Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
verder te noemen: [verzoeker sub 2] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
1.Het procesverloop
- [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 1] , bijgestaan door hun advocaat,
- [belanghebbende] ,
- mevrouw [A] namens de raad.
2.De feiten
[naam minderjarige](roepnaam: [naam minderjarige] ) geboren te [plaats 1] . [verzoeker sub 2] heeft [naam minderjarige] voor de geboorte erkend.
[belanghebbende] heeft uit een andere relatie een dochter [naam dochter] , geboren op [geboortedatum 4] 2009 te [plaats 2] .
3.Het verzoek
4.Het standpunt van de raad
5.Het standpunt van de draagmoeder
[belanghebbende] heeft niet de bedoeling of de wens gehad om nu of in de toekomst een rol als ouder voor [naam minderjarige] te vervullen. Wel heeft zij regelmatig contact met verzoekers en met [naam minderjarige] ; er wordt gebeld en geappt en ze zien elkaar regelmatig. Partijen hebben geen (vaste) afspraken gemaakt over het contact en [belanghebbende] vindt dit ook niet nodig. [belanghebbende] is draagmoeder van [naam minderjarige] geweest en wenst dat [naam minderjarige] met verzoekers een gezin vormt. Zij doet afstand van al haar rechten als ouder van [naam minderjarige] en wenst dat [verzoeker sub 1] [naam minderjarige] ook zo snel mogelijk kan adopteren.
6.De beoordeling
De beoordeling
6.6. De raad heeft in het verzoek tot adoptie nog geen onderzoek gedaan. Wel heeft de raad in het onderzoek van 21 oktober 2019 en ook ter gelegenheid van de mondelinge behandeling gesteld dat zij een DNA-test in het belang van [naam minderjarige] acht, ondanks het feit dat verzoekers zeker zijn dat [verzoeker sub 2] de biologische vader van [naam minderjarige] is. Hierbij benadrukt de raad dat het een recht van [naam minderjarige] is om zekerheid te hebben over zijn biologische afkomst. Een DNA-test is de enige mogelijkheid om deze zekerheid te verkrijgen. Ook in het rapport van 7 maart 2019 heeft de raad al aan verzoekers aangegeven van mening te zijn dat het kind recht heeft te weten wie zijn biologische ouders zijn. In het rapport is onder meer vermeld:
“Daarom vind de RvdK het in het belang van het kind dat er bij voorkeur tijdens de zwangerschap een DNA test wordt gedaan. Dit om te bevestigen dat de heer [verzoeker sub 2] werkelijk de biologische vader is en te voorkomen dat er opnieuw een situatie kan ontstaan waarin het kindje met wensvaders mee naar huis gaat, maar daar niet kan blijven. De RvdK vindt dit belangrijk omdat het kind recht heeft op kennis over zijn identiteit, de kennis over wie zijn beide genetische ouders zijn. De RvdK vindt het niet verstandig dat de wensvaders er zelf voor kiezen geen DNA test af te laten nemen. Het is de verantwoordelijkheid van de wensvaders/aanstaande ouders om hierin een keuze te maken in het belang van hun kind De RvdK blijft van mening dat wanneer zij hun kind willen vertellen over zijn afkomst, dit het meest volledig is met de uitslag van een DNA test.”
drie maandenaanhouden en verwijzen naar het familiejournaal van 13 mei 2020. Voorts zal de rechtbank verzoekers in de gelegenheid stellen zich uit te laten of zij al dan niet mee zullen werken aan een DNA-onderzoek en – indien verzoekers bereid zijn mee te werken – de uitkomsten van dit DNA-onderzoek aan de raad en de rechtbank kenbaar te maken.
- [naam minderjarige] is minderjarig;
6.13. [naam minderjarige] was op het moment van indiening van het verzoekschrift op 4 september 2019 bijna drie maanden oud. Dit betekent dat (nog) niet is voldaan aan de wettelijke verzorgingstermijn door verzoekers van een jaar, zoals bedoeld en vereist in artikel 1:228 lid 1 onder f. BW.
7.De beslissing
13 mei 2020.
10 maart 2019.