ECLI:NL:RBOVE:2020:1157

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 maart 2020
Publicatiedatum
17 maart 2020
Zaaknummer
08/952289-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor belaging, bedreiging en poging tot bedreiging met een voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 18 maart 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 25-jarige man uit Nijverdal veroordeeld voor belaging, bedreiging en een poging tot bedreiging. De rechtbank legde de man een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op, met een proeftijd van drie jaar, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uur. Daarnaast moet hij vier slachtoffers in totaal meer dan 5000 euro schadevergoeding betalen. De zaak kwam aan het licht na meerdere aangiften van slachtoffers die zich gedwongen voelden contact met de verdachte te onderhouden, onder dreiging van het openbaar maken van naaktfoto's. De rechtbank oordeelde dat de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hen op grove wijze heeft belaagd. De verdachte heeft erkend de feiten te hebben gepleegd, wat leidde tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de psychische gevolgen voor de slachtoffers, evenals met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een narcistische persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank besloot tot een voorwaardelijke straf, gekoppeld aan bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08/952289-19 (P)
Datum vonnis: 18 maart 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 maart 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. M.H. van der Linden, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 1 september 2018 tot en met 16 april 2019 [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft belaagd;
feit 2:in de periode van 25 december 2017 tot en met 16 april 2019 [slachtoffer 5] en/of
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] heeft gedwongen contact te onderhouden door te dreigen naaktfoto’s van hen te publiceren;
feit 3:op 17 oktober 2018 heeft geprobeerd [slachtoffer 2] te dwingen contact te onderhouden door te dreigen naaktfoto’s van hem te publiceren.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september 2018 tot en met 16 april 2019 te Nijverdal, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig (telkens) opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, immers heeft hij, verdachte,
-in of omstreeks de periode van 01 september 2018 tot en met 15 januari 2019 te Nijverdal, althans in Nederland een persoon, [slachtoffer 1] , één of meermalen (al dan niet onder een andere naam) via Grindr en/of Whatsapp en/of Instagram een bericht gezonden en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] gevraagd om contact op te nemen en/of naaktfoto's in te sturen, met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
en/of
-in of omstreeks de periode van 01 september 2018 tot en met 21 oktober 2018 te Nijverdal, althans in Nederland een persoon, [slachtoffer 2] , één of meermalen (al dan niet onder een andere naam en/of met gebruik making van één of meer mobiele telefoonnummers en/of emailaccounts) via Grindr en/of Snapchat en/of Whatsapp en/of SMS en/of email een bericht gezonden en/of (daarbij) die [slachtoffer 2] gevraagd om contact op te nemen en/of naaktfoto's in te sturen, met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
en/of
-in of omstreeks de periode van 15 oktober 2018 tot en met 05 november 2018 te Nijverdal, althans in Nederland een persoon, [slachtoffer 3] , één of meermalen (al dan niet onder een andere naam en/of met gebruik making van één of meer mobiele telefoonnummers) via Grindr en/of Whatsapp en/of Instagram een bericht gezonden en/of (daarbij) die [slachtoffer 3] gevraagd om contact op te nemen en/of naaktfoto's en/of films in te sturen, met het oogmerk die [slachtoffer 3] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden
en/of vrees aan te jagen;
en/of
-in of omstreeks de periode van 01 januari 2019 tot en met 16 april 2019 te Nijverdal, althans in Nederland een persoon, [slachtoffer 4] , één of meermalen (al dan niet onder een andere naam en/of met gebruik making van één of meer mobiele telefoonnummers) via Grindr en/of Whatsapp en/of Instagram en/of SMS en/of Snapchat een bericht gezonden en/of (daarbij) die [slachtoffer 4] gevraagd om contact op te nemen en/of te blijven onderhouden met de navolgende accounts, te weten: [account 1] , [account 2] , [account 3] en/of [account 4] , met het oogmerk die [slachtoffer 4] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 december 2017 tot en met 16 april 2019 te Nijverdal, althans in Nederland, een of meer ander(en), te weten [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander(en) en/of derden, te weten [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] (telkens) wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, immers heeft hij, verdachte,
-in of omstreeks de periode van 25 december 2017 tot en met 30 december 2017 te Nijverdal, althans in Nederland, via Grindr en/of Whatsapp (als zijnde ' [alias 1] ') één of meermalen contact opgenomen met [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 5] de woorden toegevoegd: 'Ga je nog reageren of niet. Ben je boos? Hahahahaha. Volgens mij heb ik mijn doel al bereikt. Dus kunnen je foto's mooi onder je video's. Beter reageer je, want ik doe het' 'Kijk Instagram maar eventjes. Moeten ze ook op twitter. Reageer dan. Kklijer' en/of 'Of ga jij nog steeds niet reageren? Zal ik morgen even bij je komen in
[plaats 1] ? Typ af dan. Stuur dan. Reageer dan [slachtoffer 5] . Reageer je niet? Kom ik
wel even naar [plaats 1] nu' en/of Op twitter een tweet geplaatst met daarin de tekst; 'Pas op voor Youtuber [slachtoffer 5] ' (voorzien van diens telefoonnummer en/of één of meerdere foto's), althans woorden van gelijke aard en/of strekking
en/of
-in of omstreeks de periode van 15 oktober 2018 tot en met 05 november 2018 te Nijverdal, althans in Nederland, via Grindr en/of Whatsapp (als zijnde ' [alias 2] ') één of meermalen contact opgenomen met [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 3] de woorden toegevoegd: 'Ik ga jouw video's en foto's online plaatsen met jouw nummer erbij en het wordt alleen maar erger wanneer je mij blijft negeren', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of 'dit is je laatste kans, als je deze niet pakt dat maak ik je kankerkapot. Ik weet dat je in [plaats 2] woont en dat je vader [naam] heet', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of 'jouw papa [naam] zal gebeld worden en jouw foto's en filmpjes zullen naar hem gestuurd worden', althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
en/of
-in of omstreeks de periode van 01 januari 2019 tot en met 16 april 2019 te Nijverdal, althans in Nederland, via Grindr en/of Whatsapp en/of SMS (als zijnde ' [alias 3] ') één of meermalen contact opgenomen met [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 4] de woorden toegevoegd: 'je moet via Instagram contact maken en blijven houden met [account 1] . en/of
[account 4] en/of [account 2] en/of [account 3] . Ook moet je hen toegang verlenen tot je Instagramaccount. Wanneer je geen ontact maakt en onderhoud met deze mensen dan zal ik jouw naaktfoto's openbaar maken', althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
en/of
-op één of meer tijdstippen op of omstreeks 13 januari 2019 te Nijverdal, althans in Nederland, via Facebook één of meermalen contact opgenomen met [slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 6] de woorden toegevoegd: 'jij moet Grindr weer downloaden. Jij moet je beloftes nakomen die jij eerder hebt gedaan. Als jij niet doet wat er gevraagd wordt dan worden er pikante foto's van jou openbaar gemaakt ' en/of 'Jij moet je excuses aanbieden en je
telefoonnummer geven. Doe je dit niet dan worden jouw foto's openbaar gemaakt', althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
3
hij op of omstreeks 17 oktober 2018 te Nijverdal, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [slachtoffer 2] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, te weten [slachtoffer 2] , wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, immers heeft hij, verdachte, via Grindr contact opgenomen met die [slachtoffer 2] en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: 'wanneer jij niet reageert op berichten van [alias 3] dan worden jouw foto's online geplaatst. Ook worden de foto's dan opgehangen op jouw school en worden de foto's naar jouw familie gestuurd', althans woorden van gelijke aard en/of
strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 maart 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 30 oktober 2018, pagina’s 44 t/m 47;
het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] van 13 februari 2019 met bijlagen, pagina’s 50 t/m 210;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] van 21 maart 2019 met bijlagen, pagina’s 216 t/m 219 en 221 t/m 231;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 11 april 2019 met bijlagen, pagina’s 233 t/m 236 en pagina’s 238 t/m 259;
het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] van 16 april 2019 met bijlagen, pagina’s 260 t/m 263 met bijlagen 267 t/m 320;
het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] van 19 oktober 2019 met bijlagen, pagina’s 321 t/m 326 en 331 t/m 391;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 28 maart 2019, pagina’s 393 t/m 396;
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 15 april 2019, pagina’s 398 t/m 445.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1
hij in de periode van 1 september 2018 tot en met 16 april 2019 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig (telkens) opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, immers heeft hij, verdachte,
-in de periode van 1 september 2018 tot en met 15 januari 2019 in Nederland een persoon, [slachtoffer 1] , meermalen (al dan niet onder een andere naam) via Grindr en/of Whatsapp en/of Instagram een bericht gezonden en daarbij die [slachtoffer 1] gevraagd om contact op te nemen en naaktfoto's in te sturen, met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen;
en
-in de periode van 1 september 2018 tot en met 21 oktober 2018 in Nederland een persoon, [slachtoffer 2] , meermalen (al dan niet onder een andere naam en met gebruik making van één of meer mobiele telefoonnummers en emailaccounts) via Grindr en/of Snapchat en/of Whatsapp en/of SMS en/of email een bericht gezonden en (daarbij) die [slachtoffer 2] gevraagd om contact op te nemen en naaktfoto's in te sturen, met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen;
en
-in de periode van 15 oktober 2018 tot en met 5 november 2018 in Nederland een persoon, [slachtoffer 3] , meermalen (al dan niet onder een andere naam en/of met gebruik making van één of meer mobiele telefoonnummers) via Grindr en/of Whatsapp en/of Instagram een bericht gezonden en (daarbij) die [slachtoffer 3] gevraagd om contact op te nemen en naaktfoto's en films in te sturen, met het oogmerk die [slachtoffer 3] , te dwingen iets te doen;
en
-in de periode van 1 januari 2019 tot en met 16 april 2019 in Nederland een persoon,
[slachtoffer 4] , meermalen (al dan niet onder een andere naam en/of met gebruik making van één of meer mobiele telefoonnummers) via Grindr en/of Whatsapp en/of Instagram en/of SMS en/of Snapchat een bericht gezonden en/of (daarbij) die [slachtoffer 4] gevraagd om contact op te nemen en te blijven onderhouden met de navolgende accounts, te weten: [account 1] , [account 2] , [account 3] en [account 4] , met het oogmerk die [slachtoffer 4] , te dwingen iets te doen;
2
hij in de periode van 25 december 2017 tot en met 16 april 2019 in Nederland, [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 6] , door enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander(en), te weten [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en
[slachtoffer 6] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, immers heeft hij, verdachte,
-in de periode van 25 december 2017 tot en met 30 december 2017 in Nederland, via Grindr en/of Whatsapp (als zijnde ' [alias 1] ') meermalen contact opgenomen met [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 5] de woorden toegevoegd:
'Ga je nog reageren of niet. Ben je boos? Hahahahaha. Volgens mij heb ik mijn doel al bereikt. Dus kunnen je foto's mooi onder je video's. Beter reageer je, want ik doe het' 'Kijk Instagram maar eventjes. Moeten ze ook op twitter. Reageer dan. Kklijer' en '
Of ga jij nog steeds niet reageren? Zal ik morgen even bij je komen in [plaats 1] ? Typ af dan. Stuur dan. Reageer dan [slachtoffer 5] . Reageer je niet? Kom ik wel even naar [plaats 1] nu' en
Op twitter een tweet geplaatst met daarin de tekst; 'Pas op voor Youtuber [slachtoffer 5] ' voorzien van diens telefoonnummer en meerdere foto's,
en
-in de periode van 15 oktober 2018 tot en met 05 november 2018 in Nederland, via Grindr en/of Whatsapp (als zijnde ' [alias 2] ') meermalen contact opgenomen met
[slachtoffer 3] en die [slachtoffer 3] de woorden toegevoegd:
‘Ik ga jouw video's en foto's online plaatsen met jouw nummer erbij en het wordt alleen maar erger wanneer je mij blijft negeren', en
'dit is je laatste kans, als je deze niet pakt dat maak ik je kankerkapot. Ik weet dat je in [plaats 2] woont en dat je vader [naam] heet', en
'jouw papa [naam] zal gebeld worden en jouw foto's en filmpjes zullen naar hem gestuurd worden';
en
-in de periode van 1 januari 2019 tot en met 16 april 2019 in Nederland, via Grindr en/of Whatsapp en/of SMS (als zijnde ' [alias 3] ') meermalen contact opgenomen met [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 4] de woorden toegevoegd: 'je moet via Instagram contact maken en blijven houden met [account 1] . en [account 4] en [account 2] en [account 3] . Ook moet je hen toegang verlenen tot je Instagramaccount. Wanneer je geen contact maakt en onderhoud met deze mensen dan zal ik jouw naaktfoto's openbaar maken';
en
-op 13 januari 2019 in Nederland, via Facebook meermalen contact opgenomen met [slachtoffer 6] en die [slachtoffer 6] de woorden toegevoegd: 'jij moet Grindr weer downloaden. Jij moet je beloftes nakomen die jij eerder hebt gedaan. Als jij niet doet wat er gevraagd wordt dan worden er pikante foto's van jou openbaar gemaakt ' en 'Jij moet je excuses aanbieden en je telefoonnummer geven. Doe je dit niet dan worden jouw foto's openbaar gemaakt';
3
hij op 17 oktober 2018 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [slachtoffer 2] , door bedreiging met enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, te weten [slachtoffer 2] , wederrechtelijk te dwingen iets te doen, immers heeft hij, verdachte, via Grindr contact opgenomen met die [slachtoffer 2] en vervolgens die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: 'wanneer jij niet reageert op berichten van [alias 3] dan worden jouw foto's online geplaatst. Ook worden de foto's dan opgehangen op jouw school en worden de foto's naar jouw familie gestuurd', terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank heeft indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 284 en 285b van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: belaging, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: een ander door bedreiging met een andere feitelijkheid wederrechtelijk dwingen iets te doen, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: een poging tot een ander door bedreiging met een andere feitelijkheid wederrechtelijk dwingen iets te doen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte voor het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis wordt opgelegd. Daarnaast heeft de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren gevorderd, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en een ambulante behandeling bij Transfore te worden gekoppeld.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aansluiting te zoeken bij de eis van de officier van justitie.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft op social media nepprofielen aangemaakt. Vervolgens heeft hij met die nepprofielen verschillende jongens benaderd en lastig gevallen. Verdachte is hiermee begonnen naar eigen zeggen met de intentie te achterhalen welke mensen een nepprofiel van hem zouden hebben aangemaakt, maar het ontaardde al vrij snel in het willen nemen van wraak en tegelijkertijd het opkrikken van zijn gevoel van eigenwaarde. Verdachte heeft zes jongens gedurende een lange periode op slinkse wijze belaagd en daarnaast gedwongen contact met hem te onderhouden. Verdachte wilde niet dat de contacten die hij met de jongens had werden beëindigd en dreigde daarbij naaktfoto’s van hen te verspreiden. Ondanks dat verdachte wist dat geen van de jongens meer contact met hem wilde, wilde hij hen dwingen contact met hem te onderhouden. Door zo te handelen heeft verdachte op grove en indringende wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit, de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van aangevers. Verdachte heeft hiermee grote angst bij hen teweeggebracht en bij hen bestond de vrees dat verdachte daadwerkelijk uitvoering zou geven aan zijn dreigement de foto’s openbaar te maken. Daarbij heeft verdachte enkel rekening gehouden met zijn eigen behoefte om in contact te blijven met deze jongens en heeft hij zich niet bekommerd om de grote (psychische) gevolgen van zijn handelen voor de aangevers. Uit de aangiftes van alle jongens en de slachtofferverklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] blijkt dat het handelen van verdachte grote invloed heeft gehad op hun levens.
De rechtbank heeft gekeken naar het uittreksel van verdachte uit de Justitiële Documentatie van 24 januari 2020 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van de inhoud van het Pro Justitia rapport d.d. 6 november 2019, opgemaakt door N. van der Weegen, psycholoog. De psycholoog concludeert dat bij verdachte sprake is van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Verdachte voelt zich bijzonder en hij is van mening dat hij een bijzondere behandeling verdient. Hij heeft een gebrek aan empathie. Ten tijde van de tenlastegelegde feiten kon verdachte niet uitstaan dat er kwaad en beledigend over hem gesproken zou zijn. Hij voelde zich gekrenkt en reageerde, door zijn narcistische persoonlijkheidsstoornis, woedend. Verdachte wilde verhaal halen en was er, door zijn narcistische persoonlijkheidsstoornis, van overtuigd daarvoor elk middel in te mogen zetten. Daar zijn stoornis verdachte heeft belemmerd in het maken van andere keuzes, adviseert de psycholoog verdachte het hem tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Deze conclusie neemt de rechtbank over en maakt die tot de hare.
De psycholoog schrijft verder dat verdachte gebaat zou kunnen zijn bij een ambulante behandeling gericht op het leren omgaan met gevoelens van krenking en boosheid. Een dergelijke behandeling dient te worden gedaan door een instelling met expertise op het gebied van persoonlijkheidsstoornissen en forensische problematiek, zoals de forensische polikliniek Transfore, waar verdachte sinds kort in behandeling is.
Ook heeft de rechtbank gekeken naar het reclasseringsrapport van 28 november 2019. De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Verdachte dient zich te melden bij de reclassering en mee te werken aan het toezicht. Ook moet hij zich laten behandelen door Forensische Polikliniek Transfore.
Alles afwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en een ambulante behandeling en een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 2.000,-- gevorderd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering dient te worden toegewezen voor een bedrag van € 2.000,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu het de vraag is welke klachten al aanwezig waren bij de benadeelde partij en welke klachten zijn ontstaan door het handelen van verdachte. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht ten aanzien van de immateriële schadevergoeding aansluiting te zoeken bij een uitspraak van de rechtbank Rotterdam ECLI: NL:RBROT:2018:9416 en maximaal € 1.300,-- toe te kennen.
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De vordering is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal in alle vorderingen hetzelfde bedrag toekennen aan immateriële schade.
De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 1.250,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij zal voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 is toegebracht.
8.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.300,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 1.300,-- gevorderd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering dient te worden toegewezen voor een bedrag van € 1.300,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De vordering is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal in alle vorderingen hetzelfde bedrag toekennen aan immateriële schade.
De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 1.250,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
De benadeelde partij zal voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten 1 en 3 zijn toegebracht.
8.3
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 8.969,06, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- telefoonkosten € 25,--;
- vervangende telefoon € 1.341,28;
- studievertraging € 5.000,--;
- reiskosten € 102,78
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 2.500,-- gevorderd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering dient te worden toegewezen voor een bedrag van € 8.969,06, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de post vervangende telefoon op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde periode 17 dagen betreft. De benadeelde partij had voor die periode ook alleen een andere simkaart kunnen aanschaffen of een goedkopere telefoon kunnen kopen. Hij had niet meteen een contract voor twee jaar hoeven afsluiten. Zij verzoekt primair om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de telefoon is gekocht door een bedrijf en de BTW kan worden afgetrokken.
Ten aanzien van de post studievertraging heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij nog aan het begin van zijn studie stond en daarmee nog ver van het intreden op de arbeidsmarkt afstaat. Daarnaast heeft de benadeelde partij in die periode gewerkt, zodat dat in mindering zou moeten worden gebracht. Ook zit er geen verklaring van een psycholoog of psychiater bij de stukken. De raadsvrouw verzoekt de vordering voor dit deel niet-ontvankelijk te verklaren. Het alsnog nader onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat er enkel een briefje van de huisarts is van 21 februari 2020 terwijl de tenlastegelegde periode ziet op 2018. Zij verzoekt de vordering primair niet-ontvankelijk te verklaren.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht ten aanzien van de immateriële schadevergoeding aansluiting te zoeken bij een uitspraak van de rechtbank Rotterdam ECLI: NL:RBROT:2018:9416 en maximaal € 1.300,-- toe te kennen.
Het oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De vordering is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal in alle vorderingen hetzelfde bedrag toekennen aan immateriële schade.
De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 1.250,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
Telefoonkosten
De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 25,-- , te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
Vervangende telefoon
De opgevoerde schadepost is betwist en onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal het gevorderde daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Studievertraging
De opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
Reiskosten
De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 102,78, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een totaalbedrag van € 1.377,78, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd. De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten 1 en 2 zijn toegebracht.
8.4
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 9.224,64, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- telefoonkosten € 25,--;
- studievertraging € 5.725,--;
- gederfde inkomsten € 899,95;
- reiskosten € 74,69.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 2.500,-- gevorderd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering dient te worden toegewezen voor een bedrag van € 9.224,64, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de post studievertraging op het standpunt gesteld dat in de brief van school staat dat benadeelde partij zijn opleiding niet in juli 2019 heeft kunnen afronden en dus niet in mei 2019 zoals door de raadsman van verdachte gesteld. Daarnaast is er in de gestelde periode van vier maanden ook sprake van schoolvakantie. De raadsvrouw verzoekt de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
De raadsvrouw verzoekt de vordering ten aanzien van de post gederfde inkomsten niet-ontvankelijk te verklaren, nu er geen causaal verband is met het ten laste gelegde. Het alsnog nader onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure.
Ten aanzien van immateriële schade heeft de raadsvrouw zich primair op het standpunt gesteld de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht ten aanzien van de immateriële schadevergoeding aansluiting te zoeken bij een uitspraak van de rechtbank Rotterdam ECLI: NL:RBROT:2018:9416 en maximaal € 1.300,-- toe te kennen.
Het oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De vordering is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal in alle vorderingen hetzelfde bedrag toekennen aan immateriële schade.
De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 1.250,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Telefoonkosten
De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 25,-- , te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
Studievertraging
De opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
Gederfde inkomsten
De opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
Reiskosten
De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 74,69 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een totaalbedrag van € 1.349,69, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd. De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten 1 en 2 zijn toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 het misdrijf: belaging, meermalen gepleegd;
feit 2 het misdrijf: een ander door bedreiging met een andere feitelijkheid wederrechtelijk dwingen iets te doen, meermalen gepleegd;
feit 3 het misdrijf: een poging tot een ander door bedreiging met een andere feitelijkheid wederrechtelijk dwingen iets te doen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich gedurende de proeftijd ambulant laat behandelen bij de Forensische Polikliniek Transfore of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich houden aan de regels die door of namens de leiding van die polikliniek zullen worden gegeven;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1](feit 1): van een bedrag van € 1.250,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2019;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.250,--,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 25 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2](feiten 1 en 3): van een bedrag van € 1.250,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2018;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten 1 en 3 tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.250,--,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2018 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 25 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 3](feiten 1 en 2): van een bedrag van € 1.377,78 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 november 2018;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.377,78,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 november 2018 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 27 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 4](feiten 1 en 2): van een bedrag van € 1.349,69 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2019;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.349,69,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 26 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. G.M.J. Vijftigschild en
mr. D. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2020.
Mrs. E.J.M. Bos en G.M.J. Vijftigschild zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.