de betrokkenheid bij de drugshandel vanuit de [adres 1] in ieder geval vanaf juli 2018
4.3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft samengevat het volgende aangevoerd.
Voor een bewezenverklaring van het opzettelijk voorhanden hebben, zoals is ten laste gelegd onder feit 2, is vereist dat de middelen zich in de machtssfeer van verdachte of die van de mededader(s) bevonden. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank op dat punt.
Daarnaast heeft de verdediging bepleit dat het middel 3-MMC een middel is dat niet vermeld staat op de lijsten van de Opiumwet. In zoverre dient vrijspraak van dit onderdeel van de tenlastelegging te volgen.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van een substantieel deel van de ten laste gelegde periode van feit 3. Het dossier bevat bewijs voor de periode juli tot en met oktober 2018.
4.3.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.3.1 De vaststelling van de feiten en omstandigheden
De inhoud van de chatberichten
De rechtbank stelt vast dat de gang van zaken als volgt is geweest.
[verdachte] heeft samen met onbekend gebleven personen de leiding over een groep mensen. [verdachte] is degene die deze groep rechtstreeks aanstuurt. De groep houdt zich sinds geruime tijd bezig met de verkoop van drugs via sites, zoals Rolex, Flamingo, Snapdrugz, AliExpress en Vendor op het Darkweb. Via die sites worden drugsorders uit onder meer Polen, Zweden, Duitsland en Australië bij de groep geplaatst. De orders worden door onder andere [medeverdachte 1] en [verdachte] van de sites binnengehaald en op lijsten bijgehouden en verwerkt. Deze bestellijsten worden vervolgens aan [medeverdachte 4] verstrekt. Zijn woning aan de [adres 1] is het zogenoemde ‘werkhuis’. [medeverdachte 4] is daar niet alleen verantwoordelijk voor het in strijkzakken verpakken van de bestelde drugs en het verzendklaar maken van die bestellingen, maar ook voor het vermengen/aanmaken van de drugs volgens receptuur die hij van [verdachte] heeft gekregen. [verdachte] informeert met enige regelmaat bij [medeverdachte 4] naar de bedrijfsvoorraad. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zorgen er voor – na opdracht van [verdachte] – dat [medeverdachte 4] voldoende bedrijfsvoorraad heeft aan de [adres 1] om de bestellingen verzendklaar te kunnen maken. Daarbij gaat het dan onder meer om strijkzakken, postzegels, luchtkussenenveloppen, speed, methamfetamine (‘ice’), MDMA (‘snoepjes’, ‘pillen’, ‘molly’), cafeïne (‘caf’), olie, ketamine (‘keta’) en LSD. Verder wordt in de chats gesproken over heroïne (‘bruin’, ‘h’), mmc en cocaïne (‘sani’,‘c’). [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zorgen er ook voor dat de bestellingen bij [medeverdachte 4] opgehaald en ‘gedropt’ – de rechtbank begrijpt: afgeleverd, vervoerd – worden. Ook haalt [medeverdachte 3] geld op voor [verdachte] en hij betaalt daarvan zichzelf, [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en ‘ [alias] ’ uit voor [verdachte] .
Op 18 oktober 2018 bespreekt [verdachte] zijn plannen om het werkhuis aan de [adres 1] op pauze te zetten, omdat teveel bestellingen niet aankomen bij de afnemers. Volgens [verdachte] draaide het werkhuis al één jaar non-stop. 19 oktober 2018 is de laatste werkdag en daarna wordt het werkhuis leeggehaald. Binnen de groep mensen worden daarom wat taken verschoven. [medeverdachte 2] krijgt te horen dat voor hem even geen werk meer is, maar dat hij wel elke week betaald krijgt. Het werk van [medeverdachte 3] (materiaal kopen en opslaan) wordt door
[medeverdachte 4] overgenomen. [medeverdachte 3] gaat het bijhouden van de bestellingen op de laptop voor zijn rekening nemen, omdat [verdachte] niet tevreden is over het werk van [medeverdachte 1] . In de nacht van 19 op 20 oktober 2018 legt [verdachte] aan [medeverdachte 3] uit hoe dit precies in zijn werk gaat. Op datzelfde moment vindt een inval door de politie in het pand aan de [adres 1] plaats.
De inval aan de [adres 1] en het daaropvolgend forensisch onderzoek
Op 19 oktober 2018 is bij de politie via het Team Criminele Inlichtingen de volgende informatie binnen gekomen:
In de woning gelegen aan de [adres 1] ligt een flinke partij
harddrugs.
Hierop wordt door de politie onderzoek Oder gestart. In de vroege ochtend van 20 oktober 2018 wordt in de woning en schuur binnengetreden en vindt een doorzoeking plaats. Op dat moment is de bewoner, [medeverdachte 4] , in de woning aanwezig. Hij wordt aangehouden. Bij die doorzoeking wordt het volgende aangetroffen en in beslag genomen:
  • 2,758 kilogram vermoedelijk amfetamine
  • 1,530 kilogram MDMA brokken-gruis
  • 123,4 gram vermoedelijk heroïne
  • 5 gram vermoedelijk 3-MMC
  • 562 gram vermoedelijk cocaïne
  • 31.921 tabletten
  • 5.210 blotters/LSD.
Daarnaast worden in de woning en de schuur nog een revolver, munitie, enveloppen, adres-etiketten, DHL-verzendbewijzen, postzegels van de Duitse Post, adresstickers op een rol van Dymo, een Dymo Label Writer en een mobiele telefoon, Wileyfox Swift2, aangetroffen. Ook worden in de schuur amfetamine base, zwavelzuur, methanol, zakken met amfetamine pasta of restanten daarvan, lege bussen met het opschrift cafeïne en sealzakken, een spatel, bakken en een balans gevonden. Deze goederen en chemicaliën worden gebruikt voor de kristallisatie van amfetaminebase in amfetamine-sulfaat en het versnijden daarvan. Onder de overkapping bevinden zich nog een groot aantal lege verpakkingen, zoals flessen met het opschrift zwavelzuur, jerrycans met restanten amfetaminebase, lege bussen met het opschrift cafeïne, lege sealzakken met restanten amfetaminepasta en een aantal adresstickers met geprinte adressen.
De door de medewerkers van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (hierna: LFO) genomen monsters van de inbeslaggenomen drugs zijn voor nader onderzoek overgedragen aan het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Het NFI heeft gerapporteerd dat in het onderzoeksmateriaal MDMA, cocaïne, heroïne, amfetamine en LSD (lysergide) is aangetoond.
Ook heeft het NFI gerapporteerd dat in het onderzoeksmateriaal 3-MMC is aangetroffen. 3-MMC is een niet-gereguleerde psychoactieve stof. 3-MMC is niet vermeld op een van de lijsten van de Opiumwet of de Wet voorkoming misbruik chemicaliën.
4.3.3.2 De tussenconclusie van de rechtbank
Op basis van deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 4] op 20 oktober 2018 2,758 kilogram amfetamine, 1,530 kilogram MDMA brokken-gruis, 123,4 gram heroïne, 562 gram cocaïne, 31.921 xtc-tabletten en 5.210 blotters/LSD in het pand aan de [adres 1] aanwezig heeft gehad.
De conclusie van de rechtbank is verder dat, gelet op de grote hoeveelheid aangetroffen drugs, drugs(handel/bereiding)gerelateerde goederen en een Wileyfox telefoon voor versleutelde communicatie, bezien in samenhang met de inhoud van de chatgesprekken, wettig en overtuigend bewezen is dat in, naar of vanuit het pand aan de [adres 1] ook harddrugs werden bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd en vervoerd.
4.3.3.3 Medeplegen
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte zich als medepleger aan deze feiten heeft schuldig gemaakt.
Alleen al de omstandigheden waaronder [medeverdachte 4] op 20 oktober 2018 werd aangetroffen in het zogenoemde werkhuis aan de [adres 1] wijzen naar het oordeel van de rechtbank op het gezamenlijk uitoefenen van wat zonder meer als een bedrijf kan worden beschouwd. Zoals hiervoor is uiteengezet, werden in het pand een grote hoeveelheid drugs en drugs(handel/bereiding) gerelateerde goederen en een Wileyfoxtelefoon aangetroffen. De chatgesprekken tussen de verschillende verdachten in het onderzoek Oder/Liechtenstein waarin over drugs, de bestellingen daarvan, de inkomsten, de voorraad in het werkhuis, de taakverdeling en de winstgevendheid van de verschillende verkoopsites op het Darkweb werd gesproken, bevestigen de bedrijfsmatige samenwerking tussen de verschillende verdachten. [verdachte] stuurde de andere verdachten aan en haalde samen met [medeverdachte 1] de op het Darkweb geplaatste orders binnen, [medeverdachte 4] werd door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] voorzien van de bedrijfsvoorraad. Hij verpakte en bewerkte de drugs, die vervolgens weer door [medeverdachte 3] of [medeverdachte 2] bij hem werden opgehaald en verzonden.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] een materiële en intellectuele bijdrage van substantiële aard heeft geleverd in de gezamenlijke uitvoering en dat hij daartoe bewust en nauw heeft samengewerkt met de medeverdachten, zodat sprake is van medeplegen van zowel het onder 2 als het onder 3 ten laste gelegde.
4.3.3.4 De ten laste gelegde periode van feit 3
De rechtbank gaat bij het vaststellen van de pleegperiode uit van de berichten die [verdachte] , leidinggevende binnen de groep, daarover op 20 oktober 2018 heeft gestuurd, namelijk dat het werkhuis aan de [adres 1] op dat moment al een jaar non-stop draait. De rechtbank concludeert daaruit dat het werkhuis aan de [adres 1] in ieder geval vanaf 20 oktober 2017 in bedrijf was. De ten laste gelegde periode van 1 januari 2018 tot 19 oktober 2018 valt ruim binnen het jaar waarover [verdachte] met [medeverdachte 3] gechat heeft. De rechtbank zal de pleegperiode dan ook vaststellen van 1 januari 2018 tot en met 19 oktober 2018.
4.3.3.5 De conclusie van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de ten laste gelegde feiten 2 en 3 heeft begaan, maar spreekt verdachte vrij, zowel onder feit 2 als onder feit 3, van het ten laste gelegde middel 4-MMC, nu dit middel niet aan de [adres 1] is aangetroffen.
4.4
Feit 4
4.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het feit. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat uit de chatgesprekken kan worden afgeleid dat aan de Duitser [naam 2] een partij drugs is afgeleverd, die door [medeverdachte 4] is ingepakt met de wetenschap dat deze partij de dag erna door [medeverdachte 2] zou worden opgehaald. [medeverdachte 2] heeft deze partij drugs vervolgens in Duitsland afgegeven. [verdachte] stuurt dit aan zodat zowel hij als [medeverdachte 4] als [medeverdachte 2] als medeplegers van uitvoer hebben te gelden. Dat de drugs in kwestie niet zijn aangetroffen, hoeft aan een bewezenverklaring niet in de weg te staan, nu [medeverdachte 4] inpakt aan de [adres 1] , op 20 oktober 2018 die soorten drugs aan de [adres 1] zijn aangetroffen en in de chatgesprekken voldoende concreet de soorten drugs genoemd worden.
4.4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het feit bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat er daadwerkelijk zeventien kilo’s verdovende middelen als genoemd in artikel 2 van de Opiumwet zijn afgeleverd.
4.4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.4.3.1 De vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 3 en 4 oktober 2018 regelt [verdachte] de levering van harddrugs aan [naam 2] in Duitsland.
Op woensdag 3 oktober 2018 is [verdachte] druk met de voorbereidingen. Hij spreekt met [naam 2] af dat de dag erop, om 13:00 uur, op het adres “ [adres 4] ” vijftien tot zestien kilo speed (de rechtbank begrijpt: amfetamine), en een kilo ice (de rechtbank begrijpt: methamfetamine) worden geleverd. Er wordt ook gesproken over MDMA maar daarvan wordt afgezien. Uiteindelijk luidt de bestelling: vier kilo hasj, een kilo ketamine, een kilo ice en vijftien à zestien kilo speed.
Intussen regelt [verdachte] dat [medeverdachte 2] deze drugs naar [medeverdachte 4] brengt, draagt hij [medeverdachte 4] op de bestelde hoeveelheden te verpakken en daarna alles weer aan [medeverdachte 2] te geven die de dag erna naar Duitsland zal gaan.
Ook [medeverdachte 2] wordt geïnstrueerd: hij moet de handel aan [medeverdachte 4] geven, hem zeggen dat hij het later weer ophaalt en hij moet het de dag erna om 13:00 uur in [plaats 2] afleveren. Later die dag controleert [verdachte] of [medeverdachte 4] de handel heeft ontvangen van [medeverdachte 2] en bespreken ze de hoeveelheden: veertien zakken speed van een kilo en dertig gram per zak extra en een kilo crystal meth (methamfetamine). [medeverdachte 4] vraagt nog ‘die m dan wat moet daar mee’ waarop [verdachte] antwoordt: gewoon bij jou laten. Dit duidt er op dat er geen MDMA is uitgevoerd.
’s Avonds geeft [verdachte] de laatste instructies aan [medeverdachte 2] die inhouden dat hij de dag erna om 13:00 aan de [adres 4] (de rechtbank begrijpt: regio [plaats 2] ) in Duitsland moet afleveren en drukt hij [medeverdachte 2] op het hart er op tijd te zijn.
Op donderdag 4 oktober 2018 verloopt niet alles vlekkeloos. [medeverdachte 2] is niet op tijd vertrokken.
[naam 2] wordt daarvan door [verdachte] op de hoogte gebracht. Daarna heeft het nog wat voeten in aarde voor beiden elkaar gevonden hebben. Maar met instructies van [verdachte] komt het dan toch tot een overdracht van de drugs. [naam 2] laat [verdachte] nog wel weten dat hij geen geld bij zich heeft en schrijft: dinsdag, [adres 1] , waarop [verdachte] antwoordt: kein probleem.
Dat het op die vierde oktober daadwerkelijk om de export van de tenlastegelegde drugs ging vindt bevestiging in de financiële afwikkeling, een paar dagen later.
4.4.3.2 De conclusie van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit 4 heeft begaan, met uitzondering van de export van een kilo MDMA.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij in
of omstreeksde periode van 20 oktober 2018 tot en met 6 november 2018
te Enschede
,'s-Gravenhage, Almeloen/of (elders) in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, ter voorbereiding
van het
/dete plegen misdrijf
/misdrijvenvan
moord en/ofhet teweegbrengen van
een ontploffing,
in ieder geval van een misdrijf waarop naar de
wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 8 jaren of meer is gesteld,
opzettelijk
(onder meer)informatiedragers waarop foto's/gegevens (over
adressen) van woningen/panden zijn opgeslagen, en
/ofeen -handgeschreven-
papieren aantekening waarop -onder meer- [naam 1] ,
(een)adres
(sen
)en
/of
een aantal met naam genoemde personen zijn vermeld, bestemd tot het in
vereniging begaan van dat misdrijf
/die misdrijven,
heeft verworven en/of
vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op
of omstreeks20 oktober 2018 te Enschede,
in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk
aanwezig heeft gehad
(in een pand aan de [adres 1]
):
-ongeveer 2758 gram amfetamine
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine,en
/of
-ongeveer 1530 gram MDMA brokken-gruis en
/ofongeveer 31.921
xtc-tabletten
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
MDMA,en
/of
-ongeveer 123,4 gram heroïne
, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende heroïne,en
/of
-ongeveer 5 gram 4-MMC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende 4-methylmethcathinon, en/of
-ongeveer 562 gram cocaïne
, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne,en
/of
-ongeveer 5210 blotters/paperstrips LSD
, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende d-lysergzuurdiethylamide (lysergide/LSD),
zijnde amfetamine en
/ofMDMA en
/ofheroïne
en/of 4-methylmethcathinonen
/of
cocaïne en
/ofd-lysergzuurdiethylamide (lysergide/LSD),
(telkens
) (een
)
middel
(en)als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij
, op een of meerdere tijdstippen,in
of omstreeksde periode van 1 januari
2018 tot en met 19 oktober 2018 te Enschede en
/of (elders
)in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,
(telkens
)
opzettelijk heeft bereid en
/ofbewerkt en
/ofverwerkt en
/ofverkocht en
/of
afgeleverd
en/of verstrekten
/ofvervoerd (in/naar/vanuit een pand aan de
[adres 1] )
, in elk geval (telkens) opzettelijk (in een pand
aan de [adres 1] te Enschede) aanwezig heeft gehad,een hoeveelheid van
een materiaal bevattende
(onder meer)amfetamine en
/ofMDMA en
/ofheroïne
en/of 4-methylmethcathinon,en
/ofcocaïne en
/ofd-lysergzuurdiethylamide
(lysergide/LSD),
althans (telkens
)enig middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
4.
hij in
of omstreeksde maand oktober 2018
te Enschede en/of (elders)in
Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (te weten: naar Duitsland)
heeft gebracht,
althans opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (te
weten: naar Duitsland) heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de
Opiumwet,
- ongeveer 15 kilogram
, althans een (grote) hoeveelheid, van een materiaal
bevattendeamfetamine en
/of
- ongeveer 1 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid, van een materiaal
bevattende MDMA en/of
-
ongeveer1 kilogram
, althans een (grote) hoeveelheid, van een materiaal
bevattendemethamfetamine,
zijnde amfetamine
, MDMAen/
ofmethamfetamine,
althansenig middel, als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 46 en 47 Sr en in artikel 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
medeplegen van voorbereiding van een ontploffing teweeg brengen;
feit 2 en feit 3
de eendaadse samenloop van
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat bij de feiten 2 en 3 sprake is van eendaadse samenloop. De bewezenverklaarde gedragingen kunnen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend, feitencomplex opleveren dat verdachte daarvan één verwijt kan worden gemaakt. Daarnaast heeft verdachte geen relevante documentatie van de afgelopen vijf jaren. De Opiumwet-feiten beslaan daarnaast een korte periode. Nergens blijkt uit dat verdachte een significant grotere rol had dan iemand anders in dit dossier. Er kan niet worden gesteld dat verdachte de grote leider was. Ieder leek zijn eigen rol te vervullen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan grootschalige wereldwijde handel in verdovende middelen in een periode van bijna een jaar. Verdachte en zijn mededaders verkochten anoniem en op professionele wijze drugs op het Darkweb. Bij het internetbedrijf met meerdere ‘medewerkers’, die ieder hun eigen taak hadden, kwamen online bestellingen binnen, werden de bestellijsten gemaakt, werden drugs bereid, de bestellingen ingepakt, verzonden en geleverd, en werd de voorraad beheerd. Het assortiment bestond onder andere uit verschillende soorten XTC-pillen, methamfetamine, cocaïne, heroïne en LSD. Deze drugs waren snel te bestellen en te leveren, o.a. via DHL. Ongewild werd DHL zo een internationale distributeur van drugs. De verdachten schrokken er ook niet voor terug om vele kilo’s harddrugs zelf naar Duitsland te exporteren.
Verdachte en zijn mededaders trachtten op een geraffineerde manier buiten beeld van justitie te blijven door gebruik te maken van de anonieme vrijplaats Darkweb, de betaling in bitcoins te laten plaatsvinden, de postpakketten/enveloppen te voorzien van valse retourgegevens en door te communiceren via de versleutelde chatapplicatie Ironchat op zogenoemde crypto(tele)foons of PGP-telefoons. Om in de vraag van de afnemers te kunnen voorzien had verdachte samen met zijn mededaders een handelsvoorraad aan verdovende middelen aanwezig in een ‘werkhuis’: een woning waarvan de schuur hiervoor speciaal was ingericht.
De verdachten bekommerden zich bij hun handel niet om de gezondheidsrisico’s voor anderen en de schadelijke gevolgen voor de maatschappij en hebben kennelijk enkel uit winstbejag gehandeld. De verdachten hebben bijgedragen aan het in stand houden van de ondermijnende criminaliteit die rondom de handel en de productie van drugs de laatste jaren grote vormen aanneemt. Daaronder valt ook het witwassen van de inkomsten uit de drugshandel, waardoor de integriteit van het economisch handelsverkeer wordt aangetast. Weliswaar wordt verdachte niet voor witwasfeiten veroordeeld, maar dit aspect van drugshandel kleeft wel aan het verdienmodel van de organisatie waarvan hij deel uitmaakte en dat rekent de rechtbank ook hem aan. De verdachten vormden een schakel in de drugsketen die veel rand- en gevolgcriminaliteit veroorzaakt. De internationale, bijna mondiale component en het betrekken van nietsvermoedende postbedrijven bij de handel, wegen in negatieve zin mee bij het bepalen van de hoogte van de straf.
Verdachte heeft zich daarnaast samen met een mededader schuldig gemaakt aan het voorbereiden van (een) aanslag(en) op leden en/of panden die mogelijk gelieerd zijn aan de voormalig motorclub [naam 1] . Verdachte verkeerde in de veronderstelling dat zij de politie getipt hadden over zijn ‘werkhuis’ aan de [adres 1] . Verdachte heeft anderen gevraagd om hem adressen en namen aan te leveren. Adressen van panden heeft hij ook ontvangen en een mededader was in het bezit van een relatieschema van mensen die mogelijk aan de voormalig motorclub [naam 1] gelieerd waren. Daarnaast heeft verdachte naar wapens en granaten en de prijzen daarvan geïnformeerd en had hij zelfs al iemand bereid gevonden die de aanslag(en) daadwerkelijk wilde plegen. Het veroorzaken van een ontploffing behoort tot een categorie ernstige strafbare feiten. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij kennelijk slechts een zeer lage drempel heeft hoeven te nemen voordat hij het pad in sloeg dat tot dit feit heeft geleid en dat hij anderen bij zijn misdadige plannen betrok. Wraakacties in het criminele milieu leiden vanwege het gevaarzettend karakter ervan bovendien tot hernieuwde gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op zijn uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 december 2019, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank heeft verder, op de voet van het bepaalde in artikel 63 Sr, rekening gehouden met een veroordeling van verdachte bij vonnis van de politierechter van 1 februari 2019, tot een geldboete van € 300,--.
Voor de hoogte van de straf is aansluiting gezocht bij het oriëntatiepunt voor grootschalige uitvoer van drugs en bij uitspraken in soortgelijke zaken. Strafverzwarend daarbij zijn de export en het gebruik van het Darkweb als internationale logistieke route voor deze illegale handel. De rechtbank houdt ook rekening met de verhoudingen tussen de verschillende verdachten. Aan verdachte, de organisator en leidinggevende van het bedrijf, wordt alles afwegende een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren opgelegd met aftrek van de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 55 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
het misdrijf:
medeplegen van voorbereiding van een ontploffing teweeg brengen;
feit 2 en feit 3
de eendaadse samenloop van
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 april 2020.