ECLI:NL:RBOVE:2020:1246

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 maart 2020
Publicatiedatum
24 maart 2020
Zaaknummer
08.158600.19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mishandeling van zijn ex-partner met onvoorwaardelijke gevangenisstraf

Op 27 maart 2020 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 36-jarige man uit Almelo, die werd beschuldigd van mishandeling van zijn ex-partner. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. De mishandeling vond plaats op 26 juni 2019, waarbij de man zijn ex-partner meermalen krachtig tegen het hoofd heeft gestompt in haar woning. De rechtbank oordeelde dat de persoonlijke belangen van de man ondergeschikt zijn aan de belangen van de strafvordering en de samenleving, en heeft daarom de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. E. Leunk, heeft tijdens de zitting de vordering gedaan om de man te veroordelen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J. Michels, heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van zware mishandeling. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de eenvoudige mishandeling, maar niet voor de zware mishandeling, zoals een hersenschudding of een afgebroken tand.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder was veroordeeld voor huiselijk geweld. De rechtbank heeft de onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, met aftrek van het voorarrest, en heeft de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven, omdat de belangen van de samenleving zwaarder wogen dan de persoonlijke belangen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.158600.19 (P)
Datum vonnis: 27 maart 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
thans (uah) verblijvende in de PI Grave te Grave.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 maart 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Leunk en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J. Michels, advocaat te Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] (zwaar) mishandeld heeft.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 26 juni 2019 te Almelo
[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] één of meermalen (krachtig) tegen/op het hoofd te slaan en/of te stompen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een afgebroken tand en/of hersenschudding ten gevolge heeft gehad;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte mevrouw [slachtoffer] mishandeld heeft. De officier van justitie baseert dit standpunt op de aangifte van mevrouw [slachtoffer] , die wordt ondersteund door medische informatie, op het feit dat verdachte op de plaats delict is geweest en kleding en een motor van hem op het adres van het slachtoffer zijn aangetroffen en op de verklaring van een buurvrouw over een ruzie tussen verdachte en het slachtoffer in de nacht van 24 op 25 juni 2019. Niet gebleken is dat er sprake was van zware mishandeling.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Naar de mening van de raadsman volgt uit de aard van het letsel van [slachtoffer] dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel: uit de medische informatie blijkt niet dat er een hersenschudding en een afgebroken tand zijn geconstateerd. Verder is verdachte weliswaar op het adres van mevrouw [slachtoffer] geweest, maar het wettig bewijs ontbreekt dat hij haar heeft mishandeld. Niet uit te sluiten is dat een ander dan verdachte – gelet op de vele kennissen die mevrouw [slachtoffer] had – haar heeft mishandeld. Ten slotte is de getuige [getuige 1] , die zegt dat zij van verdachte heeft vernomen dat hij [slachtoffer] heeft mishandeld en dat hij haar, [getuige 1] , foto’s van de mishandelde [slachtoffer] heeft getoond, gelet op haar wisselende verklaringen in verschillende procedures, onbetrouwbaar en kan haar verklaring niet als bewijsmiddel worden gebruikt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit, voor zover het de eenvoudige mishandeling betreft, heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Ten tijde van de aangifte van mishandeling door mevrouw [slachtoffer] op 26 juni 2019 [2] , constateerden de verbalisanten dat zij een bebloed gezicht had, dat de linkerzijde van haar gezicht gezwollen was en dat zij een snee in haar linkerjukbeen had. [3] [slachtoffer] heeft verklaard [4] dat verdachte, die haar ex-vriend was, in de nacht van 25 op 26 juni 2019 in haar woning een aantal vuistslagen in haar gezicht heeft gegeven omdat hij vermoedde dat zij een relatie met een andere man had. Kort na die mishandeling heeft verdachte, aldus mevrouw [slachtoffer] , haar woning verlaten.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij die avond in de woning van [slachtoffer] is geweest, de woning toen heeft verlaten en dat hij daar zijn motor en wat kleding alsmede zijn telefoon heeft achtergelaten. Hij heeft haar niet mishandeld.
De getuige [getuige 2] , die naast [slachtoffer] woont, heeft verklaard dat in de nacht van 24 op 25 juni 2019 een hevige ruzie plaats vond in de woning [adres 2] . Zij hoorde een luide mannenstem en een vrouwenstem. Hij hoorde dat er veel kabaal uit de woning kwam en dat er met spullen gegooid werd. Zij hoorde de man tegen de vrouw schreeuwen: “Doe je ogen eens open.” Zij hoorde daar de buurvrouw niet op reageren. Volgens de buurvrouw zijn de ruzies regelmatig aan de orde sinds zij een nieuwe vriend heeft. De vriend wordt door haar omschreven als een donkere getinte man van rond de 1.80 cm lang die ook wel eens op de motor kwam. [5]
Gelet op de gedetailleerde en consistente aangifte en nadere verklaring van [slachtoffer] , de verklaring van de buurvrouw over de in de nacht van 24 op 25 juni 2019 door haar waargenomen ruzie in de woning van [slachtoffer] , de verklaring van verdachte dat hij op 26 juni 2019 in die woning geweest is en het gegeven dat hij – naar eigen zeggen – zijn kleding, telefoon en motor had achtergelaten (waaruit valt af te leiden dat hij – zoals aangeefster heeft verklaard – onmiddellijk na het incident, terwijl zij 112 belde, haar woning heeft verlaten) vormen de bewijsmiddelen die leiden tot de conclusie dat verdachte [slachtoffer] met de vuist meerdere keren in haar gezicht gestompt heeft.
Reeds nu uit de medische verklaring niet kan worden afgeleid dat sprake was van een hersenschudding, concludeert de rechtbank dat geen sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van de afgebroken tand overweegt de rechtbank dat deze evenmin uit de medische verklaring blijkt, daargelaten het antwoord op de vraag of een afgebroken tand als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd. Ten aanzien van het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel als gevolg van verdachtes handelen zal de rechtbank de verdachte daarom vrijspreken.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op of omstreeks 26 juni 2019 te Almelo [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
één ofmeermalen (krachtig) tegen
/ophet hoofd
te slaan en/ofte stompen.
,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een afgebroken tand en/of hersenschudding ten gevolge heeft gehad;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
mishandeling.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over een eventuele straf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft, zijn ex-partner [slachtoffer] in haar huis bezocht en haar een aantal vuistslagen in het gezicht gegeven, ten gevolge waarvan zij bloedde, een kant van haar gezicht gezwollen was en er een glip in haar jukbeen was ontstaan. Verdachte heeft [slachtoffer] bij die gelegenheid enkele malen in haar gezicht geslagen. Op dat moment lagen de twee kinderen van [slachtoffer] boven te slapen. Vervolgens is verdachte er vandoor gegaan.
De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij zijn ex-partner in haar eigen woning op een buitengewoon laffe wijze heeft mishandeld.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij diverse keren voor huiselijk geweld en partnermishandeling tot onder meer onvoorwaardelijke gevangenisstraffen is veroordeeld. Blijkbaar blijft verdachte hardnekkig zijn (tijdelijke) partners mishandelen en leert hij niet van de straffen die hij telkenmale daarvoor krijgt opgelegd. Gelet hierop en aangezien verdachte niet wenst te praten met de reclassering of een andere hulpverlenende instantie, zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opleggen, met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het geschorste bevel voorlopige hechtenis het volgende.
Gezien de overwegingen die aan de strafoplegging ten grondslag liggen en gezien de aard, ernst en omvang van het bewezenverklaarde feit en de strafoplegging, is de rechtbank van oordeel dat de persoonlijke belangen van verdachte bij het voortduren van de schorsing van de voorlopige hechtenis ondergeschikt zijn aan de strafvorderlijke belangen en het belang dat de samenleving heeft bij het hervatten van de voorlopige hechtenis.
De schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing schorsing bevel voorlopige hechtenis
- heft de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. H. Stam en mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2020.
Buiten staat
Mrs. Stam en Heijink zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district Twente, met nummer PL0600-2019291470. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] d.d. 26 juni 2019 (pagina 17).
3.Proces-verbaal bevindingen d.d. 26 juni 2019 (pagina 24).
4.Proces-verbaal verhoor aangeefster d.d. 26 juni 2019 (pagina’s 19 en 20).
5.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 28 juni 2019 (pagina 30).