Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats] ,
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
1.De procedure
- de mondelinge behandeling op 31 maart 2020.
2.De feiten
3.Het geschil
A. om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de zelfstandige woonruimte met berging aan [adres] te [plaats] met al de zijnen/haren en het zijne/hare te ontruimen en te verlaten en door overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiser] te stellen,
B. tot betaling van een bedrag van € 3.548,18, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 3.125,00 vanaf 9 maart 2020 tot aan de dag der voldoening,
C. tot betaling van een bedrag van € 850,00 per maand wegens verschuldigde huurpenningen vanaf 1 april 2020 tot aan de dag van ontruiming,
D. in de kosten van de procedure.
4.De beoordeling
5.De beslissing
€ 3.125,00 zijnde de achterstallige huur tot en met maart 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2020 tot aan de dag der voldoening,