Uitspraak
Vonnis van 24 maart 2020
[eiser] ,
de besloten vennootschap TRIVIUM PACKAGING B.V.,
Verloop van de procedure
Beoordeling
ex art 7:669 lid 1 en lid 3, aanhef en onder b BW’. Het verzoek luidt Trivium te verplichten om door middel van een vaststellingsovereenkomst de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per nader te bepalen datum te beëindigen onder toekenning van een transitievergoeding van € 75.000.
Werkgevers kunnen vanaf 1 april 2020 bij het UWV een aanvraag indienen voor de compensatie bij ontslag wegens langdurige ziekte. De compensatieregeling geldt voor transitievergoedingen die op of na 1 juli 2015 zijn betaald. Lag het einde van de periode van twee jaar ziekte al vóór 1 juli 2015? Dan is geen compensatie mogelijk.’
een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst’, bijvoorbeeld ‘
reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer’.
een dienstverband dat een werkgever na twee jaar arbeidsongeschiktheid van een werknemer niet heeft opgezegd,hoewel hij daartoe wel bevoegd is, en waarbij hij de werknemer geen loon meer betaalt.’
Als is voldaan aan de vereistenvan art. 7:669 lid 1 en lid 3, aanhef en onder b, BW voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid, geldt als uitgangspunt dat een werkgever op grond van goed werkgeverschap in de zin van art. 7:611 BW, gehouden is in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding’.
na twee jaar arbeidsongeschiktheid van een werknemer’ niet heeft opgezegd, maar in sommige gevallen kán een opzegging na twee jaar arbeidsongeschiktheid niet plaatsvinden vanwege de loonsanctie van lid 11 van artikel 7:629 BW en/of de 26-wekenperiode van artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder b. BW. De vraag is of de Hoge Raad wel bedoeld heeft een allesomvattende definitie van een slapend dienstverband te geven. Die vraag hoeft geen verdere bespreking vanwege wat hierna komt.
De vergoeding, bedoeld in lid 1, is gelijk aan de vergoeding die de werkgever in verband met het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst aan de werknemer heeft verstrekt, verhoogd met de kosten die op grond van artikel 673, lid 6, op de transitievergoeding in mindering mogen worden gebracht, met dien verstande dat de vergoeding, bedoeld in lid 1, onderdeel a, niet meer bedraagt dan het bedrag aan transitievergoeding dat, voor aftrek van de kosten, bedoeld in artikel 673, lid 6,verschuldigd zou zijn bij het beëindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst op de dag na het verstrijken van de termijn van twee jaar, bedoeld in artikel 670, lid 1, onderdeel a, of, indien dat bedrag lager is, het bedrag aan loon als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964, dat de werkgever gedurende dat tijdvak op grond van de arbeidsovereenkomst met de werknemer heeft betaald. Artikel 670, eerste lid, laatste zin, is van overeenkomstige toepassing op de termijn, bedoeld in de vorige zin.’
zou zijn’ verschuldigd en niet die was verschuldigd.
Er wordt een aantal beperkingen aangebracht in de hoogte van de compensatie die aan een werkgever wordt verleend. Om misbruik te voorkomen (het voortzetten van een arbeidsovereenkomst uitsluitend met het oog op het verkrijgen van een hogere compensatie) zal in de eerste plaats niet meer aan compensatie worden betaald dan de transitievergoeding waar een werknemer recht op zou hebben op het moment dat de loondoorbetalingsplicht eindigt.’
Als de enige reden voor het onbetaald in dienst houden van een werknemer is het niet willen betalen van een transitievergoeding dan getuigt dat in mijn ogen niet van fatsoenlijk werkgeverschap.’ (Kamerstukken II, 2014-2015, 3304).
Compensatie transitievergoeding bij ontslag na langdurige arbeidsongeschiktheid
De regering meent dat het aangewezen is de maatregel ook van toepassing te laten zijn in situaties waarin de arbeidsovereenkomst op of na 1 juli 2015 (datum van inwerkingtreding van de wijziging van het ontslagrecht) is geëindigd of niet is voortgezet, om verschillen tussen werkgevers die voor en na inwerkintreding van de maatregel tot ontslag overgaan, te voorkomen.’
De eerste vraag is of de vergoeding die door de werkgever betaald wordt op grond van deze door de Hoge Raad vastgestelde verplichting(bedoeld is in het Xella-arrest, kantonrechter)
gecompenseerd zal worden door het UWV. Ik ga ervan uit dat de wet redelijkerwijs de ruimte biedt om ook in deze gevallen van beëindiging met wederzijds goedvinden compensatie te verstrekken. Dit mede gelet op het feit dat de Hoge Raad ervan uitgaat dat ook in dergelijke gevallen compensatie zal worden verstrekt, en dat dit in lijn is met de bedoeling van de wetgever bij de compensatieregeling. Ik heb met UWV afgesproken dienovereenkomstig te handelen en dus ook in deze situaties tot compensatie over te gaan.’
In het voorgestelde artikel 7:673e BW wordt de vergoeding ter compensatie van de betaalde transitievergoeding bij beëindiging of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst (bij) na (langdurige) arbeidsongeschiktheid (hierna: compensatie) geregeld. Deze compensatie wordt door het UWV verstrekt op verzoek aan de werkgever.De belangrijkste voorwaarde om aanspraak te maken op deze compensatie is dat er in verband met het beëindigen of niet voorzetten van de arbeidsovereenkomst een transitievergoeding verschuldigd was.De werkgever komt in aanmerking voor de compensatie als aan alle voorwaarden voor het verschuldigd zijn van de transitievergoeding is voldaan. Het gaat daarbij om de voorwaarden, bedoeld in artikel 7:673 BW, maar ook om de nadere voorwaarden, bedoeld in de artikelen 7:673a, 7:673c en 7:673d BW. Het kan zijn dat geen transitievergoeding verschuldigd was op grond van het overgangsrecht in artikel XXII, eerste of zevende lid, van de Wet werk en zekerheid. Dat is bijvoorbeeld het geval als de opzegging was gedaan voor 1 juli 2015 (waarbij de arbeidsovereenkomst pas na die datum eindigde), of als er nog een cao gold op basis waarvan de werknemer recht had op een andere vergoeding. Is er in dat geval toch een vergoeding overeengekomen dan vloeit de verplichting tot het betalen daarvan niet voort uit de wet en is er ook geen reden voor compensatie.’
In het tweede lid wordt geregeld dat de compensatieregeling ook geldt,als het een beëindiging van de arbeidsovereenkomst op of na 1 juli 2015 bij langdurige arbeidsongeschiktheid betreft, uit hoofde waarvan een transitievergoeding verschuldigd was(en betaald is), of zou zijn geweest indien de arbeidsovereenkomst in plaats van met wederzijds goedvinden, door opzegging of ontbinding zou zijn beëindigd. Op grond van het overgangsrecht bij de Wet werk en zekerheid was in bepaalde gevallen geen transitievergoeding verschuldigd, terwijl de arbeidsovereenkomst op of na 1 juli 2015 is geëindigd. Omdat het verschuldigd zijn van de transitievergoeding een voorwaarde is voor de compensatie, zal in deze gevallen dus geen compensatie verstrekt worden.’
belangrijkste voorwaarde’ voor het verkrijgen van compensatie is dus de verschuldigdheid van de transitievergoeding. Bij de opzegging van een arbeidsovereenkomst voor 1 juli 2015 was geen transitievergoeding verschuldigd. Daarom wordt geen compensatie verstrekt. Deze opvatting wordt gemotiveerd met een verwijzing naar artikel XXII, het overgangsrecht. De motivering luidt niet dat geen compensatie wordt toegekend indien vóór 1 juli 2015 slapende dienstverbanden ná deze datum worden beëindigd. Integendeel, uit de memorie van toelichting volgt, dat de compensatieregeling geldt bij een beëindiging van een arbeidsovereenkomst op of na 1 juli 2015 bij langdurige arbeidsongeschiktheid uit hoofde waarvan een transitievergoeding is verschuldigd. Bepalend is dus het moment van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst bij langdurige arbeidsongeschiktheid en het daarom verschuldigd zijn van de transitievergoeding. Niet of het moment voor of na 1 juli 2015 ligt waarop de 104-wekenperiode, al dan niet verlengd met een loonsanctieperiode en/of een 26-wekenperiode, voorbij is.
Factsheet Compensatie transitievergoeding langdurige arbeidsongeschiktheid’ van 20 december 2019, te downloaden via www.rijksoverheid.nl, waarin zeven vragen over de compensatieregeling worden beantwoord, wordt niet gesteld dat in de gevallen waarin de 104-wekenperiode voor 1 juli 2015 is verstreken, geen compensatie kan plaatsvinden.
Hierbij herhaal ik mijn oproep aan werkgevers om slapende dienstverbanden te beëindigen.’
Lag het einde van de periode van twee jaar ziekte al vóór 1 juli 2015? Dan is geen compensatie mogelijk.’
De aanvraag wordt afgewezen, indien deze wordt ingediend:
De wetgever beoogt met de Wet compensatieregeling transitievergoeding een einde te maken aan het verschijnsel ‘slapende dienstverbanden’. Decompensatieregeling en de voor invoering daarvan in de wetsgeschiedenis gegeven redenenbrengen mee dat als norm van goed werkgeverschap in de zin van art. 7:611 BW geldt dat een ‘slapend dienstverband’ in beginsel behoort te worden beëindigd als de werknemer dat wenst en de werkgever geen redelijk belang heeft bij voortduring daarvan. Die norm brengt tevens mee dat in dat geval in beginsel door de werkgever aan de werknemer een vergoeding behoort te worden toegekend.’
niet meer behoeft te bedragen dan hetgeen aan transitievergoeding verschuldigd zou zijn bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de dag na die waarop de werkgever wegens arbeidsongeschiktheid van de werknemer de arbeidsovereenkomst zou kunnen (doen) beëindigen.Dus niet, zo stelt de kantonrechter vast, de transitievergoeding berekend volgens artikel 7:673 lid 2 BW. Uit dit artikellid volgt dat de vergoeding wordt berekend over de gehele periode van het dienstverband. In het onderhavige geval moet de transitievergoeding dus worden berekend over de periode 2 september 1974 tot en met 27 november 2015.
De beslissing
dinsdag 21 april 2020voor uitlating door beide partijen naar aanleiding van de vraagstelling (rov. 10.9);