ECLI:NL:RBOVE:2020:1504

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 april 2020
Publicatiedatum
15 april 2020
Zaaknummer
8204290 \ CV EXPL 19-6923
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van huurovereenkomst en ontruimingsbevel tijdens de Corona-crisis met uitzondering op landelijke richtlijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 7 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagden c.s.] over de ontbinding van een huurovereenkomst en een ontruimingsbevel. [eiseres] vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van € 5.599,93, die was opgebouwd over de maanden juli 2019 en oktober 2019 tot en met maart 2020. De gedaagden erkenden de huurachterstand, maar verzetten zich tegen de ontbinding en ontruiming, onder andere vanwege financiële problemen en een beslag op hun loon door de belastingdienst. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand van zodanige omvang was dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde, ondanks de Corona-crisis en de richtlijnen van de overheid om ontruimingen te vermijden. De rechter stelde een termijn van 14 dagen voor ontruiming vast, maar met de voorwaarde dat de tenuitvoerlegging pas kan plaatsvinden wanneer dit weer verantwoord is volgens de Koninklijke Beroepsgroep van Gerechtsdeurwaarders. De rechter wees ook de vordering tot betaling van de huurachterstand en bijkomende kosten toe, en veroordeelde de gedaagden in de proceskosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A.M. Koene.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8204290 \ CV EXPL 19-6923
Vonnis van 7 april 2020
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats 1] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
gemachtigde: mr. G.E. Hamer,
tegen

1.[gedaagde 1] ,wonende te [plaats 2] ,

2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats 2] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [plaats 2] ,
4.
[gedaagde 4],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagden c.s.] ,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 februari 2020
- de fax van [eiseres] van 6 maart 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 24 maart 2020 en partijen zijn vanwege de Corona-gezondheidsmaatregelen telefonisch gehoord. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagden c.s.] huren van [eiseres] de woning gelegen aan de [adres] te [plaats 2] tegen een huurprijs van op dit moment € 799,99 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2.
Vast staat dat er een achterstand bestaat in de huurbetalingen die ten tijde van de zitting € 5.599,93 bedroeg. Deze huurachterstand heeft betrekking op de maanden juli 2019 en oktober 2019 tot en met maart 2020.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – kort gezegd – ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en ontruiming van het gehuurde, alsmede betaling van de huurachterstand met nevenvorderingen.
3.2.
Aan deze vordering legt [eiseres] ten grondslag dat [gedaagden c.s.] hun betalingsverplichting voortvloeiend uit de tussen partijen bestaande huurovereenkomst niet zijn nagekomen.
3.3.
[gedaagden c.s.] erkennen de betalingsachterstand, maar zij verzetten zich tegen de ontbinding en ontruiming. [gedaagden c.s.] voeren aan dat zij wegens financiële omstandigheden de achterstallige huurpenningen niet hebben voldaan. De belastingdienst heeft namelijk beslag gelegd op hun loon in verband met een belastingschuld. [gedaagden c.s.] voeren verder aan dat het beslag sinds afgelopen maand is opgeheven en dat zij tot een moratorium willen komen. Dan kunnen zij de huurachterstand voldoen en eventueel een andere woning zoeken, aldus [gedaagden c.s.] De huurachterstand is zo groot dat [eiseres] geen mogelijkheden meer ziet om tot een gezamenlijke oplossing te komen. [eiseres] persisteert daarom bij haar vordering.

4.De beoordeling

4.1.
Omdat [gedaagden c.s.] erkennen dat zij de huurachterstand van € 5.599,93 moeten betalen, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
De ontbinding en ontruiming.
4.2.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (HR ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van deze huurovereenkomst gerechtvaardigd is kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de betalingsachterstand, waarvan in deze zaak sprake is, van zodanige omvang is, dat deze de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De termijn voor ontruiming zal op 14 dagen worden gesteld.
Corona-crisis
4.4.
De kantonrechter overweegt verder nog het volgende, in verband met de maatregelen die door overheid zijn uitgevaardigd in verband met de Corona-crisis, waarin Nederland momenteel verkeert. Weliswaar is er tijdens mondelinge (telefonische) behandeling niet gesproken over de vraag wat de Corona-crisis in deze situatie voor hen betekent, maar de kantonrechter ziet in de verstrekkende Corono-maatregelen, aanleiding om daarover wel iets te overwegen.
4.5.
De Rijksoverheid heeft bekend gemaakt dat zij met de verhuurdersorganisaties en brancheverenigingen (waaronder Aedes, Vastgoed Belang, Kences en IVBN) heeft afgesproken om op dit moment geen huurders uit hun woningen te zetten, tenzij er evidente redenen zijn.
Ook de Koninklijke Beroepsgroep van Gerechtsdeurwaarders adviseert haar leden om ontruimingen op te schorten waar mogelijk.
Dat hoeft op zich geen gevolgen te hebben voor de in deze zaak te nemen beslissingen, maar kan wel tot gevolg hebben dat het een (on)zekere tijd kan duren, voordat het bevel tot ontruiming met tussenkomst van een deurwaarder tenuitvoergelegd kan gaan worden. De kantonrechter zal in de beslissing een clausule van die strekking opnemen.
4.6.
En in verband met de Corona-crisis hebben de kantonrechters in Nederland inmiddels als richtlijn afgesproken om vanaf 6 april tot (in ieder geval)1 juni 2020 in woonruimtezaken geen ontruimingen te bevelen. Ook niet in verstek- en uitgeprocedeerde zaken. Maar de kantonrechter ziet reden om daarop in deze zaak een uitzondering te maken. Die reden is gelegen in het feit dat de huurachterstand na het uitbrengen van de dagvaarding is opgelopen van 3 tot maar liefst 7 maanden. Dat dit is veroorzaakt door loonbeslag vindt de kantonrechter geen plausibele reden. In de eerste plaats zijn er 4 personen die aansprakelijk zijn voor betaling van de huurprijs en niet aannemelijk is dat die alle 4 door hetzelfde loonbeslag zijn getroffen. In de tweede plaats acht de kantonrechter het niet aannemelijk dat [gedaagden c.s.] door het loonbeslag geen enkele rooie eurocent aan huur heeft kunnen betalen.
De kantonrechter zal daarom ook de gevorderde ontbinding en ontruiming toewijzen, met dien verstande dat de tenuitvoerlegging hiervan, op grond van artikel 555 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, niet eerder zal plaatsvinden dan wanneer dat volgens de Koninklijke Beroepsgroep van Gerechtsdeurwaarders in verband met de door de overheid uitgevaardigde Corona-maatregelen weer mogelijk en verantwoord is.
4.7.
Dat geeft [gedaagden c.s.] intussen gelegenheid om andere woonruimte te zoeken, achterstanden alsnog in te lopen, of een moratorium aan te vragen, zoals zij hebben aangekondigd.
Betalingen
4.8.
[eiseres] vordert betaling van de achterstallige huurpenningen tot de datum van de ontbinding en daarnaast betaling van een vergoeding gelijk aan de huurprijs over de periode gelegen tussen de datum van de ontbinding en de ontruiming. Nu op dit punt geen verweer is gevoerd, zal de vordering als zodanig worden toegewezen.
De bijkomende kosten.
4.9.
De gevorderde wettelijke rente van € 8,37 zal als onweersproken, worden toegewezen.
4.10.
[eiseres] heeft een bedrag van € 145,20 inclusief BTW aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [eiseres] heeft aan [gedaagden c.s.] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
De proceskosten.
4.11.
[gedaagden c.s.] zullen als de verliezende partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 412,28
- griffierecht € 231,00
- salaris gemachtigde €
420,00(2 punten x tarief € 210,00)
Totaal € 1.063,28.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de tussen [eiseres] en gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2 bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan de [adres] in [plaats 2] ;
5.2.
veroordeelt gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2 om deze onroerende zaak met alle personen en goederen binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van [eiseres] te stellen, met dien verstande dat de tenuitvoerlegging hiervan op grond van artikel 555 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet eerder zal plaatsvinden dan wanneer dat volgens de Koninklijke Beroepsgroep van Gerechtsdeurwaarders in verband met de door de overheid uitgevaardigde Corona-maatregelen weer mogelijk en verantwoord is;
5.3.
veroordeelt [gedaagden c.s.] hoofdelijk, in die zin dat indien de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, om tegen bewijs van kwijting te betalen aan [eiseres] :
€ 5.599,93 aan opeisbaar geworden en onbetaald gelaten huurtermijnen die betrekking hebben op de maanden juli 2019, oktober 2019 tot en met maart 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.399,97 vanaf 25 november 2019 tot de dag van betaling;
€ 8,37 aan wettelijke rente, berekend tot en met 25 november 2019;
€ 145,20 aan buitengerechtelijke incassokosten;
lopende huurtermijnen vanaf april 2020 tot aan de dag der ontbinding van de overeenkomst, zomede tot betaling van een schadevergoeding gelijk aan de huurtermijnen over de periode vanaf de datum van ontbinding tot aan de dag van ontruiming, waarbij iedere ingetreden maand als een volle maand geldt;
5.4.
veroordeelt [gedaagden c.s.] hoofdelijk, in die zin dat indien één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, tot betaling in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 1.063,28 aan kosten dagvaarding, griffierecht en salaris gemachtigde.
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. A.M. Koene op 7 april 2020. (ST)