Op 27 maart 2020 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 36-jarige man uit Almelo, die werd beschuldigd van mishandeling van zijn ex-partner. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. De mishandeling vond plaats op 26 juni 2019, waarbij de man zijn ex-partner meermalen krachtig tegen het hoofd heeft gestompt in haar woning. De rechtbank oordeelde dat de persoonlijke belangen van de man ondergeschikt zijn aan de belangen van de strafvordering en de samenleving, en heeft daarom de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. E. Leunk, heeft tijdens de zitting de vordering gedaan om de man te veroordelen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J. Michels, heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van zware mishandeling. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de eenvoudige mishandeling, maar niet voor de zware mishandeling, zoals een hersenschudding of een afgebroken tand.
De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder was veroordeeld voor huiselijk geweld. De rechtbank heeft de onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, met aftrek van het voorarrest, en heeft de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven, omdat de belangen van de samenleving zwaarder wogen dan de persoonlijke belangen van de verdachte.