ECLI:NL:RBOVE:2020:1244
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.J. Stoové
- A.M.G. Ellenbroek
- T.M. van Wanrooij
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zedendelict met onvoldoende bewijs op basis van enkel slachtofferverklaring
Op 24 maart 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontucht met een minderjarig meisje. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 10 maart 2020, waar de officier van justitie, mr. E.J. Leunk, en de raadsman van de verdachte, mr. A.W. Syrier, hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging betrof ontuchtige handelingen met een meisje dat op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.
De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het vermeende slachtoffer, hoewel consistent en betrouwbaar, op zichzelf onvoldoende bewijs bood om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak slechts twee personen aanwezig zijn: het slachtoffer en de verdachte. Aangezien de verdachte ontkende, was het aan de rechtbank om te beoordelen of er voldoende bewijs was om de verdachte als dader aan te wijzen. De rechtbank concludeerde dat er geen ander bewijsmateriaal was dat de verklaring van het slachtoffer op specifieke punten ondersteunde, en dat getuigenverklaringen van horen zeggen niet voldoende waren.
Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij, vertegenwoordigd door [naam 2], niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank besloot dat de benadeelde partij haar vordering enkel bij de burgerlijke rechter kon indienen. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.