Zes partijen, onder wie [eiseres] , zijn op 22 december 2015 een maatschapsovereenkomst aangegaan, waarbij zij zijn overeengekomen dat zij met ingang van 31 december 2015 voor onbepaalde tijd een maatschap aangaan met als doel het uitoefenen voor gezamenlijk rekening en risico van een praktijk voor Tandarts specialisten op het vakgebied MKA. Voorts zijn zij in hun maatschapsovereenkomst, voor zover hier van belang, het volgende overeengekomen:
“ (…)
Artikel 12 Beëindiging van de maatschapsovereenkomst en de maatschap ten aanzien van een partij
1) De maatschapsovereenkomst en de deelneming van de betreffende partij in de maatschap eindigt van rechtswege:
(…)
b. door opzegging van de overeenkomst door de betreffende partij dan wel, op de datum waartegen is opgezegd, welke datum tenminste 12 maanden na de datum van schriftelijke kennisgeving is gelegen.
(…)
Artikel 14 Gevolgen van beëindiging van de overeenkomst ten aanzien van een partij
1) (…) De goodwillsom, de vergoeding die de gezamenlijk overblijvende partijen voor het aandeel aan de rechtverkrijgenden dienen te betalen, zal elk jaar in januari voor het komende jaar door de maatschapsvergadering voor partijen bindend worden vastgesteld. De goodwillsom zal worden betaald op het moment dat een nieuwe partij zal toetreden tot de maatschap en kan eventueel verrekend worden met de openstaande schulden van de betreffende partij aan de maatschap of gezamenlijk e partijen. De goodwillsom vermindert met 1/3, indien 1 jaar na de beëindiging geen nieuwe partij is toegetreden en met 2/3, indien 2 jaar na de beëindiging geen nieuwe partij is toegetreden en vervalt geheel, indien na 3 jaar na beëindiging nog geen nieuwe partij is toegetreden, in alle drie gevallen voor zover het niet toetreden van een nieuwe partij niet aan de overige partijen verwijtbaar is.
2) Indien de overeenkomst met toepassing van artikel 12 lid 1 sub b t/m h eindigt, verblijft het aandeel in de maatschapspraktijk aan de andere partijen onder de verplichting voor deze partijen aan de uitgetreden partij de in artikel 14 lid 1 bedoelde goodwillsom uit te keren overeenkomstig het bepaalde in lid (1), eventueel onder verrekening van de openstaande schulden van de betreffende partij. De partijen verlenen elkaar over en weer onherroepelijk volmacht, om al die handelingen die noodzakelijk zijn om het in de voorgaande volzin vermelde verblijvingsbeding te effectueren, te verrichten. De overblijvende partijen zullen de maatschap voortzetten.
(…)
Artikel 17 Non-concurrentiebeding
1) De partij ten aanzien waarvan de maatschapsovereenkomst en het deelnemen in de maatschap wordt beëindigd dan wel die de maatschapsovereenkomst en zijn deelneming opzegt, zal gedurende een periode van tien jaar, na de datum van beëindiging, noch zelfstandig, noch in dienstverband de praktijk van een specialist voor MICA uitoefenen, dan wel direct of indirect bij een dergelijke praktijkuitoefening betrokken zijn binnen een straal van 15 km van de respectievelijke locaties, alwaar de praktijk door de maatschap wordt uitgeoefend.
2) Dit geldt op straffe van een terstond opeisbare boete van € 2000,00 (…) voor elke dag dat de overtreding voortduurt (…)”.