ECLI:NL:RBOVE:2020:1229
Rechtbank Overijssel
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen beschikking van de rechter-commissaris tot verkorting van de looptijd van de schuldsaneringsregeling
In deze zaak gaat het om een beroep tegen de beschikking van de rechter-commissaris die de looptijd van de schuldsaneringsregeling van de belanghebbende heeft verkort. De belanghebbende, geboren in 1967 en wonende te [woonplaats], was eerder failliet verklaard op 17 mei 2016. Op 10 september 2019 werd het faillissement opgeheven en werd de schuldsaneringsregeling van kracht. De rechter-commissaris heeft op 13 december 2019 de looptijd van de schuldsaneringsregeling met 24 maanden verkort, zodat deze niet eerder eindigt dan op 10 september 2020. De belanghebbende, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.J. van Betten, heeft hiertegen beroep aangetekend, stellende dat de looptijd met 33 maanden verkort zou moeten worden.
Tijdens de zitting op 7 januari 2020 heeft de rechtbank de argumenten van de belanghebbende en de bewindvoerder gehoord. De belanghebbende betoogde dat de rechter-commissaris ten onrechte aansluiting had gezocht bij de termijn van één jaar, zoals bepaald in artikel 354a van de Faillissementswet. Hij stelde dat zijn situatie bijzonder was en dat de schuldsaneringsregeling eerder had moeten eindigen. De bewindvoerder voegde hieraan toe dat de keuze om een akkoord aan te bieden niet afhankelijk had moeten zijn van de uitspraak van de Hoge Raad.
De rechtbank heeft de beschikking van de rechter-commissaris bekrachtigd, oordelend dat de verkorting van de looptijd met 24 maanden niet onredelijk was. De rechtbank benadrukte dat de schuldsaneringsregeling gericht is op het bieden van een 'schone lei' en dat de duur van de regeling niet onterecht beperkt kan worden. De rechtbank concludeerde dat de beslissing van de rechter-commissaris om de looptijd van de schuldsaneringsregeling te verkorten tot één jaar, gelet op de omstandigheden van de zaak, redelijk was.