ECLI:NL:RBOVE:2020:1431

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 april 2020
Publicatiedatum
6 april 2020
Zaaknummer
8340994 \ EJ VERZ 20-66
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopig getuigenverhoor in arbeidsconflict met werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 7 april 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [eiseres] om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. [Eiseres] had dit verzoek ingediend naar aanleiding van een schriftelijke waarschuwing die zij van haar werkgever, Ophtec B.V., had ontvangen. De kantonrechter oordeelde dat [eiseres] geen belang had bij het verzoek, omdat de werkgever bereid was om in een gesprek de gewenste duidelijkheid te geven. De procedure begon met een verwijzing van de rechtbank Noord-Nederland naar de rechtbank Overijssel, vanwege een mogelijke betrokkenheid van een medewerker van de eerste rechtbank. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 maart 2020 heeft [eiseres] haar verzoek verder toegelicht, maar de kantonrechter concludeerde dat het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor niet toewijsbaar was. De kantonrechter benadrukte dat een dergelijk verzoek alleen kan worden toegewezen als er een duidelijk belang is en als de feiten die bewezen moeten worden, betwist zijn. In dit geval was er onvoldoende duidelijkheid over de feiten die [eiseres] wilde bewijzen en werd het verzoek afgewezen. De kantonrechter stelde voor dat partijen in plaats daarvan een constructief gesprek zouden aangaan om de situatie te verhelderen. De beslissing werd genomen met inachtneming van de belangen van beide partijen en de wens om tot een oplossing te komen zonder verdere escalatie van het conflict.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8340994 \ EJ VERZ 20-66
Beschikking van 7 april 2020
in de zaak van
[eiseres],
wonende in [plaats 1] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
gemachtigde: mr. P.H. Redeker,
tegen

1.de besloten vennootschap OPHTEC B.V.,

gevestigd te Groningen,
2.
[gedaagde 2],
wonende in [plaats 2] ,
gedaagde partij, hierna te noemen Ophtec,
gemachtigde: mr. E.A.C. van de Wiel.

1.De procedure

1.1.
[eiseres] heeft een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland. Die kantonrechter heeft de zaak verwezen naar de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, omdat de partner van een medewerker van de rechtbank Noord-Nederland bij deze zaak betrokken is. Doorgaans betekent dergelijke ‘betrokkenheid’ niet meer dan dat een rechtbank-medewerker [eiseres] of iemand bij Ophtec in privé kent.
1.2.
De kantonrechter heeft een verweerschrift van Ophtec ontvangen. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft [eiseres] nog bijlagen 60 en 61 opgestuurd en haar verzoek aangevuld (vermeerderd). Met een afzonderlijke brief van 6 maart 2020 heeft [eiseres] gereageerd op het verweerschrift.
1.3.
Het verzoek en het verweer daartegen zijn op 10 maart 2020 behandeld tijdens een mondelinge behandeling. Partijen zijn voor die zitting verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. De griffier heeft van wat is besproken aantekeningen gemaakt.
1.4.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter besloten dat hij voldoende is geïnformeerd en dat vandaag een uitspraak in deze zaak wordt gedaan.

2.De beoordeling

2.1.
[eiseres] vraagt de kantonrechter om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen.
Aanvankelijk wilde [eiseres] ook dat de kantonrechter Ophtec zou bevelen om stukken over te leggen. [eiseres] wilde aantekeningen van [B] ontvangen en documenten die betrekking hebben op bevindingen van de Inspectie SZW naar aanleiding van een bezoek aan Ophtec in 2018. Maar [eiseres] heeft tijdens de zitting op 10 maart 2020 dat verzoek om documenten ingetrokken, nadat Ophtec had toegezegd het desbetreffende rapport aan [eiseres] te zullen toesturen. Die toezegging dient zij uiteraard na te komen.
Het gaat dus alleen nog om het voorlopig getuigenverhoor.
Wat [eiseres] wil.
2.2.
Het verzoekschrift van [eiseres] , dat bestaat uit 35 pagina’s, is in grote lijnen terug te brengen tot de volgende twee onderwerpen.
2.2.1.
Op 27 november 2019 heeft [eiseres] een e-mail gestuurd naar [gedaagde 2] . Dat bericht is bij de werkgever in het verkeerde keelgat geschoten. Daarom hebben [gedaagde 2] , [A] (manager) en [B] (HR-advisor) een gesprek gevoerd met [eiseres] en heeft Ophtec [eiseres] op 29 november 2019 een officiële waarschuwing gegeven. Op 31 december 2019 heeft [eiseres] aangegeven dat zij de waarschuwing niet kan plaatsen, omdat deze onvoldoende helder maakt welke feiten aan de waarschuwing ten grondslag liggen. Dat wil zij opgehelderd zien middels een voorlopig getuigenverhoor.
2.2.2.
Op 9 januari 2020 heeft Ophtec [eiseres] gevraagd haar werkzaamheden in het kader van het SG Ringject-project per direct neer te leggen. [eiseres] meent dat Ophtec die beslissing heeft genomen zonder een deugdelijke grond en op een onacceptabele manier. Zij wil daarom een aantal getuigen horen die meer over deze feiten zouden kunnen verklaren, zodat ze kan onderzoeken of zij de werkgever aansprakelijk kan stellen. Ook wenst zij zich eventueel te kunnen verweren tegen een door de werkgever in te dienen ontbindingsverzoek. Zij wil dus helderheid die alleen de werkgever kan geven.
2.2.3.
[eiseres] wil negen getuigen, waaronder verzoekster zelf, oproepen. Ook wil zij dat Ophtec de proceskosten aan haar vergoedt.
Het verweer van Ophtec.
2.3.
Ophtec verzet zich tegen inwilliging van het verzoek. Het is haar niet duidelijk wat [eiseres] wil bewijzen met het voorlopig getuigenverhoor. Ook maakt [eiseres] volgens Ophtec onvoldoende duidelijk welk belang zij heeft bij haar verzoek. Volgens Ophtec is sprake van een
fishing expeditionen gebruikt [eiseres] deze procedure vooral om haar ongenoegen te uiten. Dat blijkt wel uit het feit dat zij [gedaagde 2] , medewerker van Ophtec, mede betrekt in deze procedure. [gedaagde 2] is niet anders bij [eiseres] betrokken dan in zijn hoedanigheid van leidinggevende.
Het oordeel van de kantonrechter.
2.4.
De kantonrechter wijst het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen af.
2.5.
Een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor is toewijsbaar in de gevallen waarin bij de wet het bewijs door getuigen is toegelaten. Uitgangspunt daarbij is dat de feiten die verzoeker wil bewijzen betwist moeten zijn en tot een beslissing van de zaak kunnen leiden. Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad zal een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor door de rechter moeten worden afgewezen, als de rechter van oordeel is dat van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt, dat het verzoek in strijd is met een goede procesorde of dat het moet afstuiten op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld, bezwaar. Voorts geldt ook bij de beoordeling van een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor de algemene regel dat zonder belang niemand een rechtsvordering toekomt. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Hoge Raad van 22 december 2017, te vinden op www.rechtspraak.nl met kenmerk ECLI:NL:HR:2017: 3250.
2.5.1.
Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat [eiseres] inhoudelijk erg goed werk levert. Zij produceert veel en het is altijd van kwalitatief goed niveau. [eiseres] wil voor Ophtec blijven werken en ook haar werkgever wil dat zij bij haar in dienst blijft. Het is goed dat partijen dat als doel voor ogen houden.
2.5.2.
Het is [eiseres] niet duidelijk op welke feiten de waarschuwing van 29 november 2019 is gebaseerd. Dat kan de kantonrechter begrijpen, afgaande op de e-mail van 27 november 2019 en de – voor een buitenstaander althans – enigszins overtrokken reactie van de werkgever daarop met de schriftelijke waarschuwing. Het is wel duidelijk dat er voor Ophtec meer speelt. De reactie van [eiseres] op de waarschuwing van 31 december 2019 is daarnaast overigens ook onvriendelijk van toon.
2.5.3.
Het komt de kantonrechter voor dat partijen er verstandig aan doen dat zij met open vizier een gesprek aangaan onder leiding van een derde persoon. Dat zou een coach moeten zijn of een mediator, maar in ieder geval iemand die bekwaam is in het ontrafelen van het probleem dat partijen op dit moment tot een weinig constructieve houding tot elkaar houdt. Daarbij kan het dienstig zijn dat Ophtec tijdens dat gesprek niet blijft hangen in oordelen (‘vilein’) maar concreet maakt welke communicatiestijlen zij niet passend oordeelt en waar dat uit blijkt. [eiseres] heeft immers duidelijk gemaakt dat zij behoefte heeft aan veel meer feitelijkheden. Een en ander sluit niet uit dat de uitkomst van dit gesprek of deze gesprekken kan zijn dat er een kern van waarheid in de waarschuwing zit. En dat Ophtec misschien een vorm van coaching verplicht zal willen (en wellicht ook: moeten) stellen.
2.5.4.
Tijdens de zitting heeft Ophtec aangegeven bereid te zijn om zo’n gesprek te voeren. Ook is zij bereid dat gesprek te laten plaatsvinden onder leiding van een onafhankelijke derde en om in dat gesprek zoveel mogelijk de duidelijkheid te geven die [eiseres] wenst over de verwijten die haar in de waarschuwing zijn gemaakt. [eiseres] wilde daarop, ook tijdens de zitting, niet ingaan. Daarbij tekent de kantonrechter nog wel aan, dat de kritiek van Ophtec de zogeheten ‘soft skills’ van [eiseres] betreft en kritiek daarop is niet steeds goed in heldere en duidelijke woorden te vangen, al mag van Ophtec wel een grote inspanning op dit punt worden verlangd.
2.5.5.
Een voorlopig getuigenverhoor drukt zwaar op betrokkenen. Het draagt niet bij aan de constructieve houding die voor beide partijen nodig is om vruchtbaar met elkaar samen te werken. Toch is dát het doel dat [eiseres] , en ook Ophtec, nog altijd nastreven. Het toewijzen van een voorlopig getuigenverhoor drijft partijen af van dat doel. Daar komt bij dat het hier gaat om een beginnend arbeidsconflict. Als een van partijen de ontbinding van de arbeids-overeenkomst zou verzoeken aan de kantonrechter, dan zal onderbouwd moeten worden welk verbetertraject is gevolgd – als het gaat om ontbinding wegens disfunctioneren – of welke pogingen partijen hebben ondernomen om de arbeidsverhouding te normaliseren – als het gaat om ontbinding wegens een verstoorde arbeidsverhouding of verwijtbaar handelen. In beide gevallen mag worden verwacht dat Ophtec een nadere toelichting geeft op de waarschuwing en welk gedrag c.q. welke communicatiestijl zij in het vervolg van [eiseres] verwacht. De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de door Ophtec uitdrukkelijk aangeboden mogelijkheid van een gesprek waarin zij de opheldering geeft die [eiseres] van Ophtec verlangt over de schriftelijke waarschuwing en over het afhalen van [eiseres] van het SG Ringject-project. De door haar gewenste informatie en duidelijkheid kan zij buiten een getuigenverhoor om verkrijgen. Dat maakt dat [eiseres] in dit stadium onvoldoende een in rechte te respecteren belang heeft bij de toewijzing van het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor.
2.6.
Overigens geeft de kantonrechter Ophtec gelijk waar zij aangeeft moeite te hebben om vast te stellen welke feiten [eiseres] precies wil bewijzen met het oog op welke vorderingen. Haar vorderingen:
- verklaring voor recht dat Ophtec de normen van goed werkgeverschap en de verplichting een veilige werkplek te garanderen heeft geschonden;
- aansprakelijkheid voor schade als gevolg van genoemde normschendingen, maar ook wegens reputatieschade, frustreren van carrièreperspectief, kosten rechtsbijstand;
- vorderingen ter zake van het non-concurrentiebeding;
- toelating tot de ontnomen werkzaamheden (SG Ringject-project) en rectificatie;
- intrekking van de waarschuwing;
bieden wat dat betreft onvoldoende houvast.
2.7.
De kantonrechter wijst het verzoek af. De kantonrechter ziet geen aanleiding om [eiseres] in de kosten van deze procedure te veroordelen en zal daarom bepalen dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst het verzoek af;
3.2.
compenseert de proceskosten, op die manier dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2020. (CT)