ECLI:NL:RBOVE:2020:1064

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 februari 2020
Publicatiedatum
10 maart 2020
Zaaknummer
8295719 \ CV EXPL 20-406
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van gehuurde bedrijfsruimte door Heineken Nederland B.V. tegen gedaagde

In deze zaak heeft Heineken Nederland B.V. (hierna: Heineken) een kort geding aangespannen tegen een gedaagde, die een bedrijfsruimte huurt aan De Brink 50-51-60 te Deventer. Heineken vordert de ontruiming van deze bedrijfsruimte binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, met de mogelijkheid om de ontruiming zelf te bewerkstelligen met behulp van politie en justitie. Daarnaast vordert Heineken betaling van een achterstallige huur van € 80.168,69, de lopende huur van € 7.780,34 per maand, en een waarborgsom van € 12.500,00, met boeterente en kosten van de procedure.

De procedure is gestart met een dagvaarding op 4 februari 2020, gevolgd door een verzoek van de gedaagde om een langere ontruimingstermijn van twee maanden, wat Heineken heeft geaccepteerd. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 februari 2020 zijn partijen niet verschenen. De kantonrechter heeft vervolgens vonnis gewezen op 26 februari 2020, waarbij de ontruimingstermijn is vastgesteld op twee maanden na betekening van het vonnis.

De kantonrechter heeft de vorderingen van Heineken grotendeels toegewezen, met uitzondering van de machtiging om de ontruiming zelf uit te voeren, wat is afgewezen. De gedaagde is veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 1.561,09. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats
Zaaknummer : 8295719 \ CV EXPL 20-406
Vonnis in kort geding van 26 februari 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEINEKEN NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij, hierna te noemen Heineken,
gemachtigde: mr. S.M. van der Zwan,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van 4 februari 2020,
- de ongedateerde brief van [gedaagde] waarin hij verzoekt om een ontruimingstermijn van twee maanden, ter griffie ontvangen op 14 februari 2020,
- de e-mail van mr. Van der Zwan van 14 februari 2020 met het verzoek de zaak schriftelijk af te doen,
- de reactie daarop van [gedaagde] d.d. 14 februari 2020,
- de e-mail van de griffier aan partijen d.d. 17 februari 2020,
- de mondelinge behandeling van 18 februari 2020, waar partijen niet zijn verschenen.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Heineken vordert de ontruiming van de door [gedaagde] van haar gehuurde bedrijfsruimte aan De Brink 50-51-60 te Deventer (hierna te noemen het gehuurde), zulks binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis en met machtiging die ontruiming zelf te doen bewerkstelligen, zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie, en hem te verbieden het gehuurde na de ontruiming zonder toestemming van Heineken te betreden of aldaar te verblijven. Ook vordert Heineken veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 80.168,69, te vermeerderen met de contractuele boeterente van 1% per maand, alsmede tot betaling van de lopende huur van € 7.780,34 per maand vanaf 1 februari 2020 tot aan de ontruiming en van de waarborgsom van € 12.500,00, beide te vermeerderen met de contractuele boeterente, althans de wettelijke (handels)rente, althans vordert Heineken een zodanige voorziening te treffen als de kantonrechter juist zal achten. Tot slot vordert Heineken veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
2.2.
Heineken legt aan deze vorderingen – kort samengevat – ten grondslag dat [gedaagde] structureel niet aan zijn betalingsverplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst voldoet.
2.3.
[gedaagde] heeft slechts verweer gevoerd tegen de door Heineken gevorderde ontruimingstermijn van veertien dagen. Hij heeft verzocht om een langere ontruimingstermijn van twee maanden. Heineken heeft vervolgens kenbaar gemaakt zich met deze langere ontruimingstermijn te kunnen verenigen. De kantonrechter zal de gevorderde ontruiming derhalve toewijzen en de ontruimingstermijn bepalen op twee maanden na betekening van dit vonnis.
2.4.
Nu [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd tegen de overige vorderingen van Heineken, zullen deze worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde machtiging aan Heineken om de ontruiming zo nodig zelf, met inroeping van de sterke arm, uit te voeren wordt afgewezen. Heineken mag op grond van artikel 556 Rv de ontruiming niet zelf ter hand nemen en de gedwongen ontruiming is voorbehouden aan de deurwaarder.
2.5.
[gedaagde] dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden beschouwd en zal daarom in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. Deze kosten worden tot op heden aan de zijde van Heineken begroot op € 85,09 aan explootkosten, € 996,00 aan griffierecht en € 480,00 aan salaris gemachtigde. Dit is in totaal € 1.561,09.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om de door hem gehuurde bedrijfsruimte aan De Brink 50-51-60 te Deventer binnen twee maanden na betekening van dit vonnis geheel en al, met uitzondering van de in de dagvaarding genoemde bruikleengoederen, met de zijnen en het zijne te ontruimen en de sleutels van het gehuurde ter beschikking te stellen aan Heineken;
3.2.
verbiedt [gedaagde] om, nadat tot ontruiming is overgegaan, het gehuurde zonder toestemming van Heineken te betreden of aldaar te verblijven;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Heineken ter zake van huur tot en met januari 2020 te voldoen een bedrag van € 80.168,69, te vermeerderen met de contractuele boeterente van 1% per maand daarover vanaf de respectieve vervaldata van de betreffende huurtermijnen tot aan de dag der algehele voldoening;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Heineken te voldoen de lopende huur van € 7.780,34 per maand, telkens op de eerste van de maand, te beginnen op 1 februari 2020 tot aan de dag der ontruiming en, voor zover [gedaagde] deze verplichting niet nakomt, te vermeerderen met de contractuele boeterente van 1% per maand vanaf de respectieve vervaldata van de betreffende huurtermijnen tot aan de dag der algehele voldoening;
3.5.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Heineken te voldoen een bedrag van € 12.500,00 ter zake van de waarborgsom, te vermeerderen met de contactuele boeterente van 1% per maand vanaf 4 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
3.6.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Heineken begroot op een bedrag van € 1.561,09;
3.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2020.
(FK)