ECLI:NL:RBOVE:2020:1228

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 maart 2020
Publicatiedatum
20 maart 2020
Zaaknummer
C/08/241033 / KG ZA 19-307
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen in kort geding tussen IKZIJNWIJ B.V. en de gemeente Kampen met betrekking tot deelovereenkomst individuele begeleiding

Op 20 maart 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap IKZIJNWIJ B.V. (hierna: IZW) en de gemeente Kampen. IZW had vorderingen ingesteld tegen de gemeente, die betrekking hadden op de rechtsgeldigheid van de opzegging van een deelovereenkomst voor individuele begeleiding, de afgifte van bepaalde stukken en de nakoming van voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter heeft alle vorderingen van IZW afgewezen.

De gemeente had de deelovereenkomst opgezegd met inachtneming van de opzegtermijn, maar IZW betwistte de deugdelijkheid van de motivering van deze opzegging. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente de opzegging rechtsgeldig had gedaan, aangezien de opzegging niet per direct was en de gemeente niet verplicht was om een reden op te geven. De vordering van IZW tot nakoming van de deelovereenkomst werd eveneens afgewezen, omdat de gemeente niet onrechtmatig handelde door geen cliënten meer door te geleiden naar IZW.

Daarnaast had IZW verzocht om inzage in bepaalde bescheiden op grond van artikel 843a Rv, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat IZW niet voldoende had onderbouwd welk bewijsrechtelijk voordeel zij zou hebben bij inzage in deze stukken. Ook deze vordering werd afgewezen.

Tot slot werd IZW veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gemeente tot op heden waren begroot op € 1.636,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. U. van Houten in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/241033 / KG ZA 19-307
Vonnis in kort geding van 20 maart 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IKZIJNWIJ B.V.,
gevestigd te Kampen,
eiseres,
advocaat voorheen mr. R.C.A. van Niftrik te Nijmegen,
thans mr. W. van der Kolk te Kampen,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE KAMPEN,
zetelend te Kampen,
gedaagde,
advocaat mr. W.E.M. Klostermann te Zwolle.
Partijen zullen hierna ‘IZW’ en ‘de gemeente’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 februari 2020
  • het bericht van de zijde van de advocaat van de gemeente dat IZW bij vonnis van
25 februari 2020 in staat van faillissement is verklaard met benoeming van
mr. W. van der Kok als curator
- het bericht van de curator dat hij, na verkregen machtiging van de rechter-commissaris, de procedure overneemt en om vonnis verzoekt.
1.2.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Hetgeen is overwogen in het tussenvonnis van 7 februari 2020 wordt hier herhaald en overgenomen.
2.2.
Gebleken is dat partijen niet tot een minnelijke oplossing van het tussen hen bestaande geschil zijn gekomen, zodat, nu de curator namens IZW om vonnis heeft gevraagd, wordt toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de tussen partijen bestaande geschilpunten, die kunnen worden onderverdeeld in drie kernpunten:
- rechtsgeldigheid opzegging deelovereenkomst voor individuele begeleiding
- afgifte stukken
- nakoming voorlopige voorzieningen/nakoming deelovereenkomst begeleiding.
Deelovereenkomst individuele begeleiding rechtsgeldig opgezegd?
2.3.
Vast staat tussen partijen dat zij in artikel 5 van de Deelovereenkomst zijn overeengekomen dat zij het recht hebben om deelname aan de overeenkomst tussentijds te beëindigen, waarbij voor de zorgaanbieder een opzegtermijn van drie maanden geldt en voor de gemeente een opzegtermijn van zes maanden, tenzij sprake is van een beëindiging per direct in de gevallen genoemd in lid 5 van artikel 5 (zie rechtsoverweging 2.3. van het tussenvonnis).
2.4.
De gemeente heeft bij brief van 9 april 2019 de deelovereenkomst individuele begeleiding met inachtneming van een opzegtermijn opgezegd tegen
31 oktober 2019, onder verwijzing naar artikel 5 lid 3 van de Deelovereenkomst.
De gemeente heeft de deelovereenkomst dus niet per direct beëindigd, maar beëindigd met inachtneming van de in artikel 5 lid 3 voorgeschreven opzegtermijn van zes maanden.
2.5.
IZW stelt zich op het standpunt dat de gemeente de opzegging niet deugdelijk heeft gemotiveerd. De gemeente heeft haar opzegging namelijk gemotiveerd door te stellen dat uit de rapportage van GGD IJsselland van maart 2019 blijkt dat IZW de verbetermaatregelen uit de rapportage van september 2017 onvoldoende heeft uitgevoerd waar het betreft de individuele begeleiding. IZW betwist echter dat de verbeteringen niet zouden zijn uitgevoerd.
De gemeente heeft het standpunt van IZW gemotiveerd weersproken.
2.6.
Dit standpunt van IZW is niet juist.. IZW miskent dat de gemeente, in het geval zij opzegt met inachtneming van een termijn van zes maanden, zoals zij gedaan heeft, dit kan doen zonder opgave van reden(en). Artikel 5 lid 3, waar de gemeente gebruik van heeft gemaakt, verlangt immers niet dat er een reden van opzegging wordt gehanteerd. Dit zou anders zijn geweest indien de gemeente zou hebben opgezegd per direct. In dat geval schrijft artikel 5 lid 5 van de deelovereenkomst voor dat dit enkel kan geschieden wanneer een fusie of overname aantoonbaar negatieve gevolgen heeft dan wel als de zorgaanbieder niet (meer) voldoet aan de in de deel- of basisovereenkomst gestelde voorwaarden. Van een beëindiging per direct is in dit geval echter geen sprake.
2.7.
Dat de gemeente de opzegging onverplicht wel heeft gemotiveerd, maakt niet dat de opzegging niet rechtsgeldig is geweest, zelfs al zou de motivering onjuist moeten worden geacht. Hetgeen IZW heeft aangevoerd over de deugdelijkheid van de motivering, de onafhankelijkheid en juistheid van de rapportage van GGD IJsselland, kan dan ook onbesproken blijven.
2.8.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de gemeente de deelovereenkomst individuele begeleiding dan ook rechtsgeldig opgezegd. De vordering van IZW tot nakoming van de deelovereenkomst individuele begeleiding wordt afgewezen.
2.9.
Uit het voorgaande vloeit voort dat ook de vordering van IZW tot staking van de door de gemeente op basis van de rapportages van GGD IJsselland van september 2017 en maart 2019 doorgevoerde cliëntenstop dient te worden afgewezen. Los van de omstandigheid dat IZW deze vordering niet dan wel onvoldoende heeft onderbouwd, heeft de gemeente onweersproken gesteld dat het begrijpelijk is dat zij geen cliënten voor individuele begeleiding meer doorgeleidt naar IZW gezien de opzegging van de betreffende deelovereenkomst.
Afgifte stukken?
2.10.
Krachtens artikel 843a Rv kan hij die daarbij rechtmatig belang heeft op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Het artikel vormt een uitzondering op de hoofdregel dat iemand de onder hem berustende bescheiden niet aan een ander ter inzage hoeft af te geven.
2.11.
IZW heeft gesteld dat zij afgifte en inzage wenst van de door haar omschreven bescheiden teneinde te kunnen beoordelen of de gemeente en de door haar gemandateerde GGD Centrale Toegang onrechtmatig handelen jegens IZW.
De gemeente heeft het standpunt van IZW gemotiveerd betwist.
2.12.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat IZW niet dan wel onvoldoende concreet gesteld, welk (bewijsrechtelijk) voordeel (nadeel) zij bij (het uitblijven van) inzage en afschrift daarvan zou hebben. IZW heeft zelfs niet een vermoeden aangevoerd dat de gevorderde bescheiden informatie bevatten die haar standpunt zou kunnen ondersteunen. Het is aan IZW om voldoende concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit een redelijk vermoeden van de gestelde onrechtmatigheid kan volgen. Daarin is IZW met haar stellingen niet geslaagd.
2.13.
De vordering ex artikel 843a Rv wordt reeds hierom afgewezen.
Nakoming voorlopige voorzieningen/nakoming deelovereenkomst begeleiding
2.14.
IZW stelt dat de gemeente Kampen bij voorlopige voorzieningen van
5 december 2019 in de zaken [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] veroordeeld is tot het verstrekken van persoonsgebonden budgetten. De gemeente komt tot op heden de vereoordelingen niet na, waardoor ook IZW de aan deze cliënten betaalde zorg nog steeds niet betaald krijgt. IZW verkeert daardoor in financiele problemen. De gemeente handelt door het niet nakomen van deze rechterlijke uitspraken onrechtmatig jegens IZW.
IZW heeft daarnaast belang bij betaling van de verleende zorg in natura aan de onder rechstoverweging 3.1. onder vordering 6 in het tussenvonnis genoemde personen en dus dat ten aanzien van hen de deelovereenkomst begeleiding wordt nagekomen door de gemeente.
De gemeente heeft zich gemotiveerd verweerd tegen deze vordering.
2.15.
De voorlopige voorzieningen waar IZW zich op beroept en waarvan zij nakoming verlangt, betreffen procedures tussen de gemeente en vijf burgers van de gemeente. IZW is geen partij (geweest) bij die procedures. IZW, kan, zonder nader onderbouwing op dit punt, als derde geen nakoming vragen van die gegeven voorlopige voorzieningen. Het enige dat IZW in dit kader heeft aangevoerd is dat zij in financiële problemen geraakt indien de gemeente de persoonsgebonden budgetten niet uitbetaalt. Dat is onvoldoende voor toewijzing van het in dit kader door IZW gevorderde.
2.16.
Voor nakoming van de deelovereenkomst begeleiding zoals door IZW gevorderd, bestaat evenmin aanleiding. IZW heeft deze vordering overigens ook op geen enkele wijze onderbouwd. Deze vordering wordt eveneens afgewezen.
2.17.
IZW zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proces- en nakosten worden veroordeeld, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.636,00.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt IZW in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 1.636,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt IZW in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat IZW niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op
20 maart 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.