ECLI:NL:RBOVE:2020:104

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 januari 2020
Publicatiedatum
14 januari 2020
Zaaknummer
08.145945.19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 21-jarige jongen voor drugshandel en opzettelijk bezit van verdovende middelen

Op 14 januari 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 21-jarige verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 104 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De verdachte werd schuldig bevonden aan de handel in wiet/hasj en XTC/MDMA, en het opzettelijk aanwezig hebben van deze verdovende middelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 1 juni 2017 tot en met 17 juni 2019 meer dan 30 gram hennep en harddrugs in zijn bezit had en deze ook heeft verhandeld. De verdachte had een schuld van tweeduizend euro, die hij kon afbetalen met de opbrengsten van de drugshandel. Naast de gevangenisstraf werd hem een taakstraf van 180 uur opgelegd en moest hij zich houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de tenlastelegging op basis van de verklaringen van getuigen en het in beslag genomen bewijs, waaronder drugs en geld, voldoende.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.145945.19 (P)
Datum vonnis: 14 januari 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende op het adres:
[adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
1 oktober 2019, 23 december 2019 en 7 januari 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.J. Jansen en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. T. Geerdink, advocaat te Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na een vordering aanpassing omschrijving feiten in de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering van 23 december 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, al dan niet samen met één of meer anderen:
feit 1:cocaïne en XTC/MDMA in zijn bezit heeft gehad;
feit 2:meer dan 30 gram hennep en/of hasj in zijn bezit heeft gehad;
feit 3:voorbereidingshandelingen heeft gepleegd met betrekking tot de handel in harddrugs;
feit 4:hennep en/of hasj heeft gedeald;
feit 5:cocaïne en/of XTC/MDMA heeft gedeald.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 17 juni 2019 te Nijverdal, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
- 8,42 gram cocaïne en/of
- 8,30 gram cocaïne, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer
- 22,71 gram MDMA,
- 6,81 gram en/of 23 pillen MDMA en/of XTC en/of
- 14,16 gram MDMA en/of XTC, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en/of MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 17 juni 2019 te Nijverdal, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer
- 829 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram
hennep en/of hasjiesj,
- 114,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj en/of
- 0,52 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj
- zijnde hennep en/of een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties
zijn toegevoegd (hasjiesj), (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 17 juni 2019 te Nijverdal, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten
het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren
en/of
verstrekken van cocaïne en/of MDMA en/of één of meer andere
middelen zoals vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
MDMA en/of middelen zoals vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I, zijnde cocaïne en/of MDMA en/of één of meer
andere middelen zoals vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een doos gevuld met ongeveer 1000 (lege) gripzakjes,
- 3 weegschalen,
- ongeveer € 908,- aan contant geld en/of
- een groot aantal, met cocaïne en/of MDMA gevulde gripzakjes en/of
ponypacks, voorhanden heeft gehad,
waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
4
hij in of omstreeks de periode tussen 1 juni 2017 tot en met 17 juni
2019 te Nijverdal, in de gemeente Hellendoorn, althans in Nederland,
één of meermalen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een grote hoeveelheid, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30
gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj en/of
- een grote hoeveelheid, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30
gram hennep, zijnde hennep,
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
5
hij in of omstreeks de periode tussen 1 juni 2017 tot en met 17 juni
2019 te Nijverdal, in de gemeente Hellendoorn, althans in Nederland,
één of meermalen, opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid cocaïne, althans van een materiaal
bevattende cocaïne en/of
- een hoeveelheid XTC en/of MDMA, althans van een materiaal
bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en/of MDMA,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft op de zitting van 23 januari 2019 verklaard dat hij ook de naam “ [alias verdachte] ” gebruikt en dat hij vanaf ongeveer vijf maanden vóór zijn aanhouding door de politie, hasj en wiet heeft verkocht. Bestelling van deze verdovende middelen door klanten werd bij hem gedaan via telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Verdachte heeft softdrugs gedeald omdat hij een schuld van tweeduizend euro had die hij moest afbetalen.
De weegschalen die in zijn woning zijn aangetroffen werden gebruikt om de wiet en hasj af te wegen en de gripzakjes waren ook bestemd voor wiet en hasj. Verder heeft verdachte verklaard dat de in zijn woning aangetroffen zeven à acht gram cocaïne, 23 pillen (6,81 gram) en 22,71 gram MDMA (kristallen) bestemd waren voor eigen gebruik. De overige pillen die in zijn woning zijn aangetroffen, zijn door “ [naam 1] ” rondgestrooid en de cocaïne is door een ander of anderen in zijn woning achtergelaten.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier van justitie gaat er verder vanuit dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten alleen heeft gepleegd en vordert ten aanzien van die feiten steeds vrijspraak van het onderdeel “medeplegen”. De officier van justitie stelt zich ten aanzien van de feiten 4 en 5 op het standpunt dat de pleegperiode 1 juni 2018 tot en met 17 juni 2019 kan worden bewezen.
4.3
Het standpunt van de raadsman
Feit 1
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het onder 1 ten laste gelegde voor wat betreft de hoeveelheid cocaïne niet kan worden bewezen, althans niet voor de volle 16,72 gram wegens het ontbreken van (schakel)bewijs hiervoor. In de woning zijn meerdere ponypacks aangetroffen. Deze zijn onvoldoende gespecificeerd en het is niet mogelijk vast te stellen welk SIN-nummer hoort bij welke aantreflocatie. Van de jas op de barkruk waarin “een behoorlijk aantal ponypacks” is aangetroffen is niet aangetoond dat die aan verdachte toebehoorde. Over de eveneens onder 1 ten laste gelegde hoeveelheid MDMA pillen met “Trump” afdruk, is er geen andere verklaring voor de aanwezigheid van deze pillen dan dat deze door “ [naam 1] ” zijn rondgestrooid. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft een bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van de overige hoeveelheden MDMA, uiltjes (6,81 gram) en de kristallen (22,71 gram). Deze waren bestemd voor recreatief gebruik.
Feit 2
De raadsman refereert zich ten aanzien van feit 2 aan het oordeel van de rechtbank.
Feit 3
De aangetroffen duizend (lege) gripzakjes en weegschalen duiden niet op de verkoop van harddrugs. De weegschalen kunnen niet bijdragen aan een bewezenverklaring van de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen. Dit geldt ook voor het contante geldbedrag van
€ 908,-. Nu in de woning verder geen andere goederen zijn aangetroffen, zoals versnijdingsmiddelen en lege ponypacks, ontbreekt elk bewijs voor het feit dat de aangetroffen goederen bestemd waren voor de verkoop van harddrugs. Verdachte moet worden vrijgesproken van feit 3.
Feit 4
Hoewel verdachte een hoeveelheid hennep voorhanden heeft gehad, is de per keer afzonderlijk verkochte hoeveelheid wiet en/of hasj telkens beduidend minder dan dertig gram. Gekeken moet worden naar de verkoophoeveelheid per incident en niet naar de totale hoeveelheid. Het onder 4 ten laste gelegde is daarom een overtreding en geen misdrijf.
Feit 5
Dit feit kan niet worden bewezen nu op grond van de inhoud van het dossier niet kan worden aangetoond dat verdachte daadwerkelijk cocaïne heeft verkocht. De getuige [getuige 1] heeft geen enkele tijdsindicatie gegeven over wanneer hij XTC/MDMA bij verdachte heeft gekocht. Zijn verklaring kan niet leiden tot bewezenverklaring van dit feit. Voorts is niet vastgesteld dat de MDMA kristallen bestemd waren voor de verkoop.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van bewezenverklaring van feit 5, voor zover dat ziet op de eenmalige verkoop van twee pillen XTC aan [getuige 2] . Ten aanzien van het meer of anders tenlastegelegd dient vrijspraak te volgen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaande feiten
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage bij dit vonnis genoemde bewijsmiddelen het volgende vast.
Op 15 juni 2019, omstreeks 23.18 uur belt de getuige [getuige 3] de politie en meldt dat er een ruzie gaande is in de woning van verdachte op het adres [adres 2] te Nijverdal. [naam 1] ( [naam 1] ) is die avond in de woning van verdachte geweest. [naam 1] bekent dat hij met pepperspray heeft gespoten. Verdachte zou eerder die dag het broertje van [naam 1] hebben geslagen. Hij ontkent dat hij iets met drugs of pillen te maken heeft en verklaart dat hij geen pillen in de woning van verdachte heeft rondgestrooid. Bij aankomst van de politie is er niemand meer in de woning aanwezig. In de woning ruikt het niet alleen naar pepperspray, maar er wordt ook een sterke wietlucht waargenomen. Verder zien de verbalisanten verspreid over de grond, groene pillen liggen. Hierop is de woning doorzocht. Tijdens de doorzoeking zijn er hoeveelheden, kennelijk verdovende middelen aangetroffen die door het team forensische opsporing van de politie en door het NFI zijn onderzocht.
Het resultaat van deze onderzoeken is dat er in totaal 16,72 gram cocaïne, 43,68 gram MDMA zowel in pil- als in kristalvorm, en 943,8 gram hennep/hasj in de woning van verdachte is aangetroffen. De politie heeft daarnaast in die woning ook een doos gevuld met ongeveer 1000 (lege) gripzakjes, drie weegschalen, ongeveer € 908,- aan contant geld en een Apple iPhone 6 aangetroffen. De Apple iPhone 6 met telefoonnummer [telefoonnummer 1] is onderzocht. De naam die bij dit telefoonnummer staat is “ [alias verdachte] ”. Uit het onderzoek blijkt dat er een aantal WhatsAppberichten is verstuurd door diverse personen aan “ [alias verdachte] ” waarbij er door die personen hasj, wiet en sporadisch MDMA bij “ [alias verdachte] ” werd besteld. De termen MDMA en XTC worden wisselend gebruikt om dezelfde stof aan te duiden.
De politie heeft diverse personen die via het telefoonnummer [telefoonnummer 1] verdovende middelen bij “ [alias verdachte] ” hebben besteld, als getuige gehoord.
De getuige [getuige 1] heeft op 15 juni 2019 “ [alias verdachte] ” geappt met de vraag of hij “snoepjes” had. Met snoepjes bedoelt hij XTC. “ [alias verdachte] ” kent hij in het dagelijks leven als [verdachte] . Hij heeft in totaal vijf of zes keer XTC bij [verdachte] gekocht.
De getuige [getuige 4] kreeg vier jaar terug ‘via via’ het telefoonnummer van een dealer genaamd “ [alias verdachte] ”. “ [alias verdachte] ” leverde wiet. De naam van deze jongen is [verdachte] . De drie daarop volgende jaren heeft hij weleens wiet en hasj van [verdachte] afgenomen.
Ook de getuigen [getuige 5] , [getuige 6] en [getuige 2] kochten wiet of hasj bij “ [alias verdachte] ”. Zij weten dat “ [alias verdachte] ” de bijnaam is van een jongen die [verdachte] heet.
De getuige [getuige 5] is op 17 juli 2019 door de politie gehoord. Zij heeft ongeveer een jaar geleden het telefoonnummer van “ [alias verdachte] ” gekregen.
De getuige [getuige 2] koopt sinds anderhalf jaar bij [verdachte] . Vóór de zomer, op 15 juni 2019 heeft hij één keer twee pillen XTC bij [verdachte] gekocht.
Door de politie is ook afnemer [getuige 7] gehoord. Hij heeft geen getuigenverklaring willen afleggen, maar heeft wel tegenover de verbalisanten verklaard dat hij via het telefoonnummer [telefoonnummer 1] twee keer wiet heeft gekocht bij een dealer die zich “ [alias verdachte] ” noemt.
De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij verdachte op 15 juni 2019 via Snapchat heeft gebeld en vervolgens heeft geappt. [getuige 3] wilde hasj kopen bij verdachte.
Ten aanzien van feit 1
MDMA
[naam 1] ( [naam 1] ) die op 17 juni 2019 ‘s avonds in de woning van verdachte is geweest ontkent stellig dat hij iets met de aangetroffen drugs en pillen te maken heeft. Het scenario zoals door verdachte geschetst, dat [naam 1] die avond met pillen heeft gestrooid in zijn woning, wordt door niemand anders bevestigd. De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij niet weet of [naam 1] de pillen bij zich had. De verklaring van verdachte is dan ook ongeloofwaardig en daarmee niet aannemelijk geworden. De rechtbank heeft bij dit oordeel ook betrokken dat de verklaring van verdachte over de gebeurtenissen die avond en de aanwezigheid van personen niet consistent is. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van zowel de (23) pillen met de uiltjes afdruk (6,81 gram), de kristallen (22,71 gram) als de (35) pillen met de Trump afdruk (14,16 gram). Totaal 43,68 gram MDMA (XTC).
Cocaïne
De verklaring van verdachte dat hij niet meer dan zeven à acht gram cocaïne in zijn woning had voor eigen gebruik en dat de rest van de cocaïne door iemand anders in zijn woning is achtergelaten, is ongeloofwaardig en wordt weersproken door de inhoud van de bewijsmiddelen. Met name door de omstandigheid dat ponypacks met inhoud zijn aangetroffen in een kluisje, in een keukenlade en in een jas die op een barkruk lag. Verdachte heeft verklaard dat hij alleen in de woning woont. Gelet hierop kan verdachte verantwoordelijk worden gehouden voor de volledige hoeveelheid cocaïne die in zijn woning is aangetroffen. Het dossier biedt geen aanknopingspunten voor de stelling dat de jas die in de woning is aangetroffen van iemand anders was dan van verdachte. De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde “opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid van in totaal 16,72 gram cocaïne”.
Uit het voorgaande volgt dat feit 1 naar het oordeel van de rechtbank bewezen is. Voor het bestanddeel “medeplegen” bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten, zodat verdachte van dat deel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken.
De verweren worden weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 2
Dit feit is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen met uitzondering van het bestanddeel “medeplegen” en behoeft geen nadere bespreking. Verdachte heeft dit feit ter terechtzitting bekend en nadien is door of namens hem geen vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van feit 3
XTC/MDMA
Verdachte, die zich “ [alias verdachte] ” noemde, heeft op 15 juni 2019 aan [getuige 1] en [getuige 2] XTC/MDMA pillen verkocht. [getuige 1] heeft vijf of zes keer eerder XTC/MDMA bij verdachte gekocht. Op grond hiervan en op grond van de in de woning aangetroffen hoeveelheden XTC/MDMA, (lege) gripzakjes, weegschalen en een contant geldbedrag van € 908,- oordeelt de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de verkoop, het afleveren en verstrekken van XTC/MDMA. Voor het bestanddeel “medeplegen” bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten, zodat verdachte van dit deel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken.
Cocaïne
Uit het dossier volgt niet dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen die zien op het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren en/of verstrekken van cocaïne, zodat verdachte ten aanzien van dat onderdeel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen staat vast dat verdachte (blijkens de verklaringen van [getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 2] ) in elk geval één jaar of langer wiet en hasj heeft verkocht. In de tenlastelegging wordt verdachte kort gezegd verweten dat hij op tijdstippen in de periode 1 juni 2017 tot en met 17 juni 2019 opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep. Onduidelijk is hoeveel verdachte exact heeft verkocht, maar blijkens het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van de bewijsmiddelen heeft verdachte in totaal in elk geval meer dan 30 gram hennep/hasj verkocht, afgeleverd en/of verstrekt. Onder die omstandigheid kan naar het oordeel van de rechtbank in elk geval worden bewezen dat verdachte opzettelijk meer dan 30 gram hennep/hasj heeft verkocht, afgeleverd en verstrekt. Dit is een misdrijf. Het onder 4 ten laste gelegde misdrijf is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 5
XTC/MDMA
Uit de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte in elk geval op 15 juni 2019 aan [getuige 1] en [getuige 2] XTC/MDMA pillen heeft verkocht. [getuige 1] heeft vijf of zes keer eerder XTC/MDMA bij verdachte gekocht. Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk XTC/MDMA heeft verkocht en afgeleverd.
Cocaïne
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte ook cocaïne heeft verkocht zodat hij ten aanzien van dit onderdeel van de ten laste legging wordt vrijgesproken.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1
hij op 17 juni 2019 te Nijverdal, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 8,42 gram cocaïne en
- 8,30 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
- 22,71 gram MDMA en
- 6,81 gram of 23 pillen MDMA of XTC en
- 14,16 gram MDMA of XTC,
zijnde cocaïne en MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij op 17 juni 2019 te Nijverdal, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 829 gram, hennep en/of hasjiesj en
- 114,8 gram, hennep en/of hasjiesj en
- 0,52 gram, hennep en/of hasjiesj
zijnde hennep en hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd), middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3
hij op 17 juni 2019 te Nijverdal,
om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren en/of verstrekken van MDMA, zijnde MDMA een middel zoals vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een doos gevuld met ongeveer 1000 (lege) gripzakjes,
- 3 weegschalen,
- ongeveer € 908,- aan contant geld en
- een aantal met MDMA gevulde gripzakjes
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten;
4
hij in of omstreeks de periode tussen 1 juni 2018 en 17 juni 2019 in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd, een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en hennep, zijnde hasjiesj en hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
5
hij in de periode tussen 1 juni 2018 en 17 juni 2019 in Nederland, meermalen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd,
- een hoeveelheid XTC en/of MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2, 3 10, 10a en 11 van de Opiumwet (OW). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3
het misdrijf:
een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10, voorbereiden of bevorderden, door voorwerpen en stoffen voorhanden hebben waarvan hij wist of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit;
feit 4
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B gegeven verbod;
Feit 5
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van driehonderddertig dagen waarvan honderdvierennegentig dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, onder de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd in het rapport van 18 september 2019, en met aftrek van voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een deels voorwaardelijke straf wordt opgelegd met daarbij de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd. Het onvoorwaardelijk deel van de straf dient gelijk te zijn aan de tijd die reeds door verdachte in voorarrest is doorgebracht.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Algemene overweging
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
Verdachte heeft zich gedurende een periode van een jaar schuldig gemaakt aan handel in wiet/hasj (hennep) en XTC/MDMA. Verdachte maakte daarbij in elk geval zoveel winst dat hij een schuld van tweeduizend euro kon afbetalen. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van hoeveelheden van deze soft- en harddrugs. Verdachte is door te dealen in voornoemde hard- en softdrugs en het aldus beschikbaar stellen van deze drugs voor afnemers medeverantwoordelijk voor de schadelijke gevolgen voor de gezondheid en het sociale leven van afnemers en de maatschappij in zijn algemeenheid. Daarbij is van belang dat deze drugs stoffen zijn die sterk verslavend werken en die schadelijk zijn voor de gezondheid en het leven van de afnemers vaak ontwrichten. Door zijn handelen heeft verdachte bovendien bijgedragen aan het criminele circuit waarin deze soft- en harddrugs worden geproduceerd en waarin buiten de reguliere en legale economie om winst wordt gemaakt met de handel. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
Één en ander rechtvaardigt oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. In april 2019 wegens opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 onder C van de Opiumwet. De rechtbank zal met deze veroordelingen in strafverzwarende zin rekening houden.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
18 september 2019. In dit rapport wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van een delictpatroon. Wel worden er enkele zorgelijke factoren gezien, zoals het netwerk waarover verdachte niet open is, zijn middelengebruik en de financiële problemen die tijdens zijn detentie zijn toegenomen. Als beschermende factoren kunnen zijn familie en werk gezien worden. Een begeleidingstraject is geïndiceerd om meer zicht op verdachte en zijn functioneren te krijgen. Zijn cognitieve vaardigheden, waaronder zijn probleemoplossend vermogen, zouden vergroot kunnen worden middels deelname aan een COVA-training. Bij een veroordeling van verdachte wordt geadviseerd hem een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met, als bijzondere voorwaarde naast de meldplicht bij de reclassering tevens de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van 240 dagen waarvan 104 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel een proeftijd verbinden van drie jaren, om verdachte ervan te weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal voorts als bijzondere voorwaarden daarbij de meldplicht bij de reclassering en de Covatraining opleggen zoals ook door de reclassering is geadviseerd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot het verrichten van een taakstraf van honderdtachtig uren.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie vordert voorts verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het geld aan verdachte moet worden teruggegeven.
De rechtbank zal het inbeslaggenomen geldbedrag van € 908,- verbeurdverklaren. Het geld is vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat het aan verdachte toebehoorten grotendeels door middel van of uit de baten van de strafbare feiten is verkregen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24, 33, 33a en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3
het misdrijf: een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10, voorbereiden of bevorderden, door voorwerpen en stoffen voorhanden hebben waarvan hij wist of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit;
feit 4
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in strijd met artikel 3 onder B gegeven verbod;
feit 5
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
240(
tweehonderdveertig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
104 (honderdvier) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op het adres Molenstraat 50 te Enschede op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie COVA of een andere door de reclassering te bepalen gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 dagen;
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een geldbedrag van € 908,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Berg, voorzitter, mr. G.J. Stoové en mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2020.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019263027 Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 23 december 2019, voor zover inhoudend:
Ik heb vanaf ongeveer vijf maanden vóór mijn aanhouding in Nijverdal hasj en wiet verkocht. Ik maakte gebruik van de naam “ [alias verdachte] ” met telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Ik had een schuld van € 2.000,-. Om die schuld af te betalen moest ik drugs verkopen voor diegene bij wie ik die schuld had. Kort voordat ik werd aangehouden heb ik die schuld voldaan met de opbrengsten van de wiet- en hasjverkoop. De weegschalen werden gebruikt om de wiet en hasj af te wegen en de gripzakjes waren ook bestemd voor het afwegen van wiet en hasj. Ik had voor eigen gebruik zeven à acht gram cocaïne, 23 pillen (6,81 gram) en 22,71 gram MDMA (kristallen) in mijn woning.
2.
Het proces-verbaal van politie nummer (pagina 64 tot en met 67 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende als relaas van de verbalisant:
Op 15 juni 2019 omstreeks 23.18 uur kreeg ik, verbalisant samen met mijn de melding om te gaan naar de [adres 2] te Nijverdal. Op bovengenoemde dag en omstreeks 23.40 uur was ik samen met de hier bovengenoemde collega's ter plaatse.
Ik heb telefonisch contact gezocht met de melder [getuige 3] . Daarnaar gevraagd gaf de melder op dat hij de bewoner kende. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: [verdachte] . In de woning roken wij een sterke weed lucht. In overleg met de Officier is toestemming gekregen om tot doorzoeking over te gaan in de woning waarna mijn collega's en ik de woning hebben doorzocht.
In een kamer, voorzijde van de woning bevond zich een kleding kast. In de kledingkast werd, in de bovenste lade rechter zijde bovenin een kleine kluis, kleur zwart aangetroffen. Ik zag dat mijn collega [verbalisant] deze kluis openbrak. Ik zag dat in deze kluis drie (3) witte zogenoemde boterhamzakjes lagen. Ik zag dat in deze zakjes weer een zogenoemde hoeveel aan ponypacks zat met wit poeder vermoedelijk cocaïne.
Beneden in de woonkamer- keuken werd in een kast achter een deur een provisiekast aangetroffen. In deze kast, zag ik stonden verschillende boodschappentassen van verschillende supermarktketens. Uit een boodschappentas, zogenoemd een big shopper, kleur geel van het merk Jumbo roken ik maar ook mijn collega's een sterke weed geur. Toen ik in de tas keek zag ik dat er een grote hoeveelheid aan losse plastic zakjes met weed in zat. Verder werd er in deze kast nog 2 doosjes met gripzakjes aangetroffen. Deze doosjes stonden op de plank, links achter de deur. De hierboven genoemde Jumbo tas, zag ik stond onder deze plank, tegen de muur. Rechts in de ruimte tegen de muur, naast de bar/tafel stond een barkruk.
Op deze kruk lag een jas. Ik zag dat uit deze jaszak een gripzakje kwam met daarin een zakje met daarin een behoorlijk aantal ponypacks. Verder de ruimte door werd in het rechter kastje van het dressoir waar de televisie op stond, een kluis aangetroffen met daarop een toetsenbord. Verder in dit dressoir doorgezocht, zag ik dat door een collega in de bovenste lade een zeven (7) tal zakjes met vermoedelijk weed aangetroffen. De keuken, bevindt zich in dezelfde ruimte als de woonkamer. Daar werd en zag ik, dat een collega in de rechter bovenlade verschillende zakjes met vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen. Enkele verdovende middelen waren verpakt in een rood hoesje en in een zwart hoesje. Op de bank in de ruimte lag een telefoon in een oplader. Deze ging een aantal keren bij aanwezigheid van ons af. Op deze telefoon, een I-phone 6 las ik dat te 23.35 uur er nog gebeld was door melder [getuige 3] . In het trappenhuis werd door mij nog een twee (2) ,al groene xtc pillen aangetroffen. Op het politiebureau te Nijverdal zag ik dat de kluis uit het dressoir werd opengebroken. Ik zag dat in deze kluis een zwarte/grijze handtas zat met daarin verschillende enveloppen met letters waaronder een M en een A, een cijfer 3 en zogenoemd teken als zijnde een zandloper. Al in deze enveloppen zag ik zat geld. Verder zat er in dit tasje een hoeveel vermoedelijk drugs. Ik zag verschillende zakjes met groene vermoedelijk XTC pillen, brokken bruin vermoedelijk hash, gripzakjes met licht bruinachtig poeder en zakjes met bruine brokjes.
3.
Het proces-verbaal van politie nummer (pagina 10 en 11 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende als relaas van de verbalisant:
Collega's van de beschikbaarheidsdienst zijn vervolgens naar de woning op het adres [adres 2] te Nijverdal gegaan.
Tijdens de zoeking werden de volgende goederen aangetroffen en in beslag genomen:
- 1 doos met 1000 gripzakjes
- 908,15 euro
- 1 Apple Iphone 6
- 3 weegapparatuur, klein model weegschaal
- 58 XTC pillen
- Hash
- MDMA
- Cocaïne
- Hennep 829 gram bruto
4.
Het proces-verbaal van bevindingen (pagina 208 tot en met 214 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende als relaas van de verbalisanten:
Er werd door de Forensische Opsporing een onderzoek ingesteld in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. Bij het wegen werd gebruik gemaakt van een gekalibreerde weegschaal. Van de aangeboden hoeveelheid stoffen werd een klein monster genomen waarmee de indicatieve test(en) bij de Forensische Opsporing werd(en) uitgevoerd.
Betreft onderzoek aan SIN : AAKU2068NL
Omschrijving verpakking : 19 gripzakjes, boterhamzakje en plastic folie
Inhoud verpakking : Bruine brokken en plakken
Gewicht inhoud verpakking : 114,08 gram (netto exclusief verpakking)
Uitslag test : POSITIEF CANNABIS
De kleur-reactietest is een indicatie dat het testmateriaal THC (Delta-9-TetraHydroCannabinol) bevat, zijnde stof in hennep en hasj, vermeld op lijst II van de Opiumwet. Hasjolie staat op lijst I van de Opiumwet.
Betreft onderzoek aan SIN : AAKU2073NL
Omschrijving verpakking :
A) los in sealbag
B) Minigripzakje
B)
Gewicht inhoud verpakking : 0,52 gram (netto exclusief verpakking)
Monstername : Geen, voorzien van SIN AAMG2635NL
Uitslag test : POSITIEF CANNABIS
De kleur-reactietest is een indicatie dat het testmateriaal THC (Delta-9-TetraHydroCannabinol) bevat, zijnde stof in hennep en hasj, vermeld op lijst II van de Opiumwet. Hasjolie staat op lijst I van de Opiumwet.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen (pagina 189 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende als relaas van de verbalisant:
Op18 juni 2019 werd ik verbalisant gevraagd om de inhoud van het in beslag genomen goed, te identificeren. Ik, verbalisant, zag dat het 4 zakken betrof met daarin per zak weer 6 kleinere zakken en de inhoud van deze kleinere zakken betrof per zak 20 gripzakjes, met daarin een zogenaamde gebruikershoeveelheid hennep. Ik, verbalisant, constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij onder andere ontmanteling van hennepkwekerijen, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de inhoud van de 4 zakken henneptoppen betrof. Ik, verbalisant, heb de 4 zakken gewogen op een niet geijkte weegschaal. Het totale bruto gewicht, inclusief het verpakkingsmateriaal betrof 829 gram.
6.
Het proces-verbaal van politie nummer PL0600-2019263027, NFiDENT, inhoudende als relaas van de verbalisant:
Door mij werd een onderzoek aan een partij vermoedelijk verdovende middelen verricht.
De vermoedelijk verdovende middelen werden door mij getest conform het daarvoor bestemde protocol. In alle gevallen werd een indicatieve kleur reactietest uitgevoerd.
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende verricht, bevonden en
waargenomen.
SIN originele partij AAKU2072NL
Omschrijving : witte brokjes
Gewicht 8,42 gram (netto)
positief Cocaïne
SIN originele partij AAKU2071NL
Omschrijving : witte brokjes
Gewicht 8,30 gram (netto)
positief Cocaïne
SIN originele partij AAKU2069NL
Omschrijving : bruine kristal brokjes
Gewicht 22,71 gram (netto)
SIN monster AAMG2683NL, positief MDMA
SIN originele partij AAKU2074NL
Omschrijving : 23 ronde groene pillen met indruk uiltje
Gewicht 6,81 gram (netto)
Sin monster AAMG1277NL, positief MDMA
SIN originele partij AAKU2073NL
Omschrijving : 35 groene pillen met afbeelding en in de vorm van "Trump"
Gewicht 14,16 gram (netto)
SIN monster AAMG2636NL, positief MDMA
7.
Een geschrift, te weten een NFI-rapport zaaknummer 2019.06.24.064 (aanvraag 004), van 24 juni 2019, opgemaakt door ing. [naam 2] , voor zover inhoudend:
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAMG1277NL tablet, groen, uit 6,81 gram bevat MDMA
8.
Een geschrift, te weten een NFI-rapport zaaknummer 2019.06.24.064 (aanvraag 005) van 24 juni 2019, opgemaakt door ing. [naam 2] , voor zover inhoudend:
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAMG2636NL tablet, groen, uit 14,16 gram bevat MDMA
9.
Een geschrift, te weten een NFI-rapport zaaknummer 2019.06.24.064 (aanvraag 003), van 24 juni 2019, opgemaakt door ing. [naam 2] , voor zover inhoudend:
tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAMG2683NL brokjes, bruin, uit 22,71 gram bevat MDMA
10.
Een geschrift, te weten een NFI-rapport zaaknummer 2019.06.24.064 (aanvraag 001), van 24 juni 2019, opgemaakt door ing. [naam 2] , voor zover inhoudend:
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAKU2072NL brokjes, wit, uit 8,42 gram bevat cocaïne
11.
Een geschrift, te weten een NFI-rapport zaaknummer 2019.06.24.064 (aanvraag 002), van 24 juni 2019, opgemaakt door ing. [naam 2] , voor zover inhoudend:
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAKU2071NL brokjes, wit, uit 8,30 gram bevat cocaïne
12.
Een proces-verbaal van verhoor, (pagina 99 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 3] :
Ik heb die avond [verdachte] gebeld om hash bij hem te kopen. Hij appte mij vervolgens.
Ik heb het nummer niet opgeslagen maar u vertelt mij dat ik hem geappt heb op het nummer [telefoonnummer 1] . Ik herinner mij inderdaad dit nummer. Hij gaf aan dat dat zijn nummer waarop ik hem kon bereiken. Ik ben vervolgens naar zijn huis gegaan. Ik heb hem 10 euro gegeven en ik heb hash van hem gekregen.
13.
Het proces-verbaal van bevindingen (pagina 106 tot en met 108 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende als relaas van de verbalisant:
Op 16 juni 2019 is er zoeking geweest in de woning van verdachte [verdachte] . Bij deze zoeking is een telefoon in beslag genomen, Apple Iphone 6.De gegevens op deze telefoon is door de digitale recherche van de politie Oost Nederland veiliggesteld. Uit deze gegevens zijn een aantal whats app gesprekken gehaald waaruit blijkt dat verdachte [verdachte] zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan het dealen van drugs. Het telefoonnummer dat gebruikt is, is [telefoonnummer 1] . De naam die er bij staat is " [alias verdachte] "
Van de whatsApp gesprekken is een samenvatting gemaakt:
- 15 juni 2019 tussen 19.55 uur en 20.43 uur, [telefoonnummer 2] , [getuige 8]
Opmerking verbalisant: [alias verdachte]
: Welke soorten heb je?
[alias verdachte] : Groene trumps
En heb nog paar van die uiltjes
: Hoeveel zit dr in zo'n groene Trump?
[alias verdachte] : 250 mg
: Hvl per stuk
[alias verdachte] : 5
10 voor 40
[getuige 8] : Ai doema 2
[..]
[alias verdachte] : Heb meer mensen moet weg
Op onderstaande berichten is geen antwoord van " [alias verdachte] " gekomen. Dit heeft te maken
met het feit dat " [alias verdachte] " niet meer in de woning aanwezig was en de telefoon door de
politie in beslag is genomen. Het lijkt er tevens op dat de berichten elke keer gewist worden, gezien de data van de berichten die nog in de telefoon staan.
- 16 juni 2019 tussen 01.03.20 uur en 01.03.42 uur, [telefoonnummer 3]
Kan je 2g pep regelen ?
Ndal
- 16 juni 2019 tussen 13.57.57 uur en 14.27.31 uur, [telefoonnummer 4] , [getuige 9]
Joo
Heb je 1c?
- 16 juni 2019, 0.25 uur. [telefoonnummer 5] , [getuige 10]
Moi keal
H3b je nog l0je w?
- 16 juni 2019 om 0.41.17 uur, [telefoonnummer 6] , [getuige 11]
Heee heb je nog 1 voor mij ?
- 16 juni 2019 om 13.23 uur, [telefoonnummer 7] , [getuige 12]
Tjo! Heb j e nog groen ?
De tenaamgestelde van dit telefoonnummer is gebeld. Hij stond net op het punt om op
vakantie te gaan voor 2 weken. Op de vraag wat hij bedoelde met "groen" antwoordde hij dat hij dat beter niet kon vertellen
- 16 juni 2019 om 23.52 uur, [telefoonnummer 8] , [getuige 13]
joo man
heb je 10
- 16 juni 2019 om 19.18 uur, [telefoonnummer 9] , [getuige 14]
Yo heb je 10je assie ?
- 17 juni 2019 tussen 15.06.57 uur en 17.22.18 uur, [telefoonnummer 10] , [getuige 15]
Joo heb je tijd voor 20?
Naast bovenstaande berichten zijn er nog meer berichten uitgelezen. Bij de telefoonnummers behorende bij die berichten zijn in het bedrijfsprocessen systeem van de politie tenaamgestelden gevonden en zijn er verklaringen opgenomen. Uit deze verklaringen blijkt dat met " [alias verdachte] " [verdachte] bedoelt wordt.
13.
Het proces-verbaal van verhoor (pagina 149 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende als verklaring van getuige [getuige 14] :
In de berichten die u mij voorleest staat dat ik vraag om 10 tje assie. U vraagt mij
wat u hier mee bedoelt. Ik bedoel hier softdrugs mee.
14.
Het proces-verbaal van verhoor (en de daarbij gevoegde bijlagen, pagina 152 tot en met 167 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende als verklaring van getuige [getuige 4] :
Ik heb vier jaar terug op school in Nijverdal gezeten. Omdat ik de wiet in Rijssen kocht en dat logistiek nogal lastig was probeerde ik een dealer te vinden in Nijverdal. Via via kreeg ik een dealer genaamd [alias verdachte] . Hij leverde mij de wiet. Ik ben wel eens bij hem aan huis geweest. Ik weet dat de straat de [straat 1] of de [straat 2] was. Ik weet dat de normale naam van deze jongen [verdachte] is. Zijn achternaam is [verdachte] . Ik betaalde voor een gram wiet 10 euro en voor 5 gram betaalde ik 40 euro. Ik heb de drie daarop volgende jaren wel eens bij [verdachte] drugs afgenomen.
U toont mij de tekst van een whatsappbericht van één maand terug.
Ik vermoed dat het om hasj ging. Ik noem dat "assi". Een liter betreft een halve kilo hasj.
Dat is de taal die er door de gebruikers/verkopers wordt gebruikt. Dus twee liter is een kilo Hasj.
15.
Het proces-verbaal van verhoor (en de daarbij gevoegde bijlagen, pagina 168 tot en met 170 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende als verklaring van getuige [getuige 5] :
U heeft mijn telefoonnummer in een telefoon aangetroffen, met daarbij een app-bericht. Ongeveer jaar geleden, wilde ik blowen en toen kreeg ik een telefoonnummer van iemand. Als je wilt blowen, dan gaat dat eigenlijk heel makkelijk. Ik kreeg het telefoonnummer doorgestuurd. Ik zag dat er ' [alias verdachte] ' bij stond. Ik heb rond gevraagd hoe die jongen dan heette. Ik hoorde van iemand dat hij [verdachte] heet. Ik appte ik naar het nummer en vroeg wat ik wilde hebben. Ik vroeg: Jo, heb je tijd of zoiets. Ik vroeg dan dus, of hij tijd had en of hij voor een tientje had, dan kreeg ik een één gram. Als ik hasj wilde hebben vroeg ik om 'assie' en als ik wiet wilde hebben, dan stuurde ik een groen blaadje mee. Wij spraken af in de Kruidenwijk in Nijverdal. Vaak bij de vijvertjes in het park. Meestal reageerde hij wel binnen een half uur en dan spraken we daarna af. Hij kwam dan op zijn scooter aangereden. Ik kreeg waarom ik had gevraagd. Een paar dagen voor hij werd aangehouden, heb ik hem voor het laatst geappt.
Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer 11] . U laat mij een whats app gesprek zien tussen het nummer [telefoonnummer 11] en [telefoonnummer 1] . Ja dat is de laatste keer dat ik hem geappt heb.
Ik heb zo’n 15 keer bij [verdachte] gekocht.
16.
Het proces-verbaal van bevindingen (pagina 171 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende als relaas van de verbalisant:
Verbalisant nodigde ene [getuige 7] , [telefoonnummer 12] , uit aan bureau Nijverdal.
Op 19 juli 2019 omstreeks 10.15 uur kwam [getuige 7] aan bureau
Nijverdal. [getuige 7] gaf aan dat hij vermoedde dat het ging om een aankoop van drugs.
Hem daarop het gesprek laten zien. [getuige 7] gaf aan dat hij geen 20 zakjes wiet had gekocht maar voor 20 euro aan wiet. Dat was ongeveer 2 gram. [getuige 7] had naar zijn eigen zeggen twee keer over bij deze man wat gekocht. [getuige 7] wist niet wat de normale naam was van de dealer die zich in de app [alias verdachte] noemt.
17.
Het proces-verbaal van verhoor (en de daarbij gevoegde bijlagen, pagina 177 tot en met 179 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
Op 24 juli 2019 kwam getuige [getuige 1] aan bureau Nijverdal. Hij was uitgenodigd om een verklaring af te leggen over een verzoek van hem aan " [alias verdachte] " om : "joo, man heb je snoepjes". Hij verklaarde het volgende.
Het klopt dat ik snoepjes bij [alias verdachte] wilde kopen. Snoepjes staat voor XTC. Ik betaal per pil 5 euro. In het verleden had ik wel vaker van " [alias verdachte] " XTC afgenomen. Ik weet dat " [alias verdachte] " in het dagelijks leven [verdachte] heet. Ik heb denk ik vijf of zes keer bij [verdachte] , XTC gekocht.
18.
Het proces-verbaal van verhoor (en de daarbij gevoegde bijlagen, pagina 180 tot en met 185 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
U heeft mijn telefoonnummer in een telefoon aangetroffen, met daarbij een app-bericht.
Ik smoke, hash en wiet, maar vooral wiet. Dit doe ik nu ongeveer 1,5 a 2 jaar. Dit doe ik af en toe in het weekend. Het telefoonnummer heb ik ooit aan iemand gevraagd of die
een nummer had waar ik wiet kon halen. Ik ken die jongen al wel langer. Ik stuurde hem een appje, heb je tijd. Als hij antwoordde dat hij tijd had, dan spraken we af. Het verschilde waar we afspraken. Ik bedoel de vijvers spraken wij wel vaker af. Ik bedoel dat de vijvers bij de Kruidenlaan in Nijverdal. Ik vroeg via de app “Heb je tien? Of heb je tijd?” De naam van de dealer is [verdachte] . Voor 10 euro wiet, krijg je een grammetje. Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer 2] . U laat mij een whats app gesprek zien tussen het nummer [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] . Dit gaat over XTC. Voor de zomer heb ik gedacht, ik kan ook wel een keer XTC proberen. Ik heb er toen twee gekocht voor 10 euro. Ik koop sinds anderhalf jaar bij [verdachte] . Ik heb alleen bij [verdachte] wiet gekocht en een keer XTC. De bijnaam van de dealer is [alias verdachte] , dat zegt iedereen en zo moet je hem ook in je telefoon houden.
19.
Het proces-verbaal van verhoor (en de daarbij gevoegde bijlagen, pagina 186 tot en met 189 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende als verklaring van getuige [getuige 6] :
Ik koop wiet bij een dealer genaamd " [alias verdachte] ". Ik heb wel vaker bij " [alias verdachte] " gekocht en meestal koop ik of een van mijn kameraden in een grote hoeveelheid zodat we een gunstige prijs hebben. Ik denk dat ik bij " [alias verdachte] " voor de vijfde of zesde keer koop. De eerste keer was op 7 juni 2019 was. Ik heb daarvoor, voor de 7e, wel wat gekocht samen met een vriend. Echter mijn vriend en ik moesten allebei 5 euro ieders betalen maar ik miste de afspraak waardoor de aankoop niet door ging. De eerste keer zouden we een tientje betalen voor 1 gram. Op 7 juni heb ik bij " [alias verdachte] " 10 gram wiet gekocht. Ik heb daarvoor 80 euro betaald.
Op 14 juni heb ik bij " [alias verdachte] " wiet gekocht. Op 15 juni wilde ik wiet bij " [alias verdachte] " kopen echter [alias verdachte] reageerde hier niet meer op. U laat mij een Whatsapp gesprek zien. Ik herken dat gesprek. Over dat envelopje kan ik niet zoveel vertellen. Een vriend van mij vroeg of ik dat wilde appen naar " [alias verdachte] ".