ECLI:NL:RBOVE:2020:1114

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 maart 2020
Publicatiedatum
12 maart 2020
Zaaknummer
08-271545-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor gewapende overval op een restaurant met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 12 maart 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 38-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, voor het plegen van een gewapende overval op een Chinees restaurant in Dedemsvaart. De overval vond plaats op 13 november 2019, waarbij de verdachte met een bedekt gezicht en een vuurwapen het restaurant binnenging en de aanwezige medewerker onder bedreiging dwong om geld af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting op 27 februari 2020 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie gehoord, evenals de verdediging van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte de overval had gepleegd, ondanks de verdediging die stelde dat de verdachte alleen handelde en geen geweld had gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan afpersing, zoals strafbaar gesteld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder ambulante behandeling en deelname aan een gedragsinterventie. Het inbeslaggenomen wapen is onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-271545-19 (P)
Datum vonnis: 12 maart 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres] ,
thans verblijvende: P.I. Veenhuizen, gev. Esserheem te Veenhuizen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 februari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. van Dijck en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. E.M. van Zuuk, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte al dan niet met een ander een gewapende overval heeft gepleegd op [chinees restaurant] te Dedemsvaart en daar [slachtoffer] heeft gedwongen geld af te staan en/of geld heeft weggenomen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 13 november 2019 te Dedemsvaart,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (ongeveer 1158 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] of aan een derde, te weten aan ( [chinees restaurant] ) toebehoorde, door:
- met een bedekt gezicht en een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de hand het restaurant binnen te gaan,
- een tas in de richting van die [slachtoffer] te gooien,
- ( vervolgens) die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: “vul die tas met geld, anders schiet ik je neer”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- het vuurwapen, althans het op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] te richten,
- tegen die [slachtoffer] te zeggen: “sneller, sneller”;
En/of
hij op of omstreeks 13 november 2019 te Dedemsvaart,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een hoeveelheid geld (ongeveer 1158 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] en/of (restaurant) [chinees restaurant] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door:
- met een bedekt gezicht en een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de hand het restaurant binnen te gaan,
- een tas in de richting van die [slachtoffer] te gooien,
- ( vervolgens) die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: “vul die tas met geld, anders schiet ik je neer”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- het vuurwapen, althans het op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer] te richten,
- tegen die [slachtoffer] te zeggen: “sneller, sneller”,
- de met geld gevulde tas uit de handen van die [slachtoffer] te trekken.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] met gebruik van een vuurwapen heeft gedwongen geld af te geven.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte de overval alleen heeft gepleegd. Het tezamen en in vereniging plegen kan derhalve niet worden bewezen. Ook heeft de raadsvrouw gesteld dat verdachte niet daadwerkelijk geweld heeft gebruikt en niet de woorden “vul die tas met geld, anders schiet ik je neer” heeft gebezigd, zodat hij van die delen van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk door middel van bedreiging met een vuurwapen [slachtoffer] heeft gedwongen om geld af te staan.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat ook wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd “vul die tas met geld, anders schiet ik je neer”. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan hetgeen aangever daarover heeft verklaard.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
1. het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 27 februari 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid laatste volzin Sv;
2. het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van 14 november 2019, pagina’s 68 en 69;
3. het proces-verbaal van aanhouding van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 14 november 2019, pagina’s 17 tot en met 19.
4. het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 14 november 2019, pagina’s 78 en 79.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 13 november 2019 te Dedemsvaart met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (ongeveer 1.158 euro), dat aan die [slachtoffer] of aan een derde, te weten aan ( [chinees restaurant] ) toebehoorde, door:
- met een bedekt gezicht en een vuurwapen in de hand het restaurant binnen te gaan,
- een tas in de richting van die [slachtoffer] te gooien,
- vervolgens die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: “vul die tas met geld, anders schiet ik je neer”,
- het vuurwapen op die [slachtoffer] te richten en
- tegen die [slachtoffer] te zeggen: “sneller, sneller”.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: afpersing.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden verbonden. De officier van justitie heeft gevorderd het inbeslaggenomen wapen te onttrekken aan het verkeer.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat de eis van de officier van justitie hoog is, ook in vergelijking met hetgeen in soortgelijke zaken wordt opgelegd. De raadsvrouw heeft voorts verzocht een zo kort mogelijk onvoorwaardelijk strafdeel – en eventueel een aanvullende werkstraf – op te leggen. Met betrekking tot het beslag heeft de raadsvrouw gesteld dat verdachte het wapen graag terug wil omdat het een erfstuk van zijn vader is, maar dat hij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft een overval gepleegd op [chinees restaurant] in Dedemsvaart waarbij hij een geldbedrag buit heeft gemaakt. Ter voorbereiding van de overval heeft verdachte op de middag van de overval de loop van een jachtgeweer van zijn overleden vader afgezaagd, zwarte kleding aangetrokken en een bivakmuts van huis meegenomen. Tijdens de overval heeft de in de winkel aanwezige [slachtoffer] onder dreiging van dit vuurwapen een geldbedrag uit de kassa aan verdachte afgegeven. Naar eigen zeggen zat verdachte psychisch in de knel, doordat hij thuis was komen te zitten met een burn-out en net zijn maandinkomen had verloren bij het gokken. De rechtbank rekent het verdachte aan dat de kennelijke wanhoop en onmacht over zijn eigen situatie hem er toe heeft gebracht in gezichtsverhullende kleding en met een vuurwapen het restaurant binnen te gaan en dit vuurwapen te richten op de medewerker. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een dergelijk ernstig misdrijf vaak nog langere tijd geconfronteerd worden met psychische problemen als gevolg van wat hen overkomen is. Verdachte heeft zich laten leiden door de zucht naar financieel gewin en heeft op dat moment niet stil gestaan bij de gevoelens van angst en onveiligheid die hij met zijn handelen bij anderen zou veroorzaken.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. De rechtbank sluit aan bij de oriëntatiepunten voor een overval in een winkel waarbij licht geweld/bedreiging wordt gebruikt en voor dit feit geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren.
Wat betreft de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 9 december 2019, opgemaakt en ondertekend door mevrouw K.S. Huisman. Uit dit rapport komt naar voren dat verdachte erg geschrokken is van zijn eigen gedrag. De reclassering stelt dat verdachte op het gebied van wonen, omgaan met emoties, financiën en middelengebruik ondersteuning lijkt te kunnen gebruiken, zodat hij niet terugvalt in oude patronen na detentie. Verdachte wil recidive in de toekomst voorkomen en ziet zelf in dat hij begeleiding nodig heeft bij de stabilisering van zijn leven na detentie. De reclassering adviseert de oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met drie bijzondere voorwaarden.
Ten aanzien van de persoon van verdachte weegt de rechtbank eveneens mee dat verdachte volledig openheid van zaken heeft gegeven en inzicht lijkt te hebben in zijn eigen delict gedrag en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Daarbij heeft verdachte op eigen initiatief een traject in gang gezet om zijn excuses te kunnen maken aan het slachtoffer.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het feit dat verdachte, gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 januari 2020, in het verleden nooit eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is geweest.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van 30 maanden passend en geboden, waarvan zij een gedeelte van tien maanden voorwaardelijk zal opleggen met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank verbindt aan het voorwaardelijk deel de hierna te noemen door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde wapen vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, aangezien het feit met dit voorwerp is begaan en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b en 36c Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:afpersing;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- gedurende de proeftijd actief deelneemt aan de gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik, te bepalen door de reclassering. Verdachte zal zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- zich ambulant laat behandelen door de Ambulante Forensische Psychiatrie of een soortgelijke zorgverlener, ter beoordeling van de reclassering. De behandeling start na detentie en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Verdachte zal zich dan houden aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- meewerkt aan controle van het gebruik van verdovende middelen om het middelengebruik te beheersen, welke controles kunnen bestaan uit urineonderzoek, speekseltesten en ademonderzoeken. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten het op de beslaglijst onder nummer 1 genoemde vuurwapen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mr. drs. H.M. Braam en
mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche IJsselland met nummer PL0600-2019507409. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.