ECLI:NL:RBOVE:2020:1202

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 maart 2020
Publicatiedatum
19 maart 2020
Zaaknummer
C/08/244066 / FA RK 20-366
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze beschikking van de Rechtbank Overijssel, uitgesproken op 3 maart 2020, is een zorgmachtiging verleend aan een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis, specifiek psychotische ontregeling in het ziektebeloop van Parkinson. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet in staat was om zich te doen horen tijdens de mondelinge behandeling, omdat hij sliep. De aanwezigen, waaronder de advocaat van de betrokkene, de partner en dochter, hebben de situatie van de betrokkene toegelicht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de betrokkene ernstig nadeel ondervindt, wat levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel met zich meebrengt. Dit werd onderbouwd door de verklaringen van de partner en dochter van de betrokkene, die aangaven dat het voor hen niet meer houdbaar was dat de betrokkene thuis verbleef.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is. De voorgestelde zorgmaatregelen omvatten het beperken van de bewegingsvrijheid, onderzoek aan kleding of lichaam, opname in een accommodatie, toedienen van vocht, voeding en medicatie, en toezicht op de betrokkene. De rechtbank heeft geoordeeld dat de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden verleend kan worden, tot en met 3 september 2020, en dat de voorgestelde zorg evenredig en effectief is. De beschikking is mondeling gegeven door rechter H. Vegter en schriftelijk uitgewerkt op 11 maart 2020.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Locatie: Almelo
Zaak-/rekestnr.: C/08/244066 / FA RK 20-366
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 3naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren [1951] , [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende te ZGT, afdeling 4 Oost, te Almelo,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. P.L. Hellinga te Zwolle.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 17 februari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de bevindingen van de geneesheer-directeur d.d. 12 februari 2020;
 een medische verklaring, d.d. 11 februari 2020;
 het zorgplan d.d. 24 januari 2020;
 de zorgkaart d.d. 11 februari 2020;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen en de Wvggz;
 het bericht dat er geen relevante politie-, strafvorderlijke- en justitiële gegevens voor betrokkene zijn.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 3 maart 2020, in het ZGT, afdeling 4 Oost, te Almelo.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
 de advocaat van betrokkene;
 [A] , partner;
 [B] , dochter;
 [C] , psychiater;
 [D] , psychiatrisch verpleegkundige.
1.4
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet in staat was zich te doen horen. Door de psychiater, verpleegkundige en familie van betrokkene werd medegedeeld dat betrokkene sliep. Het zou zeer nadelig voor betrokkenes gemoedstoestand zijn om hem wakker te maken. Hij zou daardoor erg van slag raken. De rechter heeft in aanwezigheid van de griffier, de psychiater en de verpleegkundige betrokkene kortstondig bezocht in zijn kamer en geconstateerd dat betrokkene sliep. Hij heeft betrokkene niet gewekt om met hem te praten.
1.5
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet ter zitting verschenen.

2.Beoordeling

2.1
Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van psychotische ontregeling in het ziektebeloop van Parkinson. De rechtbank is van oordeel dat de stoornis tot ernstig nadeel leidt. Dit nadeel is gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel en anders dan de advocaat heeft gesteld is de rechtbank van oordeel dat dit nadeel ook is gelegen in ernstige immateriële schade. Immers, de partner van betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat het ook voor haar op dit moment niet meer houdbaar is als betrokkene thuis verblijft. Door de mondelinge toelichting van de partner en dochter van betrokkene is de rechtbank van oordeel dat van de overige in het verzoekschrift genoemde vormen van ernstig nadeel niet is gebleken.
Betrokkene heeft in wisselende mate momenten van verwardheid en agitatie. Er is sprake van cognitieve achteruitgang, de medicatie veroorzaakt verstoringen in de realiteitsbeleving en de lichamelijke ontregelingen van betrokkene zorgen tevens voor versterking van het voorgaande. Vanuit psychotische overtuigingen kan betrokkene erg angstig en geagiteerd raken waarbij betrokkene zowel fysieke als verbale agressie vertoont. Tevens heeft betrokkene wisselend zicht op zijn eigen toestand, hetgeen tot overschatting van zijn mogelijkheden kan leiden.
2.2
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig
(artikel 3:4).
2.3
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig
(artikel 3.3). De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en bestaan uit:
 beperken van de bewegingsvrijheid;
 onderzoek aan kleding of lichaam;
 opnemen in een accommodatie;
 toedienen van vocht, voeding en medicatie;
 uitoefenen van toezicht op betrokkene.
2.4
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.5
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief
(artikel 3:3). Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.6
Door de advocaat van betrokkene, de psychiater en de familie van betrokkene is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat de zorgmachtiging voor zes maanden dient te worden verleent. De rechtbank is van oordeel dat het vorenstaande voldoende is toegelicht.
2.7
Gelet op het vorenstaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de duur van zes maanden, en geldt aldus tot en met 3 september 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] , geboren [1951]
te [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
 beperken van de bewegingsvrijheid;
 onderzoek aan kleding of lichaam;
 opnemen in een accommodatie;
 toedienen van vocht, voeding en medicatie;
 uitoefenen van toezicht op betrokkene.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 3 september 2020.
Deze beschikking is op 3 maart 2020 mondeling gegeven door mr. H. Vegter, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door A.G.M. Wispels als griffier, en op 11 maart 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.