Op 1 april 2020 heeft de politierechter van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die onderworpen was aan bijzondere voorwaarden na een voorwaardelijke gevangenisstraf. De veroordeelde, geboren in 1980 en thans gedetineerd in de P.I. Zwolle, had op 10 maart 2020 een vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf ontvangen. De vordering was ingediend door de officier van justitie en was gebaseerd op het niet naleven van de bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke straf waren verbonden. De veroordeelde had afstand gedaan van haar recht om per videoconferentie ter terechtzitting te verschijnen, en de raadsman had aangegeven niet gehoord te willen worden.
De politierechter heeft kennisgenomen van het rapport van de reclassering van 19 februari 2020, waarin werd geadviseerd om over te gaan tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf. De veroordeelde had zich onvoldoende gehouden aan de afspraken die waren gemaakt in het kader van het reclasseringstoezicht. Ondanks eerdere plaatsingen bij zorginstellingen, was er geen adequate zorg geboden en had de veroordeelde zich niet aan de afspraken gehouden, wat leidde tot het advies van de reclassering om de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen.
De politierechter oordeelde dat de vordering tot tenuitvoerlegging ontvankelijk was en dat de veroordeelde niet had meegewerkt aan het toezicht. Gelet op de omstandigheden en het gedrag van de veroordeelde, werd besloten om de niet ten uitvoer gelegde straf van 3 maanden en 17 dagen alsnog ten uitvoer te leggen, met inachtneming van de tijd die de veroordeelde al in detentie had doorgebracht. De beslissing werd genomen door mr. A.M. Rikken, in aanwezigheid van griffier S.R. Kuiper, en werd openbaar uitgesproken op 1 april 2020.