ECLI:NL:RBOVE:2020:1298

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 februari 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
C/08/244016 / FA RK 20-347
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 20 februari 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een beschikking gegeven inzake de machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1983, die verblijft bij Dimence. De officier van justitie had op 17 februari 2020 een verzoek ingediend tot verlenging van de crisismaatregel die op 14 februari 2020 was opgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 februari 2020 werd vastgesteld dat de betrokkene in een ernstige crisissituatie verkeerde, met risico op maatschappelijke teloorgang en ernstige psychische schade. De rechtbank oordeelde dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk was om het dreigende nadeel af te wenden. Er werd vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan verschillende psychische stoornissen, waaronder PTSS en een borderline persoonlijkheidsstoornis, en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren. De rechtbank concludeerde dat er een lacune in de wet was met betrekking tot de mogelijkheid van ambtshalve uitbreiding van de verplichte zorg bij voortzetting van een crisismaatregel. De rechtbank verleende de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die geldig was tot en met 12 maart 2020. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter A.L. Smit en schriftelijk uitgewerkt op 25 februari 2020.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Locatie: Zwolle
Zaak-/rekestnr.: C/08/244016 / FA RK 20-347
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 20 februari 2020van de rechtbank Overijssel naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren [1983] ,
hierna te noemen: betrokkene,
wonende [adres] , [woonplaats] ,
verblijvende bij Dimence, locatie [X] ,
advocaat: mr. D. Warnink te Kampen.

1.Procesverloop

Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 17 februari 2020, heeft de officier van justitie verzocht om verlenging van de op 14 februari 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel d.d. 14 februari 2020;
  • de medische verklaring d.d. 14 februari 2020;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvggz;
  • de relevante politiegegevens;
  • het bericht dat er geen relevante strafvorderlijke en justitiële gegevens voor betrokkene zijn.
1.1
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden bij Dimence, locatie [X] op 20 februari 2020.
1.2
Ter zitting waren aanwezig en zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat,
  • [A] , psychiater.

2.Beoordeling

2.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in maatschappelijke teloorgang, ernstige psychische schade en ernstige verwaarlozing. Betrokkene heeft een woning in [plaats 1] , maar is zwervend en verwaarloosd in [plaats 2] aangetroffen. Volgens haar familie is zij om onduidelijke redenen gevlucht uit haar huis. Zij dreigt nu haar woning kwijt te raken. Daarnaast heeft betrokkene geprobeerd zichzelf in brand te steken. Dit is voorkomen door de politie, waarna ze is opgenomen met een crisismaatregel.
2.2
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, te weten PTSS, een borderline persoonlijkheidsstoornis, depressie en chronisch middelengebruik. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.3
De rechtbank is van oordeel dat de in de crisismaatregel genoemde zorg, te weten:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- opnemen in een accommodatie;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen,
noodzakelijk is om het nadeel af te wenden.
2.4
Ter zitting heeft de behandelend psychiater verklaard dat ook onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedragbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen noodzakelijk is om het nadeel af te wenden. Betrokkene heeft geprobeerd zichzelf in brand te steken met een aansteker. De behandelaars willen voorkomen dat betrokkene zich door het toe-eigen van voorwerpen in brand kan steken of anderszins kan beschadigen. De raadsman van betrokkene heeft te kennen gegeven dat betrokkene in haar eigen belang akkoord gaat met alle vormen van verplichte zorg, inclusief de zojuist genoemde.
2.5
De vraag dient te worden beantwoord of het strookt met het recht als in de onderhavige procedure, een voortzetting van een crisismaatregel, een vorm van verplichte vorm in de machtiging wordt opgenomen die niet aan de orde is geweest in de medische verklaring, de crisismaatregel en het verzoek. Een dergelijk ‘ambtshalve uitbreiden’ van de machtiging met een vorm van verplichte zorg komt bij voorbeeld in botsing met de rechtsregel dat het verzoek van de officier van justitie (in beginsel) de omvang van het geschil bepaalt.
2.6
De rechtbank constateert dat er bij een voortzetting crisismaatregel ten tijde van de zitting van de rechtbank vaak sprake is van een gewijzigde situatie ten opzichte van de situatie waarvan bij de medische verklaring, de beslissing van de burgemeester en het verzoek is uitgegaan. Er is derhalve evident, vaker zelfs dan bij een zorgmachtiging, behoefte aan een mogelijkheid van ambtshalve uitbreiding van de zorg. Voorts is er, omdat veelal eerst bij de behandeling ter zitting uit de informatie van de aanwezige behandelaar de behoefte aan uitbreiding van de verplichte zorg ten opzichte van de crisismaatregel zal blijken, vanwege de korte beslistermijn van drie dagen in de praktijk niet of nauwelijks de mogelijkheid de opvatting van de onafhankelijk psychiater en/of de officier van justitie daarover te vragen (en ook nog eens de betrokkene en zijn advocaat daarop te laten reageren).
In geval van een verzoek
zorgmachtigingbiedt artikel 6:4, tweede lid van de Wvggz de rechter de mogelijkheid om ambtshalve een vorm van verplichte zorg toe te voegen. Wat de
crisismaatregelbetreft zijn in artikel 7:8, tweede lid van deze wet onder andere de artikelen 6:4, eerste en derde lid van toepassing verklaard, maar niet het zojuist genoemde tweede lid. Dit zegt echter niet alles. De bepaling met betrekking tot de zorgmachtiging die hierboven is genoemd heeft specifiek betrekking op het zorgplan en dit verklaart waarom deze niet van toepassing is verklaard bij een procedure tot voortzetting van een crisismaatregel. Uit het niet van toepassing verklaren van genoemde bepaling kan daarom niet zonder meer worden afgeleid dat de wetgever in geval van een voortzetting van een crisismaatregel de ambtshalve toevoeging van een vorm van verplichte zorg niet heeft willen toestaan. Uit de memorie van toelichting valt ook niet af te leiden dat de wetgever weloverwogen geen ambtshalve uitbreiding van de zorg bij een voortzetting crisismaatregel heeft gewild.
2.7
Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat er sprake is van een lacune in de wet. Een lacune die eenvoudig is op te vullen omdat kan worden aangesloten bij artikel 6:4, tweede lid, dat voor het vergelijkbare geval van de verlening van een zorgmachtiging de mogelijkheid biedt de verplichte zorg ambtshalve uit te breiden. De rechtbank houdt het er derhalve voor dat een dergelijke uitbreiding van de verplichte zorg ook bij een voortzetting van een crisismaatregel rechtens mogelijk is.
2.8
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Betrokkene was onder ambulante behandeling bij FACT Lentis, maar is daar uit zorg gegaan.
2.9
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Gelet op de acute situatie valt nog niet concreet rekening te houden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen. Verder is rekening gehouden met de veiligheid van betrokkene en anderen.
2.1
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [betrokkene] , geboren [1983] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- opnemen in een accommodatie;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 12 maart 2020.
Deze beschikking is op 20 februari 2020 mondeling gegeven door mr. A.L. Smit, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door mr. A.M. Albers als griffier, en op 25 februari 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.