4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verbalisant Barhorst heeft door middel van raadpleging van het I&R-systeem op 20 november 2019 vastgesteld dat verdachte was geregistreerd voor het bedrijfsmatig houden van runderen op de locatie [adres] te Slagharen.
Er staan 86 runderen geregistreerd als aanwezig op het bedrijf van verdachte.
Op 25 november 2019 voeren twee ambtenaren van de NVWA, verbalisanten Barhorst en Postema, en een toezichthoudend dierenarts van de NVWA, drs. B.A. Winter, een inspectie uit op het dierenwelzijn bij de onderneming van verdachte aan de [adres] te Slagharen.
Ze treffen daar aan 16 runderen (waarvan 5 kalveren) in stal één, 16 runderen (waarvan 3 kalveren) in stal twee en 33 runderen (waarvan 9 kalveren) in de wei.
De verbalisanten zien dat de stallen vervuild zijn met oude en verse mest en urine. De dichte vloer en de roostervloeren, zowel in de ligboxenstal als in de hokken met volledig roostervloer, zijn vervuild met lagen natte mest en urine en de klauwen en de vachten aan de onderpoten, flanken en achterhand van de runderen zijn vervuild met aangekoekte oude en verse mest. De 32 runderen in de stallen beschikken niet over een schone, droge en comfortabele ligplaats.
Zij zien dat vrijwel geen één van de runderen in de stallen en de wei een goede voedingsconditie heeft. Alleen een gedeelte van de nog zogende kalveren is niet (te) mager. Aan de scherp uitstekende ruggengraat, ribben en heupbeenderen is te zien dat de runderen erg mager zijn. Veel van de runderen hebben een matige tot slechte pensvulling; dat is te zien aan de ingevallen linkerflanken en brede pensgroeven.
De voergang in stal 1 is bedekt met een laagje gehakselde maisrestanten. De mais is op veel plaatsen vervuild met mest en urine. De runderen kunnen aan het einde van de voergang over de afscheiding heen springen. Zowel in stal 1 als stal 2 liggen alleen restanten van gehakselde mais bij het voerhek.
De wei, waarin 33 runderen lopen, is volledig kaalgevreten. Aan het eind van het pad naar de wei toe ligt een hoeveelheid gehakselde mais. Aan de sporen langs het prikkeldraad zien de verbalisanten dat de runderen daar gevoerd worden. Over een lengte van ongeveer 10 meter is deze voerplaats geheel schoon gevreten op een laagje door de modder van de ondergrond bevuilde mais na. Dit is het geval over een breedte zover de runderen met hun nek onder het prikkeldraad bij het voer kunnen komen.
In de wei en beide stallen zien de verbalisanten geen enkele aanwijzing dat deze runderen ander voedsel dan gehakselde mais krijgen. Ook treffen zij in de stallen en op het erf geen ander voer aan. Bekend is dat een rantsoen van alleen of voornamelijk mais veel te eenzijdig is voor runderen omdat het onder andere onvoldoende eiwitten bevat.
In stal 1 zien de verbalisanten de runderen drinken van de plassen urine en mestvocht die ontstonden door op de dichte vloer urinerende runderen. Het is verbalisanten bekend dat dit gedrag bij runderen kan wijzen op tekorten aan mineralen.
De runderen krijgen derhalve niet een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en leeftijd geschikt voer toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van deze dieren.
De verbalisanten zien dat de runderen in stal 1 de beschikking hebben over één waterbak. Verbalisant Barhorst ziet dat het water in deze bak vies is. Hij ziet en voelt dat de bodem van deze waterbak bedekt is met een dikke laag deels rottende voerrestanten.
Verder constateren de verbalisanten dat alle hokken in stal 2 van drinkbakjes zijn voorzien, maar dat deze leeg en droog zijn. Verbalisant Barhorst drukt op de klepels en nippels van alle drinkbakjes en nergens komt water uit. Kennelijk is de watertoevoer afgesloten.
De runderen in stal 1 en in stal 2 hebben derhalve geen toegang tot een toereikende hoeveelheid water van een passende kwaliteit en kunnen niet op een andere wijze aan hun behoefte aan water voldoen.
In stal 1 treffen de verbalisanten onder enkele hopen mest en stro in totaal drie kadavers van runderen aan. Aan de staat van de kadavers zien zij en aan de geur van de kadavers ruiken zij dat deze runderen al minimaal enkele weken dood zijn.
In twee hokken van stal 2 zien de verbalisanten onder een hoop stro in totaal drie kadavers van runderen liggen. Aan de staat van de kadavers zien zij en aan de geur van de kadavers ruiken zij dat deze runderen minimaal enkele dagen dood zijn. Eén van de kadavers is niet voorzien van oormerken.
Onder een afdak op het erf onder een hoop stro treffen de verbalisanten nog vier kadavers van runderen aan en in de wei ligt ook een kadaver van een rund. Aan de staat van de kadavers zien zij en aan de geur van de kadavers ruiken zij dat deze runderen minimaal enkele dagen dood zijn.
Bij navraag bij Rendac blijkt dat verdachte geen aangifte van aanwezigheid van (één van) de kadavers heeft gedaan.
Verbalisanten zien dat er 11 runderen zijn die maar van één oormerk zijn voorzien en dat er twee volwassen runderen zijn die helemaal geen oormerken hebben. In het I&R-systeem ziet verbalisant Barhorst dat verdachte na de opheffing van de bedrijfsblokkade op 29 maart 2019 geen oormerken heeft bijbesteld.
Zestien kalveren, met een geschatte leeftijd van 1 week tot 3 maanden, zijn niet voorzien van oormerken. Wel zijn er door verdachte in oktober 2019 drie kalveren als geboren gemeld en deze hebben de nummers [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3] gekregen, maar er zijn geen kalveren met merken met deze nummers op het bedrijf van verdachte aangetroffen. Mogelijk zijn er dus drie van de zestien niet gemerkte kalveren wel als geboren gemeld. In ieder geval is van dertien kalveren de geboorte niet door verdachte gemeld en zijn zestien kalveren niet gemerkt.
De dierenarts B.A. Winter onderschrijft de constateringen van de verbalisanten. Winter concludeert dat er niet één dier was dat onder acceptabele omstandigheden gehouden en verzorgd werd. Alle runderen waren in een slechte tot zeer slechte voedingstoestand.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 27 februari 2020, zakelijk weergeven, onder meer verklaard dat:
er op vrijdag 22 november 2019 - dus 3 dagen voorafgaand aan de inspectie van de NVWA- een incident op zijn bedrijf heeft plaatsgevonden, namelijk dat er zes koeien en één kalf door de roostervloer zijn gezakt en zijn verdronken in de put;
hij de kadavers van de koeien niet allemaal diezelfde dag nog uit de put kon halen;
hij diezelfde dag nog wel de roosters heeft laten vernieuwen;
hij Rendac pas wilde bellen als alle kadavers uit de put waren en dat was op maandag 25 november 2019;
er maandagochtend 25 november 2019 nog een koe in de wei plotseling dood ging;
er geen 11 maar 8 kadavers waren;
de NVWA er al was voordat hij Rendac had gebeld;
de inspecteurs van de NVWA liegen dat er geen voldoende drinkwater was voor de koeien;
hij de koeien elke dag het benodigde voer geeft: 's morgens mais met brok en 's middags kuilvoer;
zijn vrouw altijd keurig binnen 3 dagen alle geboorten van kalveren heeft gemeld;
de inspecteurs hem kapot willen maken en daarom negatief over zijn bedrijf rapporteren.
De raadsvrouw heeft daarop de vrijspraak bepleit van het onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde.
Met betrekking tot het verweer van de verdachte overweegt de rechtbank het volgende.
De verklaring van verdachte is zowel innerlijk tegenstrijdig als strijdig met de bevindingen van de verbalisanten en de dierenarts.
Het innerlijke tegenstrijdige is dat verdachte stelt dat hij -nadat er koeien door de roostervloer zijn gezakt -een nieuwe roostervloer heeft laten plaatsen op vrijdag 22 november, maar ook stelt dat hij in de dagen erna nog kadavers uit de put heeft gehaald, omdat dat allemaal niet lukte op één dag. Dit lijkt feitelijk niet mogelijk aangezien de kadavers dan onder de nieuwe roostervloer moeten hebben gelegen. Voorts is innerlijk tegenstrijdig de verklaring van verdachte omtrent het door hem berekende verbruik van het voedsel enerzijds en de door verdachte aangedragen stukken betrekking hebbend op het door verdachte bestelde voedsel anderzijds. Immers, daaruit volgt, zo stelt de rechtbank vast, dat het voer dat (volgens die onderliggende stukken) werd geleverd reeds (ruim) vóór 25 november 2019 geheel moet zijn verbruikt.
Ten aanzien van de door de verdachte ter terechtzitting aan de rechtbank getoonde camerabeelden kan de rechtbank niet vaststellen wanneer en onder welke omstandigheden deze zijn gemaakt en wat daar mogelijk aan is voorafgegaan. Deze beelden, volgens verdachte gemaakt in stal 1, gaven geen compleet overzicht van de stal, maar slechts van een deel van stal 1, zodat de rechtbank niet kan vaststellen wat het beeld van het overige (niet in beeld gebrachte) deel van de stal is geweest.De rechtbank acht het door verdachte naar voren gebrachte niet aannemelijk geworden en gaat uit van de bevindingen van de verbalisanten en de dierenarts.
Op grond van de bevindingen van de verbalisanten en de dierenarts, zoals hiervoor beschreven, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, waarbij het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde
opzettelijkdoor verdachte is begaan. Bij het onder 4 ten laste gelegde is 'opzettelijk' niet in de tenlastelegging opgenomen en kan derhalve ook niet bewezen worden verklaard, zoals de officier van justitie vorderde.