ECLI:NL:RBOVE:2020:1251

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 maart 2020
Publicatiedatum
24 maart 2020
Zaaknummer
08-952098-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen 70-jarige man wegens belaging, smaad en diefstal van beveiligingscamera

In deze strafzaak heeft de rechtbank Overijssel op 27 maart 2020 uitspraak gedaan tegen een 70-jarige man die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging, smaad en diefstal. De feiten vonden plaats tussen 4 september 2018 en 4 december 2018. De verdachte heeft herhaaldelijk brieven gestuurd naar het slachtoffer, waarin hij haar op een beledigende manier beschreef en haar persoonlijke levenssfeer op ernstige wijze heeft geschonden. Daarnaast heeft hij op 11 november 2018 een beveiligingscamera van het slachtoffer gestolen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 200 uur. De rechtbank volgde het advies van de reclassering om geen bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft tijdens de zitting zijn betrokkenheid bij de feiten erkend, maar heeft aanvankelijk ontkend de schrijver van de beledigende brieven te zijn. De rechtbank heeft de impact van de brieven op het slachtoffer zwaar meegewogen in de strafoplegging. De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft een schadevergoeding van € 2.999,00 gevorderd, welke door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de kosten van de benadeelde partij te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-952098-19 (P)
Datum vonnis: 27 maart 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1949 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 maart 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.S. de Waard en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. A. Gerards, advocaat te Hengelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer 1] heeft belaagd door brieven in haar brievenbus te deponeren, aan haar te versturen en door zich bij die brievenbus te begeven;
feit 2:aan diverse maneges brieven heeft gestuurd met een voor [slachtoffer 1] en haar broer beledigende inhoud;
feit 3:een beveiligingscamera heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging, na wijziging ter terechtzitting, aan verdachte, dat:
1
Hij in of omstreeks de periode van 4 september 2018 tot en met 19 december
2018 te Nijverdal, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van (mevrouw) [slachtoffer 1]
, door:
- Een of meerdere brieven in de brievenbus van die [slachtoffer 1] te deponeren en/of een of meerdere brieven aan haar te versturen;
- Zich meermaals te begeven naar de brievenbus van die [slachtoffer 1] en daaraan of daarin te voelen (om zich ervan te vergewissen dat zijn brieven zijn bezorgd en/of die brieven door die [slachtoffer 1] zijn ontvangen/opgehaald),
met het oogmerk die naam [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2
Hij in of omstreeks de periode van 4 september 2018 tot en met 4 december
2018 te Nijverdal en/of Luttenberg en/of Notter en/of Hellendoorn en/of Den
Ham opzettelijk, de eer en/of de goede naam van (mevrouw) [slachtoffer 1] en/of (de heer) [slachtoffer 1] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door: -een brief te verzenden naar meerdere maneges en/of een brief in de brievenbus van meerdere maneges te deponeren en/of een brief bij meerdere maneges te bezorgen, met de inhoud: "geachte heer, geachte mevrouw, U ontvangt deze brief om u te waarschuwen tegen een mogelijk u bekend
paardenmesje, te weten [slachtoffer 1] uit Nijverdal. Ze is naast een liefhebster van paarden ook een mannenverslindster en deinst er niet voor terug om ook getrouwde mannen te versieren en vervolgens weer te dumpen. Gevolg is uiteraard gebroken huwelijken. Op sommige manege's is ze al niet meer welkom en wordt ze als manege-hoer aangemerkt. Zelf heb ik een korte relatie met haar gehad en tijdens een vrijpartij heeft ze me ingefluisterd dat ze zelfs al eens het bed met haar broer heeft gedeeld. Paarden zijn voor haar nummer 1, maar daarna komen de mannen en het maakt
niet uit of ze jong of oud zijn of kinderen hebben als ze die maar kan
berijden en aan haar trekken komt. Het valt mij moeilijk om deze brief te schrijven, maar ik vind het belangrijk dat met name gehuwde mannen of mannen met een vriendin niet het slachtoffer van har worden en u hen tegen haar beschermt. Ik schrijf deze brief anoniem, maar [slachtoffer 1] weet wel wie ik ben. Met hartelijke groet.";
3
Hij op of omstreeks 11 november 2018 te Nijverdal een camera, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie is dat de drie ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Wat feit 3 betreft heeft verdachte de camera van het erf van de familie [achternaam slachtoffer] gepakt en deze meegenomen naar zijn woning en weggegooid, wat een voltooide diefstal oplevert.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de feiten 1 en 2 en verwijst voor feit 3 naar de verklaring van verdachte die zich op het standpunt stelt dat geen sprake was van diefstal.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] , te weten:
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 19 december 2018 (pagina’s 48 tot en met 50);
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 19 april 2019 (pagina’s 191 en 192);
een aantal brieven en enveloppes (pagina’s 55 tot en met 70);
het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 maart 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv.
Feit 3
Naar aanleiding van diverse brieven die [slachtoffer 1] en haar ouders ontvingen (feit 1), heeft de familie [achternaam slachtoffer] drie camera’s geïnstalleerd die zicht gaven op hun brievenbus en oprit. [2] Op de camerabeelden is blijkens de verklaring van [slachtoffer 1] bij herhaling te zien dat verdachte kijkt in de richting van de camera die later door verdachte wordt meegenomen naar zijn huis. Op de beelden van de camera’s is niet te zien dat een ander dan verdachte zich die nacht in de nabijheid van de camera heeft begeven tussen 19.12 uur en 00.44 uur op 10 november 2018 - een tijdstip waarop verdachte zich wederom in de nabijheid van de brievenbus en dus de camera – begeeft en het moment dat de camera wordt verplaatst. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij één van de camera’s, waarvan hij dacht dat het een sensor was heeft opgepakt en meegenomen naar huis. Dat blijkt ook uit de beelden van deze camera, die laten zien dat de camera opgepakt wordt en zich verplaatst naar de woning van verdachte, waar vervolgens het gezicht van verdachte op camera in beeld komt. [3]
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich als heer en meester over de beveiligingscamera gedragen door deze op te pakken, mee naar zijn woning te nemen en, naar eigen zeggen in een droge sloot weg te gooien. Feit 3 is wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1
hij in
of omstreeksde periode van 4 september 2018 tot en met 19 december 2018 te Nijverdal,
althans in Nederland,wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van
(mevrouw
)[slachtoffer 1]
, door:
-
Een ofmeerdere brieven in de brievenbus van die [slachtoffer 1] te deponeren en
/of een ofmeerdere brieven aan haar te versturen;
- zich meermaals te begeven naar de brievenbus van die [slachtoffer 1] en
daaraan ofdaarin te voelen (om zich ervan te vergewissen dat zijn brieven zijn bezorgd en/of die brieven door die [slachtoffer 1] zijn ontvangen/opgehaald), met het oogmerk die naam [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2
hij in
of omstreeksde periode van 4 september 2018 tot en met 4 december 2018 te Nijverdal en
/ofLuttenberg en
/ofNotter en
/ofHellendoorn en
/ofDen Ham opzettelijk, de eer en
/ofde goede naam van
(mevrouw
)[slachtoffer 1]
en/of (de heer) [slachtoffer 1]heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften
en/of afbeeldingenverspreid
, openlijk tentoongesteld of aangeslagenen
/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door:
-een brief te verzenden naar meerdere maneges en
/of een brief in de brievenbus van meerdere maneges te deponeren en/of een brief bij meerdere maneges te bezorgen, met de inhoud: "geachte heer, geachte mevrouw, U ontvangt deze brief om u te waarschuwen tegen een mogelijk u bekend paardenmeisje, te weten [slachtoffer 1] uit Nijverdal. Ze is naast een liefhebster van paarden ook een mannenverslindster en deinst er niet voor terug om ook getrouwde mannen te versieren en vervolgens weer te dumpen. Gevolg is uiteraard gebroken huwelijken. Op sommige maneges is ze al niet meer welkom en wordt ze als manege-hoer aangemerkt. Zelf heb ik een korte relatie met haar gehad en tijdens een vrijpartij heeft
ze me ingefluisterd dat ze zelfs al eens het bed met haar broer heeft gedeeld. Paarden zijn voor haar nummer 1, maar daarna komen de mannen en het maakt niet uit of ze jong of oud zijn of kinderen hebben als ze die maar kan berijden en aan haar trekken komt. Het valt mij moeilijk om deze brief te schrijven, maar ik vind het belangrijk dat met name gehuwde mannen of mannen met een vriendin niet het slachtoffer van har worden en u hen tegen haar beschermt. Ik schrijf deze brief anoniem, maar [slachtoffer 1] weet wel wie ik ben. Met hartelijke groet.";
3
hij op
of omstreeks11 november 2018 te Nijverdal een camera,
in elk geval enig goed,die geheel of ten dele
aan een andertoebehoorde
, te wetenaan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 261, 285b en 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
belaging;
feit 2
het misdrijf:
smaad, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
diefstal.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur, eventueel te vervangen door 100 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van drie jaar. Gelet op de uitlatingen van verdachte acht de officier van justitie, anders dan de reclassering, het recidiverisico hoog.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van de officier van justitie.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte (ten tijde van de feiten (bijna) 69 jaar oud) heeft over een periode van ruim drie maanden, anoniem, waarbij hij wilde doen voorkomen dat hij een ex-vriendje was, een groot aantal brieven naar [slachtoffer 1] (ten tijde van de feiten (bijna) 23 jaar oud) en één naar haar ouders gestuurd met een weerzinwekkende, seksueel en pornografisch getinte inhoud, waarbij hij onder meer vroeg om naaktfoto’s van haar, een voorstel deed voor een trio met haar en de vriendin van haar broer en door te stellen dat zij seks had gehad met haar broer. Verder gaf de schrijver van de brieven, verdachte dus, er blijk van dat hij wist wanneer zij alleen thuis was, wat bijzonder bedreigend voor haar was. Ook stond verdachte in de ten laste gelegde periode een keer onverwacht in de woning waarbij hij in de veronderstelling leek te verkeren dat [slachtoffer 1] alleen thuis was en maakte hij zich uit de voeten toen de broer van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] genaamd, thuis bleek te zijn. Omdat [slachtoffer 1] niet inging op zijn verzoek om naaktfoto’s van zichzelf in brievenbussen te stoppen verstuurde verdachte vervolgens brieven naar een aantal maneges met onder meer de volgende inhoud. Hij waarschuwde voor “een u mogelijk bekend paardenmeisje, te weten [slachtoffer 1] uit Nijverdal”. [slachtoffer 1] werd omschreven als een “mannenverslindster” die er niet voor terug zou deinzen om getrouwde mannen te versieren en vervolgens weer te dumpen. Zij werd door verdachte als manegehoer aangemerkt, die bovendien het bed met haar broer zou hebben gedeeld.
De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat hij ook bij de politie aanvankelijk – tijdens drie verhoren - ontkende de schrijver te zijn van genoemde, blijkbaar op zijn eigen seksuele fantasieën gebaseerde, brieven. Eerst toen na een huiszoeking bij verdachte door de rechter-commissaris in strafzaken een bestand op zijn computer werd gevonden met de koppeling “paardenliefje” heeft verdachte bekend de afzender te zijn van de in de bewezenverklaring genoemde brieven.
Dat bedoelde brieven een enorme impact hadden en hebben op het slachtoffer blijkt uit haar ter terechtzitting voorgelezen en overgelegde slachtofferverklaring. In de periode dat [slachtoffer 1] en diverse maneges de brieven ontvingen durfde [slachtoffer 1] niet meer thuis en alleen te zijn, had zij veel verdriet en angst en was haar zelfvertrouwen weg. Ten gevolge van verdachtes handelen heeft zij meer last van haar ziekte (fybromyalgie) en kan zij niet meer volledig werken. Verder durft zij nog steeds niet alleen naar een winkel en ook niet naar de maneges die door verdachte zijn aangeschreven.
Het ter terechtzitting aanbieden van excuses aan [slachtoffer 1] en haar ouders kostte verdachte zichtbaar moeite. Verdachte heeft er nauwelijks blijk van gegeven het verwijtbare van zijn handelen in te zien en lijkt de impact op [slachtoffer 1] en haar familie niet te kunnen invoelen. Verdachte legt de schuld van dit alles buiten zichzelf en lijkt verantwoordelijkheid af te wijzen door te stellen dat hij zichzelf niet was en niet wist wat hij deed. Verder verwijst hij bij herhaling naar de impact die het geheel op hém heeft gehad.
Uit het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 4 februari 2020 blijkt dat hij psychische hulp heeft gezocht, naar eigen zeggen bij GGZ en de huisarts. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat deze hulp, bestaande uit gesprekken, inmiddels is afgerond. Verdachte woont inmiddels elders. De reclassering schat het recidiverisico als laag in en adviseert om verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte nooit eerder is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat na te melden taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf passend is, met een (maximale) proeftijd van drie jaren aangezien de rechtbank met de officier van justitie van oordeel is dat niet uitgesloten kan worden dat verdachte, indien hij opnieuw persoonlijke problemen ervaart, zich wederom laat verleiden tot het plegen van strafbare feiten als de onderhavige.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 2.999,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- een beveiligingscamera € 799,00.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 2.200,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie dient de vordering volledig te worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat slechts één camera weg is, zodat niet de gehele installatie voor vergoeding in aanmerking komt. De immateriële schadevergoeding moet worden gematigd omdat de in dat verband aangehaalde jurisprudentie betrekking heeft op een andersoortig, ernstiger delict.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet voldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. Wat de camera-installatie betreft is aannemelijk dat, zoals ter zitting namens de benadeelde is betoogd, door het ontbreken van één (door verdachte gestolen) camera de gehele installatie voor vergoeding in aanmerking komt. Bovendien blijkt uit de toelichting op de vordering tot schadevergoeding dat de camera-installatie enkel en alleen in verband met het strafbare feit is aangeschaft. Met betrekking tot de immateriële schade blijkt onder meer uit de slachtofferverklaring welke impact de brieven op het slachtoffer had en hoezeer zij zich in haar eer en goede naam aangetast voelt door het handelen van verdachte. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 2.999,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het laatste strafbare feit gepleegd is.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten zijn toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1het misdrijf: belaging;
feit 2het misdrijf: smaad, meermalen gepleegd;
feit 3het misdrijf: diefstal;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
200 (tweehonderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
100 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] : van een bedrag van
€ 2.999,00(bestaande uit een bedrag ad € 799,00 aan materiële schadevergoeding en een bedrag ad € 2.000,00 aan immateriële schadevergoeding), een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2018;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.999,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2018 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 60 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2020.
Buiten staat
Mr. M.A.H. Heijink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district Twente, met registratienummer PL0600-2019289169 Z. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2019 (pagina 83).
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2019 (laatste zin pagina 94, eerste helft pagina 95). Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 19 december 2018 (pagina’s 49 laatste alinea tot en met 50).