ECLI:NL:RBOVE:2020:1080

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
10 maart 2020
Zaaknummer
8138766 \ CV EXPL 19-6403
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig salaris door voormalig uitzendkracht tegen uitzendbureau

In deze zaak vordert de eiser, een voormalig uitzendkracht, dat het uitzendbureau, waar hij in dienst was, hem achterstallig salaris betaalt. De eiser was werkzaam als vleesverwerkend medewerker en had een arbeidsovereenkomst die eindigde op 2 december 2019. Hij stelt dat hij sinds 15 maart 2019 niet meer is opgeroepen voor werk en dat het uitzendbureau hem een beëindigingsovereenkomst heeft aangeboden, waar hij niet mee akkoord ging. De eiser vordert een verklaring voor recht dat het uitzendbureau gehouden is zijn salaris door te betalen over de periode waarin hij niet heeft gewerkt, alsook een bedrag van € 17.276,28 aan achterstallig salaris en een eindejaarsuitkering. Het uitzendbureau verweert zich door te stellen dat de eiser zijn loonaanspraken heeft verspeeld door aangeboden vervangende werkzaamheden te weigeren. De kantonrechter oordeelt dat het uitzendbureau niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan, omdat het niet tijdig heeft geïnformeerd over het einde van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter wijst de vordering van de eiser toe, inclusief de aanzegvergoeding en de wettelijke rente. Tevens wordt het uitzendbureau veroordeeld tot het verstrekken van urenregistraties en salarisspecificaties aan de eiser, op straffe van dwangsommen. De kosten van de procedure worden aan het uitzendbureau opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 8138766 \ CV EXPL 19-6403
Vonnis van 10 maart 2020
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. H.C. van der Weide,
advocaat te Enschede,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam uitzendbureau] UITZENDBUREAU B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te 's-Heerenberg,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [naam uitzendbureau] ,
ge(vol)machtigde: R.H. van den Dolder,
bedrijfsjurist, wonende te Haaksbergen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 19 november 2019;
- de akte houdende vermeerdering van eis;
- de akte van uitlatingen van de zijde van [naam uitzendbureau] ;
- de aantekeningen van de griffier van de op 24 januari 2020 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam uitzendbureau] is een uitzendbureau dat haar werknemers voornamelijk plaatst bij opdrachtgevers in de vleessector. [eiser] is op 3 januari 2018 voor bepaalde tijd in dienst getreden van [naam uitzendbureau] . [eiser] heeft van meet af aan zijn werkzaamheden, in de functie van vleesverwerkend medewerker, verricht bij opdrachtgever Vion te Enschede.
Laatstelijk is zijn arbeidsovereenkomst voor de tweede keer verlengd per 3 december 2018 tot 2 december 2019. In deze (verlengde) arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is onder meer het navolgende overeengekomen:
Art. 1
De werknemer krijgt een verlenging van de arbeidsovereenkomst per
3 december 2018 met de functie van vleesverwerkend medewerker. [… .]
De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor 12 maanden. De arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege zonder dat daartoe opzegging vereist is op 2-12-2019.
Art. 2
Op deze arbeidsovereenkomst is van toepassing de telkens geldende cao voor bovenstaand bedrijf.
Art. 3
Elk van partijen kan de arbeidsovereenkomst met inachtneming van een opzeggingstermijn van 1 maand tussentijds opzeggen. Bij opzegging van deze arbeidsovereenkomst zullen door de werkgever en werknemer de regels hieromtrent opgenomen in het Burgerlijk Wetboek [… .] (en CAO), voor Vleessector[Ktr: in acht worden genomen]
2.3.
Vanaf 15 maart 2019 is [eiser] door [naam uitzendbureau] niet meer opgeroepen voor het verrichten van werkzaamheden.
2.4.
Op 1 april 2019 doet [naam uitzendbureau] aan [eiser] een beëindigingsovereenkomst toekomen. [eiser] heeft zijn medewerking hieraan onthouden.
2.5.
Op 1 mei 2019 heeft [eiser] via zijn gemachtigde een tegenvoorstel gedaan om tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst te geraken.
2.6.
Partijen hebben geen overeenstemming bereikt.
2.7.
[eiser] is sinds augustus 2019 woonachtig in Amsterdam en is aldaar werkzaam als schoonmaker.

3.Het geschil

3.1.
De vordering
[eiser] vordert - samengevat - een verklaring voor recht dat [naam uitzendbureau] gehouden is het salaris door te betalen over de periode van 15 maart 2019 tot en met de datum waarop hij weer te werk wordt gesteld of de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is beëindigd, op basis van het gemiddelde genoten salaris in de periode 13 van 2018 en de perioden 1 en 2 van 2019;
[eiser] vordert voorts om [naam uitzendbureau] te veroordelen:
te betalen een bedrag van € 17.276,28 bruto, ter zake achterstallig salaris en eindejaarsuitkering, te vermeerderen met de wettelijke verhogingen en wettelijke rente daarover;
te betalen een bedrag van € 1.578,36, wegens het niet nakomen van de aanzegverplichting;
binnen drie weken na betekening van het vonnis toe te laten tot zijn werkzaamheden bij Vion, op straffe van een op te leggen dwangsom;
binnen twee weken na het te wijzen vonnis aan [eiser] te verstrekken afschriften van de urenregistraties over de periode van 3 januari 2018 tot en met 14 maart 2019 op straffe van een op te leggen dwangsom;
binnen twee weken na het te wijzen vonnis aan [eiser] te verstrekken deugdelijke salarisspecificaties vanaf 3 januari 2018 tot en met de datum van betekening van dit vonnis, zulks op straffe van een op te leggen dwangsom.
[eiser] legt aan zijn vordering de hiervoor opgenomen feiten ten grondslag.
3.2.
Het verweer
[naam uitzendbureau] verweert zich tegen de vordering van [eiser] . Zij voert daartoe samengevat het navolgende aan. [naam uitzendbureau] stelt dat de werkzaamheden bij Vion van [eiser] met ingang van 15 maart 2019 zijn komen te vervallen. [naam uitzendbureau] stelt dat zij aan [eiser] werkzaamheden in Apeldoorn (Ekro) heeft aangeboden, welke [eiser] heeft geweigerd. Met de reisafstand Enschede-Apeldoorn is drie uur gemoeid die als passend moet worden gekwalificeerd. De aanvangswerktijd bedroeg 06:00 uur en om 15:00 uur kon hij naar huis. [naam uitzendbureau] stelt dat aan [eiser] alternatieve woonruimte is aangeboden. [naam uitzendbureau] stelt voorts aan [eiser] passend vervoer aan te hebben geboden middels het inzetten van de privé-auto van [eiser] , onder de tegemoetkoming van een reiskostenvergoeding. [eiser] heeft aangegeven zijn auto hiervoor niet te willen inzetten. [naam uitzendbureau] stelt zich op het standpunt dat [eiser] de vervangende werkzaamheden niet heeft mogen weigeren en dat zij haar loonbetalingsverplichting heeft opgeschort tot het moment dat [eiser] zijn werkzaamheden weer zou hervatten.
[eiser] wordt op basis van de toepasselijke uitzend-CAO betaald. De onderdelen van de inlenersbeloning zijn uitputtend gedefinieerd in deze CAO. De eindejaarsuitkering wordt niet genoemd, zodat [eiser] hierop ook geen aanspraak heeft.
[naam uitzendbureau] betwist dat [eiser] meer uren heeft gewerkt dan dat hij betaald heeft gekregen. De uren die Vion boekt in haar systeem gaan één op één naar haar over en op basis hiervan worden ook de loonbetalingen verricht aan de uitzendkrachten. [naam uitzendbureau] stelt geen enkele invloed te hebben op dit systeem. Alleen als er geen gebruik is gemaakt van de klokkaart of bij andere overmachtssituaties kan [eiser] hierover reclameren.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen staat vast dat de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst op 20 november 2018 is verlengd voor de duur van 3 december 2018 tot en met 2 december 2019. Deze arbeidsovereenkomst eindigt dus door tijdsverloop van rechtswege per 2 december 2019. Vaststaat dat [naam uitzendbureau] niet uiterlijk een maand voordat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt, [eiser] hierover schriftelijk heeft geïnformeerd. [naam uitzendbureau] is hierdoor een vergoeding aan [eiser] verschuldigd geworden gelijk aan het bedrag van het loon voor één maand (art. 7:668 lid 3 BW). [eiser] heeft onweersproken het loon becijferd op een bedrag van € 1.578,36 bruto. De vordering ter zake de aanzegvergoeding is derhalve toewijsbaar.
4.2.
Zoals aangegeven is de tussen partijen bestaand hebben arbeidsovereenkomst beëindigd. De vordering van [eiser] tot wedertewerkstelling bij Vion behoeft dan ook geen bespreking meer en zal worden afgewezen.
4.3.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of [eiser] sinds 15 maart 2019, de datum waarop hij niet meer door [naam uitzendbureau] is opgeroepen voor het verrichten van werkzaamheden, aanspraak heeft op loon. Kort gezegd stelt [naam uitzendbureau] zich op het standpunt dat [eiser] zijn loonaanspraken heeft verspeeld door de aan hem aangeboden vervangende werkzaamheden in Apeldoorn te weigeren. Onweersproken is gesteld dat de reisduur Enschede – Apeldoorn minimaal drie uren bedraagt en dat het openbaar vervoer gelet op het aanvangstijdstip van 06:00 uur geen optie is. Van een goed werkgever mag worden verwacht dat hij middelen ter beschikking stelt aan zijn werknemers zodat zij tijdig op de werkplek aanwezig kunnen zijn. Een werkgever kan haar werknemer niet verplichten gebruik te maken van zijn privé-auto. [naam uitzendbureau] stelt weliswaar dat wanneer men met meerdere personen van deze privé-auto gebruik zou maken, reiskosten vergoed zouden worden, doch een concreet aanbod van de zijde van [naam uitzendbureau] is de kantonrechter gebleken. Concluderend is de kantonrechter van oordeel dat de werkzaamheden in Apeldoorn, gelet op het aanvangstijdstip van 06:00 uur, niet als redelijk alternatief voor de werkzaamheden bij Vion kunnen worden aangemerkt.
4.4.
In de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst is een tussentijds opzeggingsbeding overeengekomen. [naam uitzendbureau] had, na verkregen toestemming van het UWV, de arbeidsovereenkomst met [eiser] kunnen beëindigen voordat deze van rechtswege per 2 december 2019 zou eindigen. Door dit na te laten heeft [naam uitzendbureau] het onheil over zichtzelf afgeroepen en is zij gehouden het loon tot en met 1 december 2019 (door) te betalen. De gevorderde verklaring voor recht dat [naam uitzendbureau] gehouden is aan [eiser] het loon door te betalen tot en met 1 december 2019 is voor toewijzing vatbaar.
4.5.
Onweersproken is door [eiser] gesteld dat hij sinds 15 maart 2019 tot en met 31 december 2019 nog recht heeft op het loon over 208 werkdagen à € 75,16 per werkdag. In de maand december waren er 20 werkbare dagen. Uitgaande van een einde dienstverband per 1 december 2019 heeft [eiser] recht op betaling van een bedrag van 208 – 20 = 188 x € 75,16 = € 14.130,08, te vermeerderen met 8% vakantiegeld = € 1.130,41 = € 15.260,49 bruto.
4.6.
[eiser] maakt aanspraak op een eindejaarsuitkering op basis van de CAO voor de Vleessector. [naam uitzendbureau] stelt zich op het standpunt dat [eiser] op basis van de toepasselijke uitzend-CAO wordt betaald. Op welke CAO [naam uitzendbureau] doelt blijft gissen, nu de uitzendbranche twee verschillende CAO’s kent namelijk de ABU-cao en de NBBU-cao. Nu echter in de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst uitdrukkelijk melding wordt gemaakt van de toepasselijkheid van de CAO voor de Vleessector, zal door de kantonrechter bij de beoordeling van dit geschil van de toepasselijkheid van laatstgenoemde CAO worden uitgegaan. Op basis van artikel 27 van deze CAO heeft [eiser] aanspraak over
2% van het in voorafgaande 12 maanden bij de werkgever verdiende inkomen [… .]. Niet meegenomen bij het inkomen is de vakantietoeslag en de toeslag zelve [… .]en
wordt het dienstverband anders dan op grond van een dringende reden ex art. 7:678 Burgerlijk Wetboek beëindigd, dan wordt voor iedere maand van het dienstverband waarvoor deze uitkering nog niet is verstrekt 1/12 van deze uitkering gegeven.
Onweersproken is door [eiser] gesteld dat 2019 261 werkbare dagen telde. Tot en met 1 december 2019 is het aantal werkbare dagen, zoals hiervoor berekend, 261 – 20 = 241.
Het brutoloon over het jaar 2019 bedraagt dan ook 241 x € 75,16 = € 18.113,56. De eindejaarsuitkering over 2019 kan dan ook worden berekend op een bedrag van € 18.113,56 x 2% = € 362,27 bruto.
4.7.
Met het oog op de omstandigheden, waarbij [eiser] feitelijk sinds augustus 2019 niet meer beschikbaar was voor arbeid bij [naam uitzendbureau] , komt het de kantonrechter billijk voor de wettelijke verhoging te beperken tot 5%. De gevorderde wettelijke rente over de bedragen is toewijsbaar van de dag van de opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening.
4.8.
Met [eiser] is de kantonrechter van oordeel dat hij recht heeft op urenregistraties (uitdraaien van de laserchips) teneinde te kunnen controleren of zijn loon correct is berekend over de periode van 3 januari 2018 tot en met 14 maart 2019. Dit deel van de vordering is dan ook voor toewijzing vatbaar, met dien verstande dat de op te leggen dwangsom zal worden beperkt tot een bedrag van € 25,00 per dag, met een maximum van € 5.000,00.
4.9.
Op basis van artikel 7:626 BW is de werkgever verplicht om van elke loonbetaling aan de werknemer een loonspecificatie te verstrekken. De hierop gebaseerde vordering is dan ook eveneens toewijsbaar. De op te leggen dwangsom zal de kantonrechter beperken tot een bedrag van € 10,00 per dag, met een maximum van € 2.500,00.
4.10.
[naam uitzendbureau] zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
4.11.
De nakosten worden begroot als hierna te vermelden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat [naam uitzendbureau] gehouden is het loon van [eiser] door te betalen over de periode van 15 maart 2019 tot en met 1 december 2019;
5.2.
veroordeelt [naam uitzendbureau] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 15.622,76 bruto, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ad 5% en voorts vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt [naam uitzendbureau] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis afschriften van de urenregistraties (uitdraaien van de “laserchip”) aan [eiser] te verstrekken over de periode van 3 januari 2018 tot en met 14 maart 2019, zulks op straffe van een dwangsom van € 25,00 per dag met een maximum van € 5.000,00;
5.4.
veroordeelt [naam uitzendbureau] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan [eiser] deugdelijks salarisspecificaties te verstrekken vanaf 3 januari 2018 tot en met 1 december 2019, zulks op straffe van een dwangsom van € 10,00 per dag met een maximum van € 2.500,00;
5.5.
veroordeelt [naam uitzendbureau] in de kosten van deze procedure tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] gevallen en begroot op € 905,81, waarin begrepen een bedrag van € 720,00 aan salarisgemachtigde;
5.6.
begroot de nakosten op een bedrag van € 120,00;
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2020.