ECLI:NL:RBOVE:2020:1445

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 april 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
08/730218-18
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf wegens niet nakomen bijzondere voorwaarden

Op 1 april 2020 heeft de politierechter van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die onderworpen was aan bijzondere voorwaarden na een voorwaardelijke gevangenisstraf. De veroordeelde, geboren in 1980 en thans gedetineerd in de P.I. Zwolle, had op 10 maart 2020 een vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf ontvangen. De vordering was ingediend door de officier van justitie en was gebaseerd op het niet naleven van de bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke straf waren verbonden. De veroordeelde had afstand gedaan van haar recht om per videoconferentie ter terechtzitting te verschijnen, en de raadsman had aangegeven niet gehoord te willen worden.

De politierechter heeft kennisgenomen van het rapport van de reclassering van 19 februari 2020, waarin werd geadviseerd om over te gaan tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf. De veroordeelde had zich onvoldoende gehouden aan de afspraken die waren gemaakt in het kader van het reclasseringstoezicht. Ondanks eerdere plaatsingen bij zorginstellingen, was er geen adequate zorg geboden en had de veroordeelde zich niet aan de afspraken gehouden, wat leidde tot het advies van de reclassering om de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen.

De politierechter oordeelde dat de vordering tot tenuitvoerlegging ontvankelijk was en dat de veroordeelde niet had meegewerkt aan het toezicht. Gelet op de omstandigheden en het gedrag van de veroordeelde, werd besloten om de niet ten uitvoer gelegde straf van 3 maanden en 17 dagen alsnog ten uitvoer te leggen, met inachtneming van de tijd die de veroordeelde al in detentie had doorgebracht. De beslissing werd genomen door mr. A.M. Rikken, in aanwezigheid van griffier S.R. Kuiper, en werd openbaar uitgesproken op 1 april 2020.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730218-18
Uitspraak van de politierechter op de vordering van de officier van justitie op grond van artikel 6:6:21 Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van
[veroordeelde] ,
geboren [1980] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de P.I. Zwolle uit hoofde van de door de rechter-commissaris bevolen voorlopige tenuitvoerlegging ingevolge het voornoemde parketnummer,
verder te noemen de veroordeelde, bijgestaan door mr. T. Seker, advocaat te Enschede.

1.Het verloop van de procedure

Op 10 maart 2020 heeft de officier van justitie op de griffie een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van een aan de veroordeelde voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. De vordering is gedateerd 27 februari 2020.
De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 1 april 2020. De officier van justitie en de raadsman van veroordeelde waren bij de behandeling niet op de terechtzitting aanwezig in verband met de wegens corona genomen maatregelen. De veroordeelde is behoorlijk opgeroepen. Per brief van 20 maart 2020 heeft veroordeelde afstand gedaan van haar recht om per videoconferentie ter terechtzitting te verschijnen. De raadsman heeft op voorhand laten weten het niet nodig te vinden om telefonisch te worden gehoord op de terechtzitting van heden.
De politierechter heeft kennisgenomen van het rapport van reclassering Nederland van
19 februari 2020 inhoudende het advies aan opdrachtgever toezicht inzake vordering tul voorwaardelijke straf. De politierechter heeft ook kennisgenomen van het op 27 maart 2020 op schrift gestelde standpunt van de raadsman alsook de op 1 april 2020 opgemaakte schriftelijke reactie van de officier van justitie.

2.De standpunt van de officier van justitie en de raadsman

De raadsman heeft laten weten dat hij zich in overleg met veroordeelde op het standpunt stelt dat de vordering tot tenuitvoerlegging kan worden toegewezen, met aftrek van de tijd die veroordeelde uit hoofde van de door de rechter-commissaris bevolen voorlopige tenuitvoerlegging reeds in detentie heeft doorgebracht.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de gehele voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer dient te worden gelegd. De officier van justitie overweegt daartoe dat veroordeelde er bewust voor heeft gekozen om niet mee te werken aan de gestelde voorwaarden. Bovendien zet de reclassering zich in het kader van een ander lopend toezicht nog altijd in om een passende plek voor veroordeelde te zoeken.

3.De ontvankelijkheid

De vordering is tijdig ingediend. De politierechter stelt vast dat deze ook overigens ontvankelijk is.

4.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de politierechter het volgende vast.
De veroordeelde is bij onherroepelijk geworden vonnis van 10 oktober 2018 in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht (Sr), waarvan 3 maanden en 17 dagen voorwaardelijk. De proeftijd is gesteld op 3 jaren en is ingegaan op 25 oktober 2018.
Als bijzondere voorwaarden gelden dat de veroordeelde:
  • zich na vrijlating uit detentie meldt bij Tactus reclassering Enschede. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te kunnen voeren;
  • zich, indien dit op enig moment door de reclassering wenselijk wordt geacht, te laten behandelen binnen een instelling voor ambulante forensische (verslavings)zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, daarbij een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek kan plaatsvinden, voor de duur van maximaal zeven weken;
  • zich laat opnemen in een nader te bepalen zorginstelling voor 24-uurs zorg, te bepalen door de reclassering en de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De plaatsing duurt zolang als de reclassering in overleg met die justitiële instantie nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Zij dient zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
De politierechter is van oordeel dat veroordeelde de gestelde bijzondere voorwaarden onvoldoende heeft nageleefd en overweegt daarover het volgende.
Uit het rapport van de reclassering van 19 februari 2020 blijkt dat sprake is van behoorlijke problematiek (cognitieve beperking, agressie en psychotisch gedrag). Veroordeelde werd bij Stichting Keroazie geplaatst. Dit verliep niet zoals gewenst, omdat geen passende zorg geboden kon worden. Er vond een positief intakegesprek bij een andere woonplek plaats en met veroordeelde werd afgesproken dat zij in afwachting van een plek zolang bij Keroazie zou verblijven. Gedurende dit (tijdelijke) verblijf hield veroordeelde zich echter niet aan de afspraken. Zo deed veroordeelde niet mee aan groepsactiviteiten en is zij uiteindelijk weggelopen waardoor er geen contact meer met veroordeelde mogelijk is. Het toezicht kan op deze manier niet worden voortgezet en derhalve adviseert de reclassering om over te gaan tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel. De reclassering is in het kader van een ander lopend toezicht nog altijd bezig met het vinden van een passende plek voor veroordeelde.
Gelet op het vorenstaande en het gegeven dat veroordeelde kennelijk niet (alsnog) wenst mee te werken aan het reclasseringstoezicht, is naar het oordeel van de politierechter tenuitvoerlegging van (het resterende gedeelte van) de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf thans aangewezen.

5.De beslissing

De politierechter gelast dat de niet ten uitvoer gelegde straf, te weten:
- een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en 17 dagen met aftrek ex artikel 27 Sr, zoals opgelegd bij vonnis van 10 oktober 2018, alsnog ten uitvoer zal worden gelegd, waarbij de vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van artikel 6:6:20 Sv hierop geheel in mindering wordt gebracht.
Deze beslissing is genomen door mr. A.M. Rikken, politierechter, in tegenwoordigheid van
S.R. Kuiper, griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2020.