3.2De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling en die van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van het pand aan [adres 2] in IJsselmuiden. De ontnemingsvordering bestaat uit een tweetal componenten. Het eerste bedrag van € 163.000,- is ontleend aan een eenvoudige kasopstelling en het tweede bedrag van € 212.937,- is gebaseerd op de opbrengsten uit de hennepkwekerij.
De officier van justitie en de raadsman hebben vervolgens een schriftelijke procedure gevoerd. De raadsman heeft in zijn conclusie van antwoord verzocht het wederrechtelijk verkregen voordeel bij te stellen naar een bedrag van € 119.713,-. De raadsman heeft bepleit dat de opbrengsten uit de hennepkwekerij buiten beschouwing gelaten moeten worden en dat een zestal correcties moet plaatsvinden over de contante uitgaven die zijn genoemd in de kasopstelling. Vervolgens heeft de officier van justitie in zijn conclusie van repliek het wederrechtelijk verkregen voordeel bijgesteld naar een bedrag van € 156.663,-. De raadsman heeft in zijn conclusie van dupliek gepersisteerd bij zijn eerder ingenomen standpunten.
Opbrengsten uit de hennepkwekerij
De raadsman heeft onder meer bepleit dat de opbrengsten uit de hennepkwekerij niet in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, omdat het negatieve kasverschil deels kan worden verklaard door de illegale inkomsten uit de hennepkwekerij. De officier van justitie heeft zich aangesloten bij het standpunt van de raadsman.
De rechtbank acht het, net als de officier van justitie en de raadsman, aannemelijk dat de contante uitgaven, zoals weergegeven in de kasopstelling, voor een deel zijn bekostigd door de opbrengsten uit de hennepkwekerij. Om die reden zal de rechtbank de opbrengsten van de hennepkwekerij buiten beschouwing laten.
De rechtbank neemt als uitgangspunt dat de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten uit zijn betrokkenheid als criminele leider van een organisatie in de periode van 20 maart 2017 tot en met 13 juni 2017 waarvoor hij is veroordeeld. De rechtbank gaat bij haar berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel moet worden geschat, op basis van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, uit van de methode van de eenvoudige kasopstelling. Door middel van deze methode van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt nagegaan of en, zo ja, in hoeverre de veroordeelde meer contante uitgaven heeft gedaan dan via legale bron kunnen worden verantwoord. Op basis daarvan heeft de rapporteur de volgende berekening opgesteld:
Beginsaldo contant geld:
€ 500,-
Legale contante ontvangsten, inclusief bankopnamen:
€ 129.838,-
Eindsaldo contant geld:
€ 35.935,-
Beschikbaar voor het doen van uitgaven:
€ 94.403,-
Werkelijk contante uitgaven, inclusief bankstortingen:
€ 257.426,-
Verschil (wederrechtelijk verkregen voordeel):
€ 163.023,-
De raadsman heeft in zijn conclusie van antwoord een viertal contante uitgaven betwist (hieronder 1 tot en met 4) en betoogd dat nog een tweetal posten op de uitgaven in mindering moeten worden gebracht (hieronder 5 en 6), te weten, zakelijk weergegeven:
aanvang economische eenheid met [naam 1] € 3.410,-
omvang economische eenheid met [naam 1] € 9.600,-
verschil in aanschafwaarde Harley Davidson € 3.000,-
aanschaf Opel Insignia € 24.350,-
brandstofkosten eigen auto € 1.927,-
brandstofkosten overige voertuigen € 1.000,-
Vervolgens heeft de officier van justitie in zijn conclusie van repliek kenbaar gemaakt zich in een drietal correcties te kunnen vinden, te weten de correcties onder 1, 5 en 6. Over deze correcties bestaat dus niet langer een geschil tussen de partijen.
De rechtbank acht voornoemde drie correcties aannemelijk en ziet dan ook geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de officier van justitie en de raadsman. De rechtbank zal deze bedragen dan ook in mindering brengen op de in de kasopstelling vermelde werkelijk contante uitgaven. Opgeteld komt dat neer op een bedrag van € 6.337,- dat op de uitgaven in mindering moet worden gebracht. Daarmee resteert slechts de bespreking van de correcties onder 2, 3 en 4.
Omvang economische eenheid met [naam 1]
De raadsman heeft gesteld dat [naam 1] maandelijks € 800,- contant aan partneralimentatie ontving, zijnde een legale inkomstenbron die in mindering moet worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel. De officier van justitie heeft vervolgens aangevoerd dat een dergelijke gang van zaken ongebruikelijk is en dat de verklaring van [naam 1] onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank is, net als de officier van justitie, van oordeel dat het contant verstrekken van partneralimentatie in het economisch verkeer hoogst ongebruikelijk is. De rechtbank acht het dan ook onaannemelijk dat [naam 1] maandelijks een bedrag van € 800,- in de economische eenheid heeft ingebracht. Het enkele feit dat de vermeende betaling door het Openbaar Ministerie geverifieerd zou kunnen worden door de ex-partner van [naam 1] hierover te bevragen, doet niet aan dat aannemelijkheidsoordeel af. De door de verdediging ingenomen stelling dat [naam 1] tot maart 2017 studiefinanciering ontving, is evenmin onderbouwd en dus ook niet aannemelijk. De rechtbank zal deze bepleite correctie dan ook niet in mindering brengen op het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De raadsman heeft gesteld dat de aanschafprijs van de Harley Davidson in werkelijkheid
€ 12.000,- bedraagt, terwijl deze was geschat op € 15.000,-. Het verschil van € 3.000,- zou volgens de raadsman in mindering moeten worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel. De officier van justitie heeft daarop kenbaar gemaakt de werkelijke aanschafprijs weliswaar voldoende onderbouwd is, maar dat de verkoopwaarde dan ook met € 3.000,- af zou moeten nemen, zodat het per saldo geen invloed heeft op de kasopstelling.
De rechtbank constateert dat een geschil bestaat over een bedrag van € 3.000,- met betrekking tot de huidige (verkoop)waarde van de Harley Davidson. De rechtbank zal dit bedrag conform artikel 511f Sv schatten op € 13.500,-. De rechtbank zal dan ook een bedrag van € 1.500,- in mindering brengen op de werkelijk contante uitgaven.
De raadsman heeft gesteld dat niet zijn cliënt maar [naam 2] de Opel Insignia heeft aangeschaft. De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat zich in het dossier meerdere aanwijzingen bevinden dat de veroordeelde wel degelijk de eigenaar is van de Opel Insignia.
De rechtbank oordeelt dat de stelling zoals ingenomen door het Openbaar Ministerie, te weten dat de veroordeelde de Opel Insignia heeft gefinancierd, gelet op het verweer van de raadsman niet aannemelijk is. De rechtbank zal het bedrag van € 24.350,- dan ook in mindering brengen op de werkelijk contante uitgaven.
De rechtbank acht de overige contante uitgaven, waartegen geen verweer is gevoerd, aannemelijk.
De som van de bedragen die de rechtbank in mindering zal brengen op de werkelijke contante uitgaven is € 32.187,-. Dit levert de volgende berekening op:
Beginsaldo contant geld:
€ 500,-
Legale contante ontvangsten, inclusief bankopnamen:
€ 129.838,-
Eindsaldo contant geld:
€ 35.935,-
Beschikbaar voor het doen van uitgaven:
€ 94.403,-
Werkelijk contante uitgaven, inclusief bankstortingen:
€ 225.239,-
Verschil (wederrechtelijk verkregen voordeel):
€ 130.836,-