ECLI:NL:RBOVE:2020:1068

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
10 maart 2020
Zaaknummer
08.146629.19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor brandstichting en poging tot ontploffing op het dak van het gemeentehuis in Borne

Op 10 maart 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 37-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en tbs met dwangverpleging. De man was beschuldigd van brandstichting op het dak van het gemeentehuis in Borne op 15 juni 2019, waar hij een spoor van benzine had uitgegoten en dit in brand had gestoken. Daarnaast had hij geprobeerd een ontploffing teweeg te brengen door een blikje butaangas op het dak te plaatsen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk brand had gesticht, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht, en dat hij had getracht een ontploffing te veroorzaken. De rechtbank nam de vordering van de officier van justitie in overweging, die een gevangenisstraf van 15 maanden had geëist, maar besloot tot een lagere straf vanwege de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte lijdt aan een autistische stoornis en dat zijn gedrag voortkwam uit deze stoornis. De rechtbank legde de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op, gezien het hoge recidiverisico zonder behandeling. De verdachte werd ook veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.146629.19 (P)
Datum vonnis: 10 maart 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ,
thans verblijvende in de P.I. Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
van 25 februari 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.J. Jansen en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. A.C. Huisman, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er - na nadere omschrijving van de feiten in de tenlastelegging op grond van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering op 25 februari 2020 -, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- tussen 14 juni 2019 en 15 juni 2019:
feit 1:opzettelijk brand heeft gesticht op het dak van het gemeentehuis in Borne, terwijl daarvan gevaar voor goederen te duchten was;
feit 2 primair:heeft getracht op dat dak een ontploffing teweeg te brengen terwijl daarvan gevaar voor goederen te duchten was;
- tussen 13 juni 2019 en 15 juni 2019:
feit 2 subsidiair:voorbereidingshandelingen heeft verricht om op dat dak een ontploffing teweeg te brengen terwijl daarvan gevaar voor goederen te duchten was;
- op 18 juni 2019, althans in de maand juni 2019:
feit 3:voorbereidingshandelingen heeft verricht om brand te stichten terwijl daarvan gevaar voor goederen te duchten was.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode tussen 14 juni 2019 tot en met 15 juni
2019, te Borne, althans in Nederland,
Opzettelijk brand heeft gesticht, aan/bij/op (het dak van) het gemeentehuis aan
het [adres 2] , door:
- één of meer fakkels en/of (hand)doeken en/of kunststof voorwerp(en) op voornoemd dak te plaatsen en/of
- ( een spoor van) benzine, althans enige brandstof op voornoemd dak te gieten en/of
- een vlam of vonk van een aansteker, althans open vuur, in aanraking
te brengen met voornoemde benzine en/of fakkels en/of (hand)doeken en/of voorwerp(en), althans met een brandbare stof,
ten gevolge waarvan het dak en/of het dak bedekkende materiaal geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemd gemeentehuis en/of het interieur in voornoemd gemeentehuis, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
hij in of omstreeks de periode tussen 14 juni 2019 tot en met 17 juni 2019, te Borne, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, aan/bij het gemeentehuis aan het [adres 2] ,
met dat opzet:
- het dak van voornoemd gemeentehuis heeft betreden en/of op het
dak van voornoemd gemeentehuis is geklommen,
- één of meer fakkels en/of (hand)doeken en/of kunststof voowerp(en) en/of een
gasbus en/of een gasfles en/of zuurstoffles op voornoemd dak heeft geplaatst en/of
- ( een spoor van) benzine, althans enige brandstof op voornoemd dak
heeft gegoten (in de richting van voornoemde doeken en/of voorerpen en/of gasbus en /of gasfles en/of zuurstoffles) en/of
- een vlam of vonk van een aansteker, althans open vuur, in aanraking
heeft gebracht met voornoemde fakkels en/of (hand)doeken en/of voorwerpen en/of een gasbus en/of gasfles en/of zuurstoffles, althans met een brandbare stof,
en daarvan gemeen gevaar voor voornoemd gemeentehuis en/of het
interieur in voornoemd gemeentehuis, althans voor goederen te
duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode tussen 13 juni 2019 tot en met 17 juni
2019, te Borne, althans in Nederland,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke
omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten
het teweegbrengen van een ontploffing, terwijl hierbij gemeen gevaar
voor goederen te duchten was,(art. 157 aanhef onder 1 Wetboek van
Strafrecht),
opzettelijk voorwerpen en/of stoffen, te weten een hoeveelheid benzine en/of één of meer fakkels en/of (hand)doeken en/of kunstof voorwerpen en/of een gasbus en/of een gasfles en/of een zuurstoffles, en/of een aansteker (telkens), bestemd tot het begaan van voornoemd misdrijf, heeft verworven, vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 18 juni 2019, althans in de maand juni 2019,
te Borne, althans in Nederland, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke
omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten een
opzettelijke brandstichting en/of het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarbij gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is (art. 157 aanhef onder 1 en 2 Wetboek van Strafrecht),
opzettelijk voorwerpen en/of stoffen, te weten één of meer zogenaamde molotovcocktails (flessen gevuld met benzine en/of spiritus en/of olie en/althans een brandbare vloeistof) en/of doeken, bestemd tot het begaan van voornoemd€ misdrijf/misdrijven, heeft verworven en/of vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde is bewezen en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen zoals deze zich in het dossier bevinden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het laste gelegde.
Daartoe heeft hij ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat uit de inhoud van het dossier niet is gebleken dat het gemeentehuis en/of het interieur van het gemeentehuis concreet gevaar liep. Verdachte heeft op het dak iets in brand gestoken terwijl onbekend is of het dak uit brandwerend materiaal bestaat. Daarnaast begon het op dat moment heel hard te regenen. Ook is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat er gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Uit het dossier blijkt niet dat het grind onbruikbaar is en/of zijn functie verloren heeft.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman betoogd dat uit het dossier niet volgt dat sprake was van gemeen gevaar voor goederen en dat van een voltooide poging geen sprake is. In het dossier bevindt zich weinig meer dan de uiterlijke verschijningsvorm van gevaar voor een explosie en voor het bewijs van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, zijn er geen aanknopingspunten te vinden. Ook had het voorhanden zijnde materiaal (zuurstoffles), zoals het forensisch onderzoek heeft uitgewezen, nooit tot ontploffing kunnen komen.
Ten aanzien van feit 3 is aangevoerd dat de bij verdachte aangetroffen molotovcocktails niet anders zijn dan flessen met inhoud en dat de situatie dus vergelijkbaar is met het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk of een fles brandstof. Het enkele aanwezig hebben hiervan impliceert niet dat verdachte bezig was met het treffen van voorbereidingshandelingen voor brandstichting dan wel op het teweegbrengen van een ontploffing.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Hiervoor is het volgende redengevend.
Feit 1
Verdachte heeft in de nacht van 14 op 15 juni 2019 tussen twee en drie uur, opzettelijk brand gesticht op het dak van het gemeentehuis aan het [adres 2] in Borne. Verdachte heeft een jerrycan met benzine meegenomen en is via een trap op het dak van het gemeentehuis geklommen. Op dat dak heeft hij (een meterslang spoor van) benzine uitgegoten over het dakgrind. Daarna heeft hij met een vlam of vonk van een aansteker doekjes in brand gestoken en op het benzinespoor gelegd. Als gevolg hiervan is op het dak brand ontstaan. Ook heeft verdachte twee zelfgemaakte fakkels aangestoken en op het dak gelegd. Vervolgens is hij via de trap naar beneden geklommen en is hij naar huis gegaan.
De ontstane brandsporen zijn onderzocht en vastgesteld is dat het over het grind uitgespoten benzinespoor deels in brand heeft gestaan. Dit verbrande benzinespoor liep vanaf het trapje bij het plateau, na een haakse hoek, naar de voorzijde van het dak waar het ophield bij een muurtje van een kleine verhoging op het dak. Op het trapje is een handgemaakte fakkel gevonden die deels was verbrand. Voor het trapje lag een tweede soortgelijke fakkel. Bijna aan het eind van het beroete spoor is een plek met brandresten aangetroffen waar een hoeveelheid materiaal was verbrand. Dit waren resten van een doek en van gesmolten en verbrand kunststof. Op het grind was een brandplek van 45 cm bij 45 cm te zien. Het donkergekleurde spoor liep voor en achter deze brandresten door.
Feit 2
In die nacht heeft verdachte op het dak van het gemeentehuis aan het [adres 2] te Borne ook getracht opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen. Voorbij de brandplek die op het iets verhoogde deel van het dak is aangetroffen, lagen aan het eind van het brandspoor een doek en een blikje butaangas (campinggas). Verdachte heeft met het blikje butaangas/de gasbus het door hem aangestoken vuur willen versnellen. Uit het forensisch onderzoek is gebleken dat deze zeker hadden kunnen bijdragen aan de uitbreiding van de brand en het veroorzaken van schade. Wanneer bijvoorbeeld het blikje butaangas in de brand van de doek en het kunststof was gelegd, dan was op een gegeven moment de druk in het blikje dusdanig opgelopen dat het blikje uit elkaar was geklapt en waarna de inhoud met een enorme vuurbal zou zijn ontbrand.
Gemeen gevaar voor goederen, feit 1 en feit 2
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 en feit 2 betoogd dat er geen bewijs voorhanden is voor het bestaan van een gemeen gevaar voor goederen. Blijkens het proces-verbaal van forensisch onderzoek is daadwerkelijk brand ontstaan op het grind dat op de bitumen daklaag lag. Daarnaast zijn er ook een gasbus/een blikje butaangas en deels verbrande fakkels op het dak aangetroffen. Wanneer vuur in aanraking wordt gebracht met benzine treedt hitte op waardoor onder meer materiële schade ontstaat. Indien de gasbus/blikje butaangas tot ontploffing zou zijn gekomen zou door de daardoor ontstane vuurbal eveneens hitte zijn opgetreden. De rechtbank leidt hieruit, anders dan de verdediging, af dat gemeen gevaar voor goederen te duchten was zoals bedoeld in artikel 157 lid 1 wetboek Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Het verweer wordt verworpen.
Feit 2 primair, poging
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte, namelijk het uitgieten van een meterslang benzinespoor op het grind van een bitumen daklaag, het neerleggen van een gasbus/blikje butaangas aan het einde van dit benzinespoor en het vervolgens in brand steken van dit benzinespoor, moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het teweegbrengen van een ontploffing. Hieraan doet niet af dat, zoals door de raadsman is betoogd, verdachte de gasbus/het blikje butaangas niet tot ontploffing heeft willen brengen, maar daarmee slechts het vuur heeft willen versnellen. Het is een feit van algemene bekendheid dat benzine in combinatie met butaangas (en andere brandbare voorwerpen) - met een vonk in aanraking gebracht, -kan leiden tot een hevige brand, al dan niet gevolgd door een explosie. Deze middelen zijn op zichzelf geschikt om een ontploffing teweeg te brengen.
Dat het op een bepaald moment die nacht hevig begon te regenen en het niet daadwerkelijk tot een ontploffing is gekomen, maakt de poging naar het oordeel van de rechtbank evenmin ondeugdelijk.
Feit 3, voorbereiding
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte (vijf) zogenaamde molotovcocktails heeft gemaakt en in zijn woning aanwezig heeft gehad. De inhoud van de vijf flessen is onderzocht waarbij een zeer hoge aanwijzing voor de aanwezigheid van koolwaterstoffen werd gevonden. Op een bepaalde manier gebruikt, ontstaat een zeer licht ontvlambare nevel/wolk.
Verdachte heeft op de zitting op 25 februari 2020 verklaard dat de flessen die met benzine waren gevuld (achter de deur) klaar stonden om te worden gebruikt. Hij had de flessen een tijd in zijn woning staan en heeft er één uitgeprobeerd. Deze werkte goed. Verdachte wilde zich beschermen tegen instanties.
Beoordeeld moet worden of de voorbereidingsmiddelen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kennelijk zijn bestemd tot het begaan van een misdrijf zoals bedoeld in artikel 46, eerste lid, Sr. Uit de rechtspraak volgt dat een drietal criteria maatgevend zijn om te bepalen of een voorwerp ‘kennelijk is bestemd’ tot het begaan van de beoogde misdrijven, te weten:
- de uiterlijke verschijningsvorm van de voorbereidingsmiddelen;
- het gebruik daarvan;
- het ‘misdadige’ doel dat de verdachte met het gebruik voor ogen had. [1]
Dit betekent dat niet alleen de aard en het gebruik van het voorwerp op zichzelf doorslaggevend is, maar ook dat de intentie van verdachte meeweegt bij het bewijs van de kennelijke bestemming. Het opzet is hierin gelegen dat moet worden vastgesteld dat verdachte het voorwerp overeenkomstig de kennelijke bestemming wilde gebruiken.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er voldaan is aan de voorwaarden. Uit het aantreffen van de molotovcocktails, in samenhang bezien met de verklaring van verdachte dat hij zich wilde beschermen, dat de molotovcocktails klaar stonden voor gebruik en dat hij er één heeft uitgeprobeerd, en dus op de hoogte was van de werking en de samenstelling van deze molotovcocktails, kan niet anders worden afgeleid dan dat deze voorbereidingsmiddelen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kennelijk bestemd waren tot het begaan van een misdrijf als bedoeld in artikel 46, eerste lid Sr. Daarnaast is bij verdachte, blijkens de inhoud van het dossier sprake van gewelddadige denkbeelden en ook van gewelddadige intenties. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat verdachte met het voorhanden hebben van deze molotovcocktails ook de intentie had deze te gebruiken om mensen en/of zaken te treffen, en daarmee ook voldoende bewijs voor opzet. De rechtbank is aldus van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte voorbereidingshandelingen heeft verricht.
Nu verdachte de molotovcocktails in zijn woning aanwezig heeft gehad en verdachte de intentie had om deze te gebruiken om mensen en/of zaken te treffen, is komen vast te staan dat niet alleen gemeen gevaar voor goederen te duchten was, maar ook levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor een ander, zoals bedoeld in artikel 157 lid 1 Sr.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 15 juni 2019 te Borne, opzettelijk brand heeft gesticht op het dak van het gemeentehuis aan het [adres 2] , door:
- fakkels en doeken op voornoemd dak te plaatsen en
- een spoor van benzine op voornoemd dak te gieten en
- een vlam of vonk van een aansteker in aanraking te brengen met voornoemde benzine en fakkels en (hand)doeken, ten gevolge waarvan brand is ontstaan waardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
2.
op 15 juni 2019 te Borne, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen op het dak van het gemeentehuis aan het [adres 2] , met dat opzet:
- het dak van voornoemd gemeentehuis heeft betreden en
- fakkels en doeken en een gasbus op voornoemd dak heeft geplaatst en
- een spoor van benzine op voornoemd dak heeft gegoten in de richting van voornoemde gasbus en
- een vlam of vonk van een aansteker in aanraking heeft gebracht met voornoemde benzine en fakkels en doeken, waardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
in de maand juni 2019 te Borne, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten een
opzettelijke brandstichting en/of het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarbij gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, opzettelijk zogenaamde molotovcocktails (flessen gevuld met benzine) en doeken, bestemd tot het begaan van voornoemde misdrijven, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 46 en 157 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 2 primair
het misdrijf: poging tot het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 3
het misdrijf: voorbereiding van opzettelijk brandstichten en van het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van voorarrest en met oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd strekkende tot oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Verder heeft hij betoogd dat bij de strafmaat eveneens rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte bij zijn eerste verhoor niet is bijgestaan door een raadsman.
De raadsman heeft – als de rechtbank overweegt om de maatregel tot terbeschikkingstelling op te leggen – verzocht om aanhouding van de behandeling van de strafzaak om een contra-expertise door het Pieter Baan Centrum te laten verrichten, gezien de discrepantie tussen de diagnose van de psychiater en de psycholoog en de overweging van de psychiater dat behandeling van verdachte in principe in een ambulant kader dient plaats te vinden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
27 januari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportages
Naar de persoonlijkheid van verdachte is onderzoek gedaan door A.C.M. Kleinsman, psychiater en drs. B.Y. van Toorn, GZ-psycholoog (vast gerechtelijk deskundigen). Van dat onderzoek hebben de psychiater en psycholoog rapporten, gedateerd 5 februari 2020 respectievelijk 24 januari 2020, opgemaakt.
Het psychiatrisch rapport vermeldt in de conclusie - zakelijk weergegeven - dat bij verdachte zeer waarschijnlijk sprake is van een autistische stoornis, waarvoor diverse sterke aanwijzingen zijn. De overtuigingen van verdachte dat allerlei instanties het slecht met hem voorhebben, is gebaseerd op werkelijke gebeurtenissen, die door verdachte echter vanuit zijn rigide overtuigingen geïnterpreteerd worden. In die zin komen de denkbeelden van verdachte voort uit zijn autistische stoornis, en worden door psychiater niet als waan, en daarmee psychotisch, geïnterpreteerd. Bij het onderzoek heeft de psychiater dus geen psychotisch toestandsbeeld vastgesteld. De aanwijzingen dat hiervan ten tijde van het ten laste gelegde wel sprake zou zijn, zijn naar de mening van psychiater ook onvoldoende.
Daarnaast kan gesteld worden dat er bij verdachte sprake is van een stoornis in het gebruik van GHB, met daarbij passende gedragsproblemen. Er is een lichte stoornis in het gebruik van alcohol en een stoornis in het gebruik van amfetaminen, in remissie.
De psycholoog komt tot grotendeels een zelfde diagnose, maar stelt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens in de zin van autisme en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestaande uit een waanstoornis en afhankelijkheid van middelen (GHB, speed en alcohol). Dit verschil van inzicht heeft geen invloed gehad op de beantwoording van de vraagstelling en de deskundigen zijn het eens over behandelnoodzaak, recidiverisico en juridisch kader waarbinnen een behandeling moet plaatsvinden.
Volgens de deskundigen is in elk geval sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van autisme. Deze stoornis was ook aanwezig ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten, waardoor het tenlastegelegde aan verdachte in verminderde mate moet worden toegerekend. De kans op recidive en/of toekomstige geweldsescalaties zonder behandeling/begeleiding wordt door de deskundigen als hoog ingeschat.
Voor verdachte is een behandeling geïndiceerd die gericht is op de autistische stoornis. Daarbij is de stoornis zelf niet te genezen, maar is het de bedoeling dat verdachte meer zicht krijgt op zijn beperkingen en vooral dat de gevolgen daarvan verminderd worden. In sommige gevallen kan ook medicatie ondersteunend zijn, bijvoorbeeld om agitatie, achterdocht of dwangmatigheid te verminderen.
Omdat er nadelen kleven aan een klinische behandeling bij personen met een autistische stoornis, verdient ambulante behandeling de voorkeur. Ook omdat verdachte dan zijn woning kan behouden en dit voor hem van groot belang is, is overwogen het kader van TBS met voorwaarden te adviseren. Overleg met verdachte hierover blijkt echter niet mogelijk, zodat moet worden geconcludeerd dat het niet haalbaar is met hem tot overeenstemming te komen over passende en voldoende veilige voorwaarden. Het recidiverisico is dusdanig hoog dat een kader gekozen moet worden dat afdoende waarborgen ter beveiliging van de maatschappij biedt.
De ernst van de stoornis bij verdachte en vervolgens de onmogelijkheid om met hem tot passende voorwaarden te komen, maakt dat alleen het kader van TBS met verpleging van overheidswege passend en haalbaar wordt geacht.
Tactus verslavingszorg, (hierna: de reclassering) heeft een rapport over verdachte opgemaakt, gedateerd 17 februari 2020. Verzocht is om te onderzoeken of een terbeschikkingstelling met voorwaarden tot de mogelijkheden behoort.
De reclassering heeft sinds augustus 2019 een aantal gesprekken gehad met verdachte.
In deze gesprekken is getracht tot een samenwerking te komen zodat er een basis zou kunnen ontstaan voor een reclasseringstoezicht. Dit is echter op geen enkele wijze gelukt. Binnen een ambulant kader is in het verleden meermalen getracht om behandeling in te zetten, maar verdachte komt niet op afspraken en is niet gemotiveerd voor behandeling gebleken. Indien hij geen behandeling ondergaat zal het recidiverisico onverminderd hoog blijven. Verdachte is echter ook nu op geen enkele wijze gemotiveerd om een behandeling te ondergaan hetgeen voortkomt uit de overtuiging dat er aan hem niets mankeert.
De conclusie is dat de reclassering geen mogelijkheden ziet om door middel van een terbeschikkingstelling met voorwaarden de risico's voldoende te beperken en het gedrag van verdachte voldoende te beïnvloeden.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank verenigt zich met de in de rapporten gegeven conclusies en maakt deze tot de hare. Gelet daarop en het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Motivering
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusie van de psychiater en de psycholoog dat oplegging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk is. De rechtbank overweegt dat – gelet op voornoemde conclusies van de deskundigen en het reclasseringsadvies – de kans op recidive zonder passende interventie hoog is. Er is aan de wettelijke voorwaarden voor de oplegging van een maatregel van terbeschikkingstelling voldaan. Bij verdachte was tijdens het begaan van de feiten sprake van een ziekelijke stoornis.
De rechtbank zal verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen met bevel dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, nu de door hem begane feiten zoals bewezenverklaard, misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, omschreven in artikel 157 Sr.
De rechtbank is op grond van het voren overwogene van oordeel dat de algemene veiligheid van goederen het opleggen van die maatregel eist.
Nu het onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, kan de totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege een periode van vier jaar te boven gaan. Daartoe is de aard en de kwalificatie van het onder 3 bewezen verklaarde feit redengevend.
De rechtbank stelt vast dat de bevindingen, conclusies en adviezen van de deskundigen in essentie met elkaar in overeenstemming zijn. Gelet daarop acht de rechtbank het niet noodzakelijk dat nader onderzoek wordt verricht zoals door de verdediging bepleit.
Het voorwaardelijk gedane verzoek tot schorsing van het onderzoek ter terechtzitting om dat onderzoek in het Pieter Baan Centrum te laten verrichten wordt daarom afgewezen.
Gezien de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank zal verdachte daarnaast dan ook een gevangenisstraf opleggen voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest. De duur van deze op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf is lager dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de rechtbank in grotere mate dan de officier van justitie rekening houdt met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op 37a, 37b, 38d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
verzoek tot schorsing van het onderzoek ter terechtzitting
- wijst af het (voorwaardelijk) verzoek tot schorsing van het onderzoek ter terechtzitting om (nader) onderzoek in het Pieter Baan Centrum te laten verrichten;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 2 primair
het misdrijf: poging tot het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 3
het misdrijf: voorbereiding van opzettelijk brandstichten en/of het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
- beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. G.J. Stoové en mr. H. Stam, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2020.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal van politie is - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal van Eenheid Oost-Nederland, District Twente genummerd PL0600-2019265156-35, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
De inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
1.
De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 25 februari 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Feit 1:in de nacht van 14 op 15 januari 2019 tussen twee en drie uur ben ik op het dak van het gemeentehuis aan het [adres 2] in Borne geklommen via een trap aan de buitenzijde. Ik had een jerrycan met benzine meegenomen. Op het dak heb ik de benzine uitgegoten over het dakgrind. Daarna heb ik met een aansteker een vlam of vonk bij de doekjes gehouden waardoor deze in brand vlogen. Ik heb de doekjes hierna op het benzinespoor gelegd. Ik heb ook twee zelfgemaakte fakkels meegenomen naar het dak en daar aangestoken. Ik heb de fakkels op het dak gelegd/achtergelaten.
Feit 2:ik heb die nacht op een iets verhoogd deel van het dak, aan het eind van het brandspoor, onder meer een blikje butaangas (campinggas) neergelegd. Ik wilde daarmee het vuur versnellen. Ik weet dat wanneer het blikje butaangas in de brand van de doek was gelegd, het blikje uit elkaar had kunnen klappen waarna de inhoud zou zijn ontbrand.
Feit 3:ik heb met benzine (vijf) zogenaamde molotovcocktails gemaakt en in mijn woning bewaard. Ik had deze molotovcocktails ongeveer een maand voor mijn aanhouding al in mijn woning. De flessen stonden klaar (achter de deur). Tevoren had ik één van de flessen uitgeprobeerd. Deze werkte goed.
2.
Het proces-verbaal van aangifte (pagina 9 en 10 van de doorgenummerde bijlagen), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever] , zakelijk weergegeven:
Ik ben namens Gemeente Borne, [adres 2] te Borne gerechtigd tot het doen van aangifte. Op 17 juni omstreeks 10.00 uur hoorde ik van een collega dat er brand was gesticht op het dak van het gemeentehuis. Op het dak zag ik dat er een brandstofspoor liep vanaf de brandtrap over het stenen paadje en vervolgens links tegen een opstaande muur van het daarnaast iets hoger gelegen dak. Op dit hoger gelegen dak zag ik dat er een doek lag. Hieronder lag een blauw gasbusje en een witte cilindervormige gasfles met een gele en groene gevarensticker. Vlak voor de opstaande muur zag ik een teerachtige plek waar iets gebrand had. Vanaf de brandtrap is een kleine trap gelegen die toegang biedt tot het dak. Op en voor deze trap zag ik twee fakkels Ik zag dat de fakkels al gebrand hadden.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
3.
Het proces-verbaal van forensisch onderzoek (pagina 77 tot en met 107 van de doorgenummerde bijlagen), voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant en de daarbij gevoegde fotobijlage, zakelijk weergegeven:
Op17 juni 2019 kreeg ik het verzoek om een forensisch onderzoek in te stellen op een dak van het gemeentehuis te Borne, gevestigd in perceel [adres 2] te Borne. Aan het [adres 2] bevind zich het vrijstaande pand perceel [adres 2] waarin het gemeentehuis van de gemeente Borne was gevestigd. Buiten, aan de rechterzijde van het pand bevond zich een brandtrap. Deze brandtrap was vanaf de buitenzijde vrij betreedbaar en gaf toegang tot het genoemde platte dak van het voorste rechterdeel. Het platte dak boven de tweede verdieping aan de rechtervoorzijde was voorzien van een bitumen daklaag met daarop een laag grind.
Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van een zogenaamde PID meter; een gasdetectie-
apparaat van het merk en type MiniRae +2000, bedoeld voor het detecteren van
koolwaterstoffen. Koolwaterstoffen komen onder andere voor in vloeistoffen die geschikt zijn om te worden gebruikt als ontbrandbaar middel.
Op foto 03 t/m 05 is het volledige dak daar boven de 2e etage aan de rechtervoorzijde van het gemeentehuis zichtbaar, waarbij links op de foto's de dakrand met het trapje zichtbaar is.
Ik zag daar op het grind op het dak een meterslang smal donker gekleurd spoor. Ik zag dat dit spoor deels bestond uit een laag beroeting van het grind. Dit spoor begon bij een donkergekleurde vlek daar op het metaal van het genoemde plateau. Het spoor liep vervolgens vanaf het trapje bij het plateau over het grind langs het tegelpad tot op ongeveer de breedte van het dak. Vervolgens maakte het spoor een haakse hoek en liep over het grind naar de voorzijde van dak, alwaar het stopte tegen een muurtje van een kleine verhoging daar op het dak. Ik rook bij dit spoor een geur van een ontbrandbare vloeistof. Ik heb dit spoor vervolgens onderzocht met behulp van de PID meter, ik kreeg hierbij een aanwijzing voor de aanwezigheid van koolwaterstoffen. Uit deze aangetroffen situatie kon ik opmaken dat daar kennelijk over het grind een spoor van een ontbrandbare vloeistof was uitgegoten en dat dit spoor deels in brand had gestaan.
Links op foto 03 is de vlek op het plateau zichtbaar in de rode markeringscirkel en is
het genoemde spoor op het grind zichtbaar binnen de rode strepen. Op foto 04 en 05 is
dit spoor ook zichtbaar als de donkergekleurde streep welke daar van links bovenlangs
het tegelpad naar rechts loopt en vervolgens naar boven naar het muurtje loopt.
Ik heb daar tussen en onder het grind bij dit spoor een monster veiliggesteld, ik heb
dit monster voorzien van sin AAKL5216NL. Op foto 07 en 08 is dit monster daar
zichtbaar.
Ik zag daar op het trapje links op het dak een soort handgemaakte fakkel liggen. Ik zag dat deze fakkel bestond uit een metalen buis, met aan het einde een soort gele doek welke was vastgezet met zwarte tape. Ik zag dat deze gele doek deels was verbrand. Op foto 06 is de locatie van deze fakkel zichtbaar in de rode markeringscirkel links op de foto, en op foto 09 en 10 is deze fakkel daar op de trap zichtbaar. Ik zag daar op het grind van het dak, juist voor het trapje, een tweede soortgelijke fakkel liggen. Ik zag dat de gele doek van deze fakkel ook deels was verbrand. Ik zag daar op het dak, bijna aan het einde van het beroete spoor op het grind, een plek met brandresten. Ik zag daar een plek waar een hoeveelheid materiaal daar bovenop het grind was verbrand.
Ik zag bij dit materiaal onder meer de verbrande resten van een vermoedelijke handdoek, en ik zag bij deze resten een hoeveelheid gesmolten en verbrand kunststof. Ik zag dat dit kunststof deels was samengesmolten met het grind, en dat dit grind daarbij beschadigd was geraakt. Ik zag dat deze brandplek zo'n 45 bij 45 cm groot was. Op foto 13 is deze plek met brandresten daar op het grind zichtbaar, waarbij te zien is dat het donkergekleurde spoor op het grind voor en achter deze brandresten doorloopt. Op foto 14 t/m 17 is deze plek met brandresten zichtbaar, waarbij te zien is dat het deels uit een vermoedelijke handdoek en gesmolten kunststof bestaat. Ik zag daar iets voorbij deze brandplek op een iets verhoogd deel van het dak enkele goederen bij elkaar liggen. Op foto 19 en 20 zijn deze goederen daar bij elkaar zichtbaar. Ik zag daar verder een klein blauw blikje met zogenaamd "campinggas" liggen. Ik zag dat dit een blikje butaangas was, welke ongeopend was. Op foto 20 en 22 is dit blauwe blikje met gas zichtbaar.
Uit het ingestelde onderzoek en uit de verkregen informatie is mij gebleken dat:
- één of meerdere daders daar vermoedelijk via de brandtrap op het dak van de tweede
etage aan de rechtervoorzijde van het gemeentehuis is/zijn geklommen;
- daar op het dak op het grind een spoor van een ontbrandbare vloeistof is
uitgegoten/aangebracht;
- dit spoor van ontbrandbare vloeistof is aangestoken;
- daar op het dak een vermoedelijke handdoek en een kunststof voorwerp in brand zijn
gestoken;
- de dader(s) daar op het dak bij de brandresten enkele goederen heeft/hebben
achtergelaten die mogelijk een rol hebben gespeeld bij het ontsteken van de brand,
zoals de twee fakkels;
- de dader(s) daar op het dak bij de brandresten enkele goederen heeft/hebben
achtergelaten die mogelijk een rol zouden hebben kunnen spelen bij een mogelijk
uitbreiding van de brand, zoals het blikje met butaangas.
BRANDSTICHTING
Uit het ingestelde onderzoek en de verkregen informatie is mij gebleken dat de dader(s) daar een vermoedelijke ontbrandbare vloeistof in een lang spoor heeft uitgegoten/aangebracht op het grind daar op het dak. Aan de hand van de her en der aangetroffen beroeting op dit spoor bleek mij dat dit spoor heeft gebrand. Verder is mij gebleken dat daar op het grind-dak, in de lijn van het spoor van ontbrandbare vloeistof, onder meer een mogelijke handdoek en een hoeveelheid kunststof was verbrand, waarbij dit kunststof deels was samengesmolten met het grind. Uit deze bevindingen bleek mij derhalve dat daar ter plaatse vuur moet zijn ingebracht om dit spoor van vermoedelijke ontbrandbare vloeistof te ontsteken en om deze goederen in brand te steken. Gezien de locatie en de aangetroffen situatie kan blijken dat dit vuur daar opzettelijk moet zijn ingebracht. Hieruit bleek mij derhalve dat hier sprake was van
brandstichting.
GEVAARZETTING
Uit de aangetroffen situatie bleek mij dat daar op het dak een deel van het grind was
beschadigd door het branden van het uitgegoten/aangebrachte spoor van vermoedelijke
ontbrandbare vloeistof en door het verbrande en gesmolten kunststof.
Uit deze situatie bleek mij dat bij deze opzettelijk gestichte brand gemeen gevaar
voor goederen was te duchten als bedoeld in artikel 157 lid 1 wetboek van strafrecht.
Het is mij ter plaatse niet duidelijk geworden wat precies de bedoeling van de dader(s) is geweest met betrekking tot het aangetroffen blikje butaangas en de zuurstoffles. Wanneer deze goederen op een bepaalde manier bij deze brand waren gebruikt dan hadden ze zeker kunnen bijdragen aan de uitbreiding van de brand en het veroorzaken van schade. Wanneer bijvoorbeeld het blikje butaangas in de brand van de vermoedelijke handdoek en het kunststof was gelegd, dan was op een gegeven moment de druk in het blikje dusdanig opgelopen dat het blikje uit elkaar was geklapt en waarna de inhoud met een enorme vuurbal zou zijn ontbrand.
Bij de zoeking in de woning van deze verdachte zijn diverse gele doeken en twee rollen
tape aangetroffen en veiliggesteld. Tevens werden bij de zoeking vijf drankflessen met een onbekende vloeistof aangetroffen en veiliggesteld. Zoals aangegeven waren er bij de zoeking in de woning van de verdachte 5 flessen met een onbekende vloeistof aangetroffen. Ik heb deze flessen aan een eenvoudig onderzoek onderworpen. Ik zag dat het vijf flessen waren waar oorspronkelijk Wodka c.q. Vodka in had gezeten. Het betroffen twee flessen met een inhoud van 1 liter, en drie flessen met een inhoud. Ik zag dat alle vijf de flessen nu waren gevuld met een geel/groen gekleurde vloeistof. Bij alle vijf de flessen rook ik na opening een zeer sterke geur die mij deed denken aan motorbenzine. Met behulp van de PID meter heb ik de inhoud van alle vijf de flessen onderzocht, ik kreeg bij de inhoud van alle vijf de flessen een zeer hoge aanwijzing voor de aanwezigheid van koolwaterstoffen.
4.
Een deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 18 september 2019, nummer 2019.06.26.142 , opgemaakt door ing. J. Dogger (pagina van de doorgenummerde bijlagen /van zaaksdossier ), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Te onderzoeken materiaal
SIN Omschrijving door aanvrager
AAKL5216NL Brandrest, steengruis; Op dak in uitgegoten spoor
De conclusie van het uitgevoerde onderzoek is dat in het te onderzoeken materiaal met SIN AAKL5216NL vluchtige stoffen zijn aangetoond die afkomstig zijn van motorbenzine. Benzine is zeer licht ontvlambaar.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen (pagina 21 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende als relaas van de verbalisant, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 17 juni 2019, kwam bijzonder opsporingsambtenaar, [naam 1] , van de gemeente Borne samen met zijn collega, [naam 2] ons kantoor binnenlopen. Ik verbalisant [verbalisant 1] hoorde [naam 1] zeggen dat hij extra informatie had die mogelijk met de brandstichting op het dak van het gemeentehuis van Borne te maken had. Ik verbalisant [verbalisant 1] hoorde [naam 1] zeggen dat hij kort daarvoor, vanmiddag 17 juni 2019 voor een huisbezoek bij [verdachte] aan de [adres 1] te Borne was geweest. Ik verbalisant [verbalisant 1] kreeg omstreeks 15:00 uur een appje op mijn dienst telefoon doorgestuurd van [naam 1] . Dit betrof een appje dat hij kort daarvoor van [verdachte] op zijn dienst telefoon had ontvangen. Ik verbalisant [verbalisant 1] kan de inhoud van dit appje als volgt omschrijven:
"Vergeet niet dat er met mij bijna altijd te communiceren valt. Ieder geval bij mensen die het op kunnen brengen dit volwassen genoeg met mij zouden willen en kunnen doen. Mijn hele leven behandelt iedereen mij als een idioot al, mij in leugens denken te kunnen laten geloven. Familie nooit gehad is mij gebleken, vrienden bestaan niet in deze wereld. Instanties en staat is alles eigen belang geworden. Heb jaren mijzelf kapot gewerkt om iets te creëren voor mijzelf. Maar dit wouden ze mij maar al te graag afnemen allemaal. Zit op een punt dat ik nergens meer enige waar in zie of heb, naar Rusland gaan is mijn laatste mogelijkheid. Maar ook onmogelijk gemaakt, echt zit hele dagen nu te bedenken welke keuzes ik moet maken. Kan molotovcocktails gebruiken ivm instanties en zoveel mogelijk in de brand steken, veel andere keuze heb ik niet meer. Omdat iedereen mij alles graag wilde ontnemen en koste wat het kost mij op de knieën wil zien gaan en geest laten kwijt raken Stephan."
6.
Het proces-verbaal van bevindingen (pagina 25 van de doorgenummerde bijlagen), voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Wij, verbalisanten, [verbalisant 1] (TWN90450) en [verbalisant 2] (TWN96409) waren op17 juni 2019 belast met een bereikbaarheidsdienst op het politie servicepunt op het gemeentehuis aan het [adres 2] te Borne. Op voorgenoemde datum, zag ik [verdachte] lopen. Ik heb hem aangesproken en gevraagd of hij even tijd had voor een kort gesprek. In het bijzijn van mijn collega [verbalisant 2] ben ik verbalisant [verbalisant 1] met [verdachte] in gesprek gegaan over het Whats app bericht dat [verdachte] vanmiddag aan bijzonder opsporingsambtenaar [naam 1] van de gemeente Borne had gestuurd. Ik verbalisant [verbalisant 1] vertelde aan [verdachte] dat ik mij zorgen om hem maakte omdat ik het Whats app bericht had gelezen. Wij verbalisanten hoorden [verdachte] vragen wat ik dan bedoelde met mij zorgen maken over de inhoud van het bericht. Daarop heb ik verbalisant [verbalisant 1] aan [verdachte] specifiek benoemd: "molotovcocktails maken en instanties in brand steken". Daarop werd het ons verbalisanten op basis van zijn reactie en mimiek duidelijk dat [verdachte] mijn vraag begreep maar verder gaf hij geen antwoord. Daarop heb ik verbalisant [verbalisant 1] aan [verdachte] gevraagd of hij zichzelf daadwerkelijk in staat achtte om deze voorgenoemde
uitlatingen daadwerkelijk uit te voeren. Wij verbalisanten hoorden [verdachte] daarop zeggen: "ik zou het maar serieus nemen. Als men de grens overgaat, dan ben ik daar wel toe in staat". Daarop heb ik verbalisant [verbalisant 1] aan [verdachte] gevraagd of hij ook het vertrouwen in zijn familie was verloren omdat hij hier ook wat over zegt in het verstuurde bericht. Daarop hoorden wij verbalisanten hoorden [verdachte] daarop zeggen dat hij het vertrouwen in zijn familie was verloren en ook zijn moeder had hem in de steek gelaten. [verdachte] gaf aan dat hem alles was afgenomen wat hem lief was. Het was voor ons verbalisanten op dat moment duidelijk dat [verdachte] naar ons aangaf dat hij op dat moment niets meer te verliezen had. Wij verbalisanten hoorden [verdachte] zeggen dat hij het bericht niet vandaag gestuurd had maar al eerder en dat het ook op zijn Facebook stond.
7.
Het proces-verbaal van verhoor (pagina 68 en 69 van de doorgenummerde bijlagen), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
V= vraag verbalisant
A = antwoord verdachte
V: Op Facebook heb je berichten achtergelaten. Een van deze berichten dateert van 3 juni 2019: Daarin doe je een oproep voor lege flessen. Waar wilde je deze flessen voor gebruiken?
A: Flessen, ja. Ik wilde mezelf beschermen tegen de politie. Ik voel mij niet meer veilig in dit land. De flessen waren voor hulpverlening, weet ik veel. Zij maken mij kapot.
V: In een Facebookbericht die we eerder hebben benoemd staat ook: "Pure zoutzuur
probeert en kon iemand die persoon ken te regelen nog voor mij". Wat bedoel jij
hiermee?
A: Volgens Wikipedia kun je daarmee cocktails maken. TR enzo. Voor dakbedekking. Dat
blijft mooi kleven. Niemand heeft op dat bericht gereageerd.
V: Nog een vraag: die molotovcocktails, staan die nu klaar?
A: Ik denk dat er iets van twee klaar zijn. Die lagen op de grond bij de woonkamerdeur. Er zitten doppen op. Ik had ze wel klaar. Je kan ze gooien en dan krijg je een soort steekvlam.

Voetnoten

1.Zie onder meer Hoge Raad 20 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ0213.