In deze zaak vordert de eiser, een voormalig uitzendkracht, dat het uitzendbureau, waar hij in dienst was, hem achterstallig salaris betaalt. De eiser was werkzaam als vleesverwerkend medewerker en had een arbeidsovereenkomst die eindigde op 2 december 2019. Hij stelt dat hij sinds 15 maart 2019 niet meer is opgeroepen voor werk en dat het uitzendbureau hem een beëindigingsovereenkomst heeft aangeboden, waar hij niet mee akkoord ging. De eiser vordert een verklaring voor recht dat het uitzendbureau gehouden is zijn salaris door te betalen over de periode waarin hij niet heeft gewerkt, alsook een bedrag van € 17.276,28 aan achterstallig salaris en een eindejaarsuitkering. Het uitzendbureau verweert zich door te stellen dat de eiser zijn loonaanspraken heeft verspeeld door aangeboden vervangende werkzaamheden te weigeren. De kantonrechter oordeelt dat het uitzendbureau niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan, omdat het niet tijdig heeft geïnformeerd over het einde van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter wijst de vordering van de eiser toe, inclusief de aanzegvergoeding en de wettelijke rente. Tevens wordt het uitzendbureau veroordeeld tot het verstrekken van urenregistraties en salarisspecificaties aan de eiser, op straffe van dwangsommen. De kosten van de procedure worden aan het uitzendbureau opgelegd.