In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 3 april 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2004. De kinderrechter heeft eerder op 26 maart 2020 een spoedmachtiging verleend voor de duur van twee weken, onder aanhouding van verdere beslissingen. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om de minderjarige voor zes maanden te plaatsen in een voorziening voor gesloten jeugdhulp, om observatie en diagnostiek mogelijk te maken. De minderjarige, bijgestaan door zijn advocaat mr. B.A.M. Oude Breuil, heeft ingestemd met het verzoek, hoewel hij de duur van zes maanden als lang ervaart.
De ouders van de minderjarige, vertegenwoordigd door mr. K. ter Mors, hebben ook ingestemd met de gesloten machtiging. De kinderrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de noodzaak van de gesloten jeugdhulp, waarbij hij zich baseerde op de Jeugdwet. De kinderrechter concludeert dat de gesloten plaatsing noodzakelijk is vanwege ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de minderjarige ernstig belemmeren. Er zijn zorgen over het gedrag van de minderjarige, waaronder drugsgebruik en betrokkenheid bij strafbare feiten.
De kinderrechter heeft de machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van drie maanden, tot 9 juli 2020, en houdt verdere beslissingen aan tot een zitting op 22 juni 2020. De kinderrechter heeft ook aandacht gevraagd voor de mogelijkheid van contact tussen de minderjarige en zijn ouders, in het licht van de coronamaatregelen. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking heeft plaatsgevonden op 8 april 2020.