4.4Het oordeel van de rechtbank
Op basis van het dossier, en op grond van het verhandelde ter zitting is vast komen te staan dat verdachte in de periode van september 2019 tot en met 27 november 2019 heeft gedeald in cocaïne. Door verdachte is voornoemd dealen gedurende deze periode bekend.
Verdachte heeft aangevoerd dat de gesprekken met de gebruikers in de periode voorafgaand aan de maand september 2019 over andere zaken gingen dan over de handel in cocaïne. Verdachte heeft gemeld deze gebruikers allemaal al heel lang te kennen en ook met deze personen in de periode voorafgaand aan september 2019 veelvuldig contact heeft onderhouden. Verdachte heeft aangegeven vanaf september 2019 te dealen in cocaïne omdat zijn omgeving had aangegeven dat het een makkelijke manier van geld verdienen was en hij geld nodig had om zijn zieke schoonvader in de [land] financieel te ondersteunen.
De verklaring van verdachte komt grotendeels overeen met de verklaring die de getuige [getuige 1] ter zitting heeft afgelegd, namelijk dat zij elkaar al langere tijd kennen en dat zij, zo denkt getuige [getuige 1] , ongeveer vanaf september 2019 contact met elkaar onderhielden over de aankoop van harddrugs. Ook andere afnemers van drugs hebben bij de politie verklaard dat zij niet enkel contact hadden met verdachte over de aankoop van harddrugs. Zij kenden elkaar al langere tijd en spraken telefonisch ook over andere onderwerpen met elkaar. Naar het oordeel van rechtbank kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het dealen in harddrugs in de periode voorafgaand aan de maand september 2019.
De rechtbank is van oordeel dat wel wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan in de periode van september 2019 tot en met 27 november 2019
De rechtbank komt ook tot bewezenverklaring van de onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Feit 1:
- de verklaring van de getuige [getuige 1] , zoals die is opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 maart 2020;
- de bekennende verklaring van verdachte, zoals die is opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 maart 2020;
- het proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] van 3 december 2019, p. 118 – 121;
- het proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] van 28 november 2019, p. 111- 114;
Feit 2:
- een geschrift, zijnde een rapport Identificatie van Drugs en Precursoren, van het Nederlands Forensisch Instituut, van 24 februari 2020;
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende de doorzoeking van de woning van verdachte, van 28 november 2029, p. 63 – 64;
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende spoeddoorzoeking van 28 november 2019, p. 65 – 66;
- de bekennende verklaring van verdachte, zoals die is opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 maart 2020.
Feit 3:
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende de doorzoeking van de woning van verdachte, met bijlagen, van 28 november 2019, p. 51 – 60;
- het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 16 december 2019, p. 210 - 219;
- een geschrift, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, van 2 oktober 2014, p. 225 – 232;
- de bekennende verklaring van verdachte, zoals die is opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 maart 2020.
Feit 4:
- het proces-verbaal van bevindingen Aantreffen Defenol CS GAS, van 3 december 2019, p. 205 -206;
- de bekennende verklaring van verdachte, zoals die is opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 maart 2020.