Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
5 maart 2020.
mr. C.P. Dronkers en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J.W. Bosman, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De bewijsoverwegingen
FC Twente en Heracles Almelo. Aangeefster [slachtoffer] fungeerde tijdens deze wedstrijd als verkeersregelaar en was als zodanig ook herkenbaar omdat zij een opvallend reflecterend uniform droeg. Aangeefster stond op de rijbaan van de Auke Vleerstraat ter hoogte van de splitsing Elysium met haar gezicht in de richting van het Elysium. Zij stond met een zaklamp voorzien van een lichtkegel het verkeer vanaf de Elysium rechts te verwijzen richting de Auke Vleerstraat – Transportcentrum. Verdachte kwam daar ter plaatse als bestuurder van een personenauto.
te weten een personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerwet 1994, 570 microgram,
De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
6 februari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld en met het feit dat hij er ter terechtzitting blijk van heeft gegeven het strafwaardige en kwalijke van zijn handelen in te zien.
8.De schade van benadeelden
€ 6.311,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
9.De toegepaste wettelijke voorschriften
10.De beslissing
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur
van 80 (tachtig) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
40 dagen;
3 (drie) maanden;
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
mr. D. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van Z. Demir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2020.
Plotseling hoorde ik een doffe harde klap komen uit de richting van de Kanaalstraat. Ik draaide mij direct om, ik zag dat een personenauto met een hoge snelheid op mij af kwam. Ik heb geprobeerd om nog met mijn zaklamp een stopteken te geven richting de bestuurder van de personenauto. Ik zag dat er onder de personenauto een oranje pylon vastzat en even later zag ik dat de pylon los schoot en in de richting vloog van het aldaar gelegen fietspad. Ik zag dat de bestuurde doorreed ik zag dat hij de snelheid niet minderde. Ik ben toen direct op weggesprongen. Als ik dit niet had gedaan was ik door deze personenauto aangereden.
Ik zag dat de personenauto langs mij heen reed gaande in de richting van mijn collega welke is genaamd: [slachtoffer] . [slachtoffer] stond op de Auke Vleerstraat met de t kruising Elysium.
Vervolgens zag ik dat mijn collega [slachtoffer] wegsprong, voor de personenauto die met een hoge snelheid door onze afzetting reed.
Als zij dit niet had gedaan was zij zeker aangereden.