ECLI:NL:RBOVE:2020:1280

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 maart 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
08-952832-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van huurster door haar verhuurder met geweld en dwang

Op 27 maart 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 49-jarige man, die werd beschuldigd van verkrachting van zijn huurster. De feiten vonden plaats op 8 mei 2018, toen de vrouw, herstellende van een baarmoederoperatie, in haar tuin lag. De verdachte vroeg haar om mee naar binnen te gaan, onder het voorwendsel iets te willen bekijken. Eenmaal binnen in de keuken duwde hij haar tegen de muur en pleegde hij seksuele handelingen tegen haar wil. De vrouw heeft verklaard dat zij zich niet kon verzetten door haar fysieke toestand. De rechtbank heeft de verklaringen van de vrouw en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door DNA-bewijs dat de aanwezigheid van het sperma van de verdachte bevestigde. De verdachte ontkende aanvankelijk de beschuldigingen, maar zijn verklaringen waren inconsistent. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verkrachting, en legde een gevangenisstraf van 18 maanden op. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die schade had geleden door het bewezenverklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-952832-18 (P)
Datum vonnis: 27 maart 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 maart 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.J. Leunk en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. G.A. Hendriks, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: [slachtoffer] heeft verkracht;
subsidiair: ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Primair
hij op of omstreeks 8 mei 2018 te Tubbergen door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door:
tezamen met nader te noemen [slachtoffer] diens woning te betreden en/of (daarbij) gekomen in de keuken die [slachtoffer] krachtig vast te pakken om/bij diens lichaam en/of (vervolgens) tegen een muur te drukken en/of gedrukt te houden en/of (daarbij) zijn, verdachtes, hand onder en/of in de kleding van die [slachtoffer] te duwen/drukken,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten: het betasten van de vagina en/of de schaamstreek en/of (vervolgens) het duwen/drukken van zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] ;
Subsidiair
hij op of omstreeks 08 mei 2018 te Tubbergen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
tezamen met nader te noemen [slachtoffer] diens woning te betreden en/of (daarbij) gekomen in de keuken die [slachtoffer] onverhoeds krachtig vast te pakken om/bij diens lichaam en/of (vervolgens) tegen een muur te drukken en/of gedrukt te houden en/of (daarbij) zijn, verdachtes, hand onverhoeds onder en/of in de kleding van die [slachtoffer] te duwen/drukken, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
het onverhoeds betasten van de vagina en/of de schaamstreek en/of (vervolgens) het onverhoeds duwen/drukken van zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) het ontbloten van zijn, verdachtes, geslachtsdeel en/of (daarbij) zichzelf af te trekken en/of (daarbij) klaar te komen op en/of over de kleding en/of het been van die [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verklaring van aangeefster is betrouwbaar en consistent, en wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] . Daarnaast vindt de verklaring van aangeefster steun in het DNA-onderzoek, waaruit blijkt dat sperma van verdachte is aangetroffen. Daar tegenover staat het inconsistente verhaal van verdachte. Verdachte beroept zich aanvankelijk op een vals alibi en ontkent dat hij seksueel contact met aangeefster heeft gehad. Pas na het klappen van zijn alibi en na confrontatie met het bewijsmateriaal verklaart verdachte dat er wel seksueel contact met aangeefster heeft plaatsgevonden, doch dat dit met wederzijdse instemming plaatsvond. Een contra-indicatie voor vrijwilligheid is het feit dat aangeefster vier dagen voor het incident een ingrijpende baarmoederoperatie heeft ondergaan, die een ruime periode van fysiek herstel behoeft. Het is onvoorstelbaar dat een vrouw na een dergelijke ingrijpende operatie uit is op seksuele handelingen, zoals verdachte ter zitting heeft verklaard. De verklaring van verdachte is derhalve volstrekt ongeloofwaardig en leugenachtig, en het is stuitend en zorgelijk te noemen dat verdachte zichzelf een (vals) alibi trachtte te verschaffen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnota aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor een bewezenverklaring van het primair en het subsidiair ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft daartoe – samengevat – aangevoerd dat de verklaring van aangeefster ongeloofwaardig is. Het dossier bevat geen wettig bewijs voor de ten laste gelegde en door aangeefster gestelde dwang. Mocht de rechtbank menen dat wel sprake is van wettig bewijs, dan ontbreekt de overtuiging. Het verhaal van verdachte staat immers lijnrecht tegenover het verhaal van aangeefster, en enkel op basis daarvan kan niet tot de conclusie worden gekomen dat sprake is geweest van dwang. De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het
primairten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Aangeefster huurde een gedeelte van een woonboerderij van verdachte. Aangeefster heeft verklaard dat zij op 8 mei 2018 in haar tuin lag op een stretcher. Op een gegeven moment zag zij verdachte in de tuin staan. Hij stond aan het voeteneind van de stretcher. Aangeefster kon niet goed overeind komen, omdat zij pijn had van een baarmoederoperatie die zij een paar dagen daarvoor, op 4 mei 2018, had ondergaan. Verdachte wilde kijken naar de afzuiginstallatie in de woning en vroeg aangeefster daarom mee naar binnen te gaan. In de keuken duwde verdachte zich tegen haar rug aan. Hij ging daarbij met zijn hand aan de achterzijde onder haar jurk. Aangeefster draaide zich om en kwam met haar rug tegen de muur te staan, in de hoek van de keuken. Verdachte probeerde aangeefster te kussen, waarop aangeefster te kennen gaf dat hij moest ophouden.
Verdachte hield aangeefster met één hand tegen de muur gedrukt, pakte haar hand vast en bracht deze meerdere keren in de richting van zijn penis. Aangeefster trok daarop haar hand terug. Verdachte haalde vervolgens zelf zijn penis uit zijn broek en trok zichzelf af, waarbij hij klaarkwam over de jurk van aangeefster. Verdachte pakte vervolgens een stuk keukenrol van het aanrecht en veegde daarmee zijn penis af, waarna hij de prop in de afvalbak gooide. Verdachte is tijdens het gebeuren met zijn hand in de slip van aangeefster geweest en kwam daarbij met zijn vinger in haar vagina.
Na afloop heeft aangeefster in paniek haar dochter, getuige [getuige] , gebeld.
Aangeefster ontkent dat zij ooit vrijwillig seks heeft gehad met verdachte.
Het verhaal van aangeefster wordt in grote lijnen bevestigd door getuige [getuige] (dochter van aangeefster). Zij heeft verklaard dat zij op 8 mei 2018 tussen 19.00 uur en 19.30 uur werd gebeld door aangeefster. Aangeefster was in paniek. Getuige hoorde van aangeefster dat zij buiten lag te rusten. Verdachte had haar gevraagd mee te gaan in de woning, omdat er in de woning iets kapot was. Aangeefster is meegegaan naar binnen en daar werd zij tegen de muur gedrukt door verdachte. Dat was in het gangetje vlak bij de badkamer. Verdachte haalde zijn penis tevoorschijn en begon zich af te trekken. Hij kwam klaar over aangeefster. Getuige is daarop direct naar haar moeder gegaan. Getuige trof haar huilend en in paniek aan in haar woning met vlekken op haar jurk.
Op de jurk en de prop keukenrol is DNA-onderzoek verricht. Uit DNA-onderzoek is gebleken dat het aangetroffen sperma op het keukenpapier en op de jurk van aangeefster meer dan een miljard keer waarschijnlijker DNA-materiaal van verdachte bevat dan dat het DNA-materiaal afkomstig is van een onbekende persoon.
Seksueel binnendringen en dwingen door geweld
Verdachte ontkent het hem ten laste gelegde. Hij verklaart dat hij op 8 mei 2018 vrijwillige seks heeft gehad met aangeefster in haar woning. Aangeefster nam daarbij het initiatief. Zij heeft verdachte afgetrokken. Gelet hierop, ziet de rechtbank zich allereerst voor de vraag gesteld of de verklaring van aangeefster voldoende betrouwbaar is om als wettig en overtuigend bewijsmiddel te kunnen dienen.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Aangeefster heeft zowel bij het informatieve gesprek, als tijdens het doen van aangifte een consistente, eenduidige en gedetailleerde verklaring afgelegd. De verklaring van aangeefster wordt op wezenlijke onderdelen ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] , die heeft verklaard over haar eigen waarnemingen en hetgeen aangeefster haar kort na het incident heeft verteld met betrekking tot de ontuchtige handelingen en de daarbij uitgeoefende dwang. Die verklaringen bevatten geen tegenstrijdigheden. Dat getuige [getuige] niet heeft verklaard over het met een vinger binnendringen van de vagina doet daar niet aan af, te meer nu getuige [getuige] in haar verklaring te kennen heeft gegeven dat zij niet alle details over het incident wilde weten. De verklaring van aangeefster vindt voorts steun in het aangetroffen en van verdachte afkomstige DNA-materiaal op de kleding van aangeefster en op het keukenpapier. Ook verdachtes verklaring ter terechtzitting ondersteunt de verklaring van aangeefster in zoverre dat hij – hoewel hij aanvankelijk stellig en bij herhaling ontkende dat er op de pleegdatum seksueel contact tussen hen was geweest – bekende dat hij op 8 mei 2018 in het bijzijn van aangeefster is klaargekomen door aftrekken en dat hij zijn penis met een stukje keukenpapier had afgeveegd.
Verdachtes verklaring dat er sprake is geweest van vrijwillige seks, dat het initiatief van aangeefster kwam en dat zij hem heeft afgetrokken, legt de rechtbank als volstrekt ongeloofwaardig terzijde.
Verdachte heeft tijdens het onderzoek wisselende en leugenachtige verklaringen afgelegd. Waar verdachte eerst stellig en bij herhaling ontkent seks met aangeefster te hebben gehad op de ten laste gelegde datum en insinueert dat aangeefster alles verzint en niet goed wijs is, komt hij daar later op terug. Uiteindelijk verklaart hij, voor het eerst ter terechtzitting, dat hij op 8 mei 2018 is afgetrokken door aangeefster, op haar initiatief. Deze gang van zaken tast de geloofwaardigheid van verdachte aan. Daar komt bij dat hij aanvankelijk met hulp van een medewerker een vals alibi heeft geconstrueerd, hetgeen blijkt uit een getapt telefoongesprek tussen verdachte en die bewuste collega en ook uit de verklaring van de collega die uiteindelijk openheid van zaken heeft gegeven. Dat aangeefster zich aan verdachte zou hebben opgedrongen, zoals uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting zou kunnen worden afgeleid (aldaar heeft verdachte immers verklaard dat hij bij binnenkomst in de woning al werd gekust door aangeefster en dat al het initiatief van haar zou zijn uitgegaan, terwijl verdachte zelf met een heel ander doel naar de woning was gekomen), laat zich niet rijmen met het feit dat aangeefster slechts enkele dagen daarvoor een zeer ingrijpende operatie, te weten een hysterectomie, had ondergaan en zich nog in het prille begin van haar herstelperiode bevond, met alle lichamelijke klachten van dien. Daar komt bij dat aangeefster al veel eerder, in december 2017, in een informatief gesprek bij de politie kenbaar had gemaakt dat verdachte haar seksueel lastig viel. Daarbij had ze aangegeven dat ze wilde bereiken dat het zou stoppen. Dat aangeefster initiatief zou nemen voor seks met verdachte ligt ook daarom niet voor de hand.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en voor het bewijs kan worden gebezigd. De rechtbank acht op grond van die verklaring en voornoemd ondersteunend bewijs wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de vagina van aangeefster heeft betast en dat hij met zijn vinger de vagina van aangeefster is binnengedrongen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte aangeefster door geweld heeft gedwongen om die seksuele handelingen te dulden. Aangeefster heeft verklaard dat zij verdachte te kennen heeft gegeven de seksuele handelingen niet te willen, maar dat hij gewoon doorging. Aangeefster werd daarbij door verdachte tegen een muur geduwd gehouden. Daar komt bij dat aangeefster blijkens haar eigen verklaring en de verklaring van getuige [getuige] nog steeds was verzwakt en pijn ondervond van de operatie een paar dagen eerder.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 8 mei 2018 te Tubbergen door geweld, te weten door:
tezamen met nader te noemen [slachtoffer] haar woning te betreden en gekomen in de keuken die [slachtoffer] tegen een muur te drukken en gedrukt te houden en daarbij zijn, verdachtes, hand onder en in de kleding van die [slachtoffer] te duwen,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten: het betasten van de vagina en vervolgens het drukken van zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] .
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: verkrachting.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr, inhoudende een contact- en locatieverbod, wordt opgelegd met een proeftijd van twee jaren, waarbij iedere overtreding wordt bestraft met twee weken hechtenis. De officier van justitie heeft voorts de dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in het geval van een bewezenverklaring verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest, te weten twee dagen, op te leggen met daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf. Mocht de rechtbank een dergelijke straf onvoldoende vinden, dan verzoekt de raadsvrouw een voorwaardelijke straf met proeftijd op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat acht geslagen op alle omstandigheden van het geval. In haar overwegingen heeft de rechtbank mede betrokken hetgeen in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gehanteerde oriëntatiepunten als uitgangspunt van denken wordt gehanteerd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden voor verkrachting. Daarbij dient te worden opgemerkt dat iedere zaak uniek is en dat in het concrete geval alle relevante omstandigheden bij de straftoemeting dienen te worden betrokken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft aangeefster in haar eigen woning verkracht. Hij heeft haar tegen een muur in de keuken geduwd en geduwd gehouden, en heeft zijn hand onder haar kleding en vervolgens zijn vinger in haar vagina geduwd. Verdachte heeft zichzelf afgetrokken en is klaargekomen over de kleding van aangeefster. Aangeefster was herstellende van een zeer ingrijpende baarmoederoperatie enkele dagen daarvoor en was lichamelijk zwak. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij niet alleen de lichamelijke integriteit van aangeefster heeft geschonden op een moment dat zij zeer kwetsbaar was, maar haar ook een gevoel van onveiligheid heeft bezorgd, als gevolg waarvan aangeefster noodgedwongen is verhuisd. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het bewezenverklaarde feit nog steeds grote impact heeft op het leven van aangeefster.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank voorts mee dat hij op geen enkele wijze blijk heeft gegeven inzicht te hebben in het strafbare van zijn handelen en de impact daarvan op het leven van aangeefster. In tegendeel: verdachte blijft kwaad spreken over aangeefster en legt de schuld volledig bij haar.
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 februari 2020 blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. De rechtbank constateert dat artikel 63 Sr aan de orde is, alsmede artikel 22b Sr. Daarnaast wordt rekening gehouden met het reclasseringsrapport van 10 maart 2020, waaruit blijkt dat reclasseringsinterventie niet is geïndiceerd. De rechtbank is van oordeel dat op feiten als deze op geen andere wijze kan worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in (min of meer) vergelijkbare zaken zijn opgelegd en zal daarom een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles overziend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een maatregel op grond van artikel 38v Sr op te leggen (en dadelijk uitvoerbaar te verklaren), nu het bewezenverklaarde een feit uit 2018 betreft en sindsdien van een contactverbod geen sprake is geweest, noch de noodzaak daartoe is gebleken. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om dat nu, bijna twee jaar na het plaatsvinden van het strafbare feit, alsnog op te leggen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Aangeefster [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 4.558,53, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade behelst in totaal € 2.808,53 en bestaat uit de volgende posten:
- verhuiswagens en verhuizers € 1.951,60
- verblijf vakantiehuis € 650,00
- laminaat € 106,66
- reiskosten € 100,27
Daarnaast wordt wegens immateriële schade een bedrag van € 1.750,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tot toewijzing van de gehele vordering geconcludeerd.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij – wegens de bepleite vrijspraak – niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, dan wel dat de vordering dient te worden afgewezen. Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, dan worden de materiële schadeposten betwist en wordt de immateriële schadepost te hoog geacht.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten inzake de verhuiskosten, de reiskosten – met uitzondering van de reiskosten naar het vakantiehuis – en de immateriële schade zijn onvoldoende gemotiveerd weersproken en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van
€ 3.728,19, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De onder de posten ‘verblijf vakantiehuis’, ‘laminaat’ en ‘reiskosten: bezoek vakantiehuis’ opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het
primairten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: verkrachting;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] : van een bedrag van
€ 3.728,19(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2018);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit en tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.728,19, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2018 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
74 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. E. Venekatte en mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.B. Cakir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2020.
Buiten staat
Mr. M.A.H. Heijink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen. Indien hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden ( [nummer] ) van 23 april 2019. Er wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.
1.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting, zakelijk weergegeven:
Zij heeft mij op 8 mei 2018 uitgenodigd. Het is tot seks gekomen. Ik ben klaargekomen.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 30 mei 2018, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina 24 t/m 25:
Ik woon aan de [adres 2] . Ik ben op 4 mei 2018 geopereerd voor de verwijdering van mijn baarmoeder. (…). Op 8 mei 2018 ben ik op de stretcher in mijn eigen tuin gaan liggen om uit te rusten. (…). Ik had een jurk aan tot net over de knieën en mijn sandalen lagen naast de stretcher. Hij stond aan het voeteneind van de stretcher. Ik voelde mij ongemakkelijk. Ik kon niet goed van de stretcher overeind komen door de pijn vanwege de operatie. Hij vroeg of ik mee wilde gaan naar binnen. Ik wilde dat niet, omdat [verdachte] al eens eerder aan mij had gezeten. Hij wilde niet alleen in mijn huis zijn. Ik moest met hem mee om het te laten zien. We gingen naar binnen. In de keuken aangekomen, drukte [verdachte] mij in de hoek van de keuken. In de hoek werd ik tegen de muur aangeduwd. [verdachte] liep achter mij en duwde mij tegen mijn rug aan. Ik voelde dat [verdachte] met zijn hand aan de achterzijde onder mijn jurk ging. Ik draaide mij gelijk om en kwam met de rug tegen de muur te staan, in de hoek. Ik zei dat ik niet wilde, maar hij ging gewoon door. Ik was stijf en bang en zei dat hij mij alsjeblieft met rust moest laten. [verdachte] pakte mijn hand vast en bracht de hand richting zijn lul. Met de andere hand duwde hij mij tegen de muur aan. Ik trok mijn hand steeds terug en zei dat ik niet wilde. Hij heeft dat twee à drie keer geprobeerd. Hij haalde zijn lul uit de broek en hij trok zichzelf af. Hij hield mij vast en ik kon niets meer. Ik voelde ineens nattigheid aan mijn been. Mijn jurk zat helemaal onder zijn sperma. Hij pakte daarna een stukje keukenrol van het aanrecht en veegde zijn lul schoon. Het propje van de keukenrol gooide hij in de afvalbak. Ik was helemaal hysterisch. Ik belde mijn dochter en zei dat ze direct moest komen. Toen zij kort daarna kwam, zag ze mij en ik vertelde haar wat [verdachte] had gedaan. (…). Ik stond in die hoek. Hij ging met de hand onder mijn jurk en ging met zijn hand in mijn slip. Hij kwam daarbij met zijn vinger in mijn vagina.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 1 augustus 2018, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina 37 t/m 38:
Toen dit gebeurde, was ze net geopereerd aan haar baarmoeder. Op 8 mei 2018 belde mijn moeder in paniek op en zei dat [verdachte] haar helemaal onder had gespoten. [verdachte] had mijn moeder tegen de muur aangedrukt. Ze zat helemaal onder het sperma en het sperma lag ook op de grond. Ze vertelde dat [verdachte] haar had aangerand. Toen ik daar kwam, zat ze op de stoel en ze was helemaal over de toeren. Ze zat te huilen en was in paniek. Ze had de jurk nog aan. Ik kon zien dat daar wat in zat. [verdachte] had het sperma met een keukenrol schoongemaakt en het propje in de vuilnisbak gegooid. Mijn moeder lag buiten in de tuin te rusten. [verdachte] kwam en zei dat iets kapot was. Mijn moeder zei dat [verdachte] naar binnen moest gaan om te kijken, maar [verdachte] wilde niet alleen naar binnen en wilde dat mijn moeder meeging. Mijn moeder is toen met hem naar binnen gegaan. Daar heeft [verdachte] mijn moeder tegen de muur gedrukt. Mijn moeder kon niets, omdat ze net was geopereerd. [verdachte] haalde zijn piemel tevoorschijn en begon zichzelf af te trekken. Hij is daarbij klaargenomen over mijn moeder en op de grond. Mijn moeder heeft tegen [verdachte] gezegd dat hij niet zo moest drukken. Ik kan mij verder niet herinneren dat mijn moeder vertelde dat [verdachte] haar ook had betast. Ik wil niet alles weten en ik wil er niet meer zoveel met mijn moeder over praten. Ze begint spontaan te huilen als we het erover hebben. Ik heb haar nog nooit zo in paniek gezien.
4.
Het rapport inzake onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek van het Nederlands Forensische Instituut, opgesteld door [naam] , van 19 februari 2019, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina 78 en 80 t/m 81:
De jurk is met behulp van een forensische lichtbron onderzocht op de aanwezigheid van sperma en/of spermavloeistof. Hierbij zijn enkele oplichtende vlekken waargenomen. Er is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van spermavloeistof in beide bemonsteringen. (…). Op elk van de stukken papier zijn visueel vlekken waargenomen. Er is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van spermavloeistof in beide bemonsteringen. (…). De resultaten van het DNA-onderzoek zijn beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
  • Hypothese 1: De bemonsteringen bevatten DNA van het slachtoffer [slachtoffer] en van verdachte [verdachte] .
  • Hypothese 2: De bemonsteringen bevatten DNA van het slachtoffer [slachtoffer] en een willekeurige, onbekende persoon.
De verkregen DNA-mengprofielen zijn meer dan een miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is. Op basis van de resultaten van het onderzoek naar biologische sporen en de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek wordt geconcludeerd dat bemonsteringen spermavloeistof bevatten dat afkomstig kan zijn van verdachte [verdachte] . Bij vergelijking met de in het Nederlandse DNA-databank voor strafzaken aanwezige DNA-profielen is geen andere match gevonden dan de match met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] .