ECLI:NL:RBOVE:2020:125

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 januari 2020
Publicatiedatum
16 januari 2020
Zaaknummer
ak_19_1035
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering persoonsgebonden budget op basis van Wmo 2015 door gemeente; beoordeling van de zorgbehoefte en verantwoordelijkheidsgevoel van de eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 16 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg. De eiser had een aanvraag ingediend voor een persoonsgebonden budget (PGB) op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De gemeente had echter besloten om de eiser in aanmerking te brengen voor zorg in natura (ZIN) en het PGB te weigeren, omdat de eiser niet in staat werd geacht om de aan het PGB verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, geboren op 30 maart 1980, zich had gemeld met een hulpvraag en gesprekken had gevoerd met de organisatie Thuissupport. De gemeente had op basis van deze gesprekken en een PGB budgetplan besloten om de zorg in de vorm van ZIN te verstrekken, maar geen PGB. De eiser was van mening dat hij met hulp van een bewindvoerder het PGB wel op verantwoorde wijze kon beheren, maar de rechtbank oordeelde dat hij in de besluitvormingsfase geen persoon uit zijn sociale netwerk had genoemd die hem kon ondersteunen bij het beheer van het PGB.

De rechtbank concludeerde dat de gemeente zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat de eiser niet in staat was om de aan het PGB verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en oordeelde dat de afwijzing van het PGB niet in strijd was met de Wmo 2015, aangezien de eiser niet voldeed aan de criteria die aan de verstrekking van een PGB zijn verbonden. De rechtbank gaf aan dat de eiser de mogelijkheid had om een nieuwe aanvraag in te dienen indien zijn situatie zou veranderen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/1035

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. H. Oldenhof,
en

het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg, verweerder,

gemachtigde: K. Verkuijlen.

Procesverloop

Bij besluit van 26 november 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) in aanmerking gebracht voor maatschappelijke ondersteuning in de vorm van zorg in natura (ZIN). Er wordt geen persoonsgebonden budget (PGB) verstrekt.
Bij besluit van 16 april 2019, verzonden op 30 april 2019, (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op 30 maart 1980. Hij heeft zich via de organisatie Thuissupport bij Samen Doen gemeld met een hulpvraag. Op 17 mei 2018 en 9 oktober 2018 hebben gesprekken plaatsgevonden tussen eiser en Samen Doen. Van deze gesprekken is een verslag opgesteld. Verweerder heeft op 24 oktober 2018 van eiser het voor niet-akkoord ondertekende verslag ontvangen met als bijlage een PGB budgetplan, waaruit blijkt dat eiser zorg wil inkopen bij Balans Zorg & Budget (BZB). Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen, zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
2.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser in aanmerking komt voor maatschappelijke ondersteuning in de vorm van een individuele voorziening voor de duur van zes maanden. De zorg wordt geboden in de vorm van ZIN en is bepaald op 2 uren per week. Eiser komt niet in aanmerking voor een PGB voor inkoop van zorg bij aanbieder BZB. Hij heeft niet aangetoond dat hij verantwoordelijk met het PGB kan omgaan. Daarnaast moet sprake zijn van zorg door een zorgprofessional. De beoogde zorgverlener kan niet als zodanig worden aangemerkt, zoals blijkt uit een onderzoek van de GGD.
2.2
Eiser stelt dat hij met een bewindvoerder in staat is het PGB op verantwoorde wijze te beheren en inmiddels ook contact heeft met een bewindvoerder. Verder meent eiser dat de door hem gevraagde hulp uit zijn sociaal netwerk verleend kan worden. De termen ‘zorgprofessional’ en ‘sociaal netwerk’ zijn volgens eiser feitelijk alleen relevant voor de uitbetaling. Nu verweerder zijn afwijzing van een PGB mede hierop heeft gebaseerd, is het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid.
Eiser heeft er op gewezen dat hij een aanvraag voor een PGB heeft ingediend met het doel zelf de gewenste en benodigde hulp in te schakelen. De toekenning van ZIN betekent voor eiser een ontoelaatbare beperking in zijn keuzevrijheid. Eiser dient een vrije keus te hebben om al dan niet zorg in te kopen bij zorgaanbieders, die bij de openbare aanbesteding zijn afgevallen, dan wel bij derden die aan die aanbesteding niet hebben deelgenomen. De wet bevat wat dat betreft geen belemmeringen. De in het besluit opgenomen voorwaarden zijn onverenigbaar met de keuzevrijheid die de wetgever in de Wmo 2015 heeft willen vastleggen. Op dit punt is het bestreden besluit volgens eiser in strijd met de Wmo 2015.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
3.1
Op grond van artikel 2.3.6, tweede lid, van de Wmo 2015 wordt een PGB verstrekt indien:
a. de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een PGB verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
b. de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als PGB wenst geleverd te krijgen;
c. naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat bij het beoordelen van de kwaliteit als bedoeld in het tweede lid, onder c, het college meeweegt of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het PGB wordt verstrekt.
Het vierde lid van dit artikel bepaalt dat bij verordening kan worden bepaald onder welke voorwaarden betreffende het tarief, de persoon aan wie een PGB wordt verstrekt, de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.
3.2
Partijen verschillen ten eerste van mening over de manier waarop de maatwerkvoorziening moet worden verstrekt. Tijdens de zitting heeft eiser toegelicht dat hij graag wil dat de voorziening in de vorm van een PGB wordt verstrekt, omdat hij dan de hulpverlener kan inschakelen die hij al heel lang kent (en die verbonden is aan BZB).
De rechtbank stelt dan ook vast dat eiser niet heeft bestreden dat hij zelf niet in staat is zelfstandig de aan een PGB verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren. Hij heeft verklaard dat hij vrij chaotisch is en dat hij schulden heeft. Eiser is echter van mening dat hij hiertoe wel in staat is met hulp uit zijn sociale netwerk en met hulp van een bewindvoerder. Eiser heeft echter in de besluitvormingsfase geen persoon uit zijn sociaal netwerk genoemd die hem kan ondersteunen bij het beheer van een PGB. Hiermee heeft eiser verweerder de mogelijkheid ontnomen te beoordelen of eiser met hulp van deze persoon of personen in staat is het PGB te beheren. Ten tijde van het bestreden besluit had eiser ook nog geen bewindvoerder.
Gelet hierop, heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet in staat is te achten de aan het PGB verbonden taken – al dan niet met hulp uit zijn sociale netwerk of een vertegenwoordiger – op verantwoorde wijze uit te voeren. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder de verstrekking in de vorm van een PGB heeft mogen weigeren.
3.3
Hetgeen is aangevoerd ten aanzien van de kwaliteit van de zorg en de vraag of professionele hulp nodig is, laat de rechtbank onbesproken. Het voorgaande kan de afwijzing van de verstrekking in de vorm van een PGB al dragen. Voor zover eisers situatie is veranderd, voor wat betreft het hebben van een bewindvoerder en een sociaal netwerk, staat het hem vrij een nieuwe aanvraag in te dienen.
3.4
Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat eisers stelling dat de afwijzing van het PGB in strijd is met het uitgangspunt van de Wmo 2015 en dat de keuzevrijheid van een betrokkene voorop moet staan, niet slaagt. Eiser kan weliswaar kiezen voor een PGB, maar aan de verlening daarvan zijn wel de criteria verbonden, zoals vermeld in de Wmo 2015. Zoals hierboven is geoordeeld, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat in dit geval ten tijde van het bestreden besluit niet aan die criteria werd voldaan.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.I. van Meel, rechter, in aanwezigheid van W. Veldman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.