ECLI:NL:RBOVE:2020:1182

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 maart 2020
Publicatiedatum
18 maart 2020
Zaaknummer
99-000355-30
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van voorwaardelijke invrijheidstelling wegens overtreding van voorwaarden

Op 18 maart 2020 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die eerder voorwaardelijk in vrijheid was gesteld. De veroordeelde, die in Zweden was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1275 dagen, was op 25 oktober 2018 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder strikte voorwaarden, waaronder een meldplicht en een drugsverbod. Ondanks herhaalde waarschuwingen en eerdere herroepingen van de voorwaardelijke invrijheidstelling, heeft de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden gehouden en is er herhaaldelijk drugsgebruik vastgesteld. De officier van justitie heeft op 9 januari 2020 een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling ingediend, die op 6 maart 2020 ter terechtzitting is behandeld. De rechtbank heeft de vordering toegewezen, waarbij is vastgesteld dat de veroordeelde vanaf november 2019 meerdere keren het middelenverbod heeft overtreden. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde onvoldoende meewerkte aan zijn behandeling en dat er geen mogelijkheden meer waren voor verdere begeleiding. De rechtbank heeft besloten dat de veroordeelde de resterende 175 dagen van zijn straf alsnog moet ondergaan, met aftrek van de dagen waarop hij rechtens zijn vrijheid was ontnomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
v.i. zaaknummer: 99-000355-30
parketnummer: 10-105466-17
datum beslissing: 18 maart 2020
Beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken op grond van artikel 6:6:21 Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
inschrijvingsadres in de basisregistratie personen:
[adres 1] ,
nu gedetineerd in:
[adres 2] ,
hierna: de veroordeelde.

1.Het verloop van de procedure

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de rechter in Zweden van 2 november 2016 is de veroordeelde tot een gevangenisstraf voor de duur 1275 dagen veroordeeld, waarvan de tenuitvoerlegging met ingang van 25 juni 2016 is gestart. De tenuitvoerlegging is op 1 juni 2018 overgenomen door het openbaar ministerie onder parketnummer 10-105466-17. Op 14 juli 2017 is veroordeelde daadwerkelijk overgedragen aan de Nederlandse justitiële autoriteiten.
Bij het besluit Voorwaardelijke Invrijheidstelling (hierna: besluit vi) van 16 oktober 2018 is veroordeelde op 25 oktober 2018 feitelijk voorwaardelijk in vrijheid gesteld. De periode van de voorwaardelijke invrijheidstelling bedraagt 425 dagen. Daaraan zijn gedurende een proeftijd van 425 dagen de bijzondere voorwaarden verbonden, kort samengevat: een meldplicht, een drugsverbod, een begeleid wonen of maatschappelijke opvang en andere voorwaarden het gedrag van veroordeelde betreffende.
De voorwaardelijke invrijheidstelling is op 17 januari 2019 bij beslissing van deze rechtbank herroepen met 100 dagen. Het besluit vi van 16 oktober 2018 is vervolgens bij besluit van 15 maart 2019 gewijzigd, in die zin dat als bijzondere voorwaarde is toegevoegd dat, kort samengevat, veroordeelde zich laat behandelen bij de Tender, dan wel een soortgelijke instelling.
De voorwaardelijke invrijheidstelling is op 8 juli 2019 bij beslissing van deze rechtbank nogmaals herroepen met 150 dagen. Het besluit vi van 16 oktober 2018, gewijzigd bij besluit van 15 maart 2019 is vervolgens bij besluit van 30 september 2019 gewijzigd, in die zin dat als bijzondere voorwaarde is toegevoegd dat, kort samengevat, veroordeelde zich laat opnemen bij FPA Transfore, dan wel een soortgelijke instelling.
De veroordeelde is op 9 januari 2020 aangehouden op grond van artikel 6:3:15, eerste lid, Sv. De officier van justitie heeft op 10 januari 2020 een vordering tot schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling ingediend. Deze vordering is bij beslissing van de rechter-commissaris in strafzaken van 10 januari 2020 toegewezen.

2.De vordering

Op 9 januari 2020 heeft de officier van justitie een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling ingediend. Deze vordering strekt ertoe dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 175 dagen zal herroepen, omdat de veroordeelde zich niet aan de voormelde voorwaarden heeft gehouden.

3.De behandeling ter terechtzitting

De rechtbank heeft ter openbare terechtzitting van 6 maart 2020 de officier van justitie mr. S. Leusink en de veroordeelde met zijn raadsvrouw mr. S. Vermeulen, advocaat in Culemborg, gehoord.
Daarnaast heeft de rechtbank S.F.J. Besselink, reclasseringswerker bij Tactus Verslavingszorg in Zwolle, als getuige-deskundige gehoord.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering.
De veroordeelde en zijn raadsvrouw hebben afwijzing van de vordering bepleit en daarbij, kort gezegd, aangevoerd dat de voorwaarden gewijzigd dienen te worden in die zin dat een meer geschikte klinische omgeving gezocht moet worden.

4.De beoordeling

Toetsingskader
Artikel 6:2:11, eerste lid, Sv bepaalt dat de voorwaardelijke invrijheidstelling geschiedt onder een aantal algemene voorwaarden. Op grond van artikel 6:2:11, tweede lid, Sv kunnen daarnaast bijzondere voorwaarden betreffende het gedrag van de veroordeelde worden gesteld. De voorwaardelijke invrijheidstelling kan op grond van artikel 6:2:13 Sv worden herroepen indien de veroordeelde een voorwaarde niet heeft nageleefd.
Het advies van de reclassering
Uit het voortgangsverslag en de toelichting van S.F.J. Besselink ter terechtzitting komt, kort samengevat, het volgende naar voren.
Veroordeelde is, onder andere, onder de voorwaarde dat hij geen drugs zal gebruiken in vrijheid gesteld. Hij heeft reeds twee maal het traject van een herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling doorlopen. Wederom is er drugsgebruik vastgesteld. Veroordeelde trekt voornamelijk zijn eigen plan en stelt zich onvoldoende begeleidbaar op. Transfore heeft aangegeven dat zij veroordeelde niet verder kunnen behandelen. Hij kan daar niet meer terecht. Veroordeelde heeft zijn eigen ideeën over het gebruik van drugs, welke niet passen binnen de voorwaarden van de invrijheidsstelling. De reclassering ziet geen mogelijkheden meer.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast is komen te staan dat veroordeelde vanaf november 2019 diverse malen het middelenverbod overtreden heeft. Door middel van urinecontroles is het gebruik van cannabis meerdere keren aangetoond. Hoewel veroordeelde zowel door middel van persoonlijke gesprekken met begeleiders als door twee eerdere herroepingen op de consequenties van het overtreden van de voorwaarden bij de invrijheidstelling is gewezen, heeft veroordeelde deze (wederom) overtreden.
De rechtbank zal daarom de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toewijzen.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • wijst de vordering toe;
  • gelast dat de vrijheidsstraf die als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 175 dagen, alsnog moet worden ondergaan;
  • bepaalt dat van deze periode de dagen zullen worden afgetrokken, gedurende welke de veroordeelde rechtens zijn vrijheid ontnomen is geweest als gevolg van de schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.C.S. Bordenga - Koppes, voorzitter, mr. A.M. Rikken en mr. J. Corthals, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.A.J.H. Muurmans griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2020.
Buiten staat
Mr. J. Corthals is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.