ECLI:NL:RBOVE:2019:960

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 maart 2019
Publicatiedatum
21 maart 2019
Zaaknummer
C/08/228833 / KG ZA 19-41
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot medewerking aan eigendomsoverdracht van de echtelijke woning met ontslag uit hoofdelijke aansprakelijkheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 7 maart 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee voormalige echtgenoten. De eiser, die in de echtelijke woning woont, vorderde dat de gedaagde, zijn ex-echtgenote, zou meewerken aan de eigendomsoverdracht van haar aandeel in de woning aan hem. Dit verzoek was gebaseerd op een eerder echtscheidingsconvenant waarin was afgesproken dat de gedaagde haar aandeel in de woning zou toedelen aan de eiser zodra hij financieel in staat was om de woning over te nemen. De eiser stelde dat hij nu, gezien de lage rentestand, in staat was om de woning over te nemen, maar dat de gedaagde weigerde haar medewerking te verlenen, omdat zij niet geconfronteerd wilde worden met een restschuld.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiser voldoende spoedeisend belang had bij zijn vordering. Het was in het belang van beide partijen om niet langer in een onverdeelde gemeenschap te blijven. De rechter stelde vast dat de gedaagde niet had betwist dat zij haar medewerking moest verlenen aan de eigendomsoverdracht, mits zij werd ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening. De rechter wees de vordering van de eiser toe en bepaalde dat de gedaagde binnen een week na verzoek van de notaris haar medewerking moest verlenen aan de eigendomsoverdracht. Bij gebreke van medewerking zou vervangende toestemming worden verleend aan de eiser om de benodigde akten te laten opmaken en te ondertekenen.

De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en onderstreept de noodzaak voor partijen om hun afspraken uit het echtscheidingsconvenant na te komen, vooral in het belang van de kinderen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/228833 / KG ZA 19-41
Vonnis in kort geding van 7 maart 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. I. Koster te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties,
  • de mondelinge behandeling op 27 februari 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald dat heden bij vervroeging wordt uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 12 augustus 2014 is de echtscheiding tussen hen uitgesproken. Deze beschikking is op 2 september 2014 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand
2.2.
Partijen hebben de afspraken over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vastgelegd in een echtscheidingsconvenant. Partijen zijn ten aanzien van de echtelijke woning aan [het adres] te [woonplaats] (hierna: de woning), die partijen in eigendom hebben, - voor zover van belang - het volgende overeengekomen:
“(…)
De echtelijke woning aan [het adres] te [woonplaats] betreft een koopwoning. De man[ [eiser] , toevoeging van de voorzieningenrechter]
zal deze blijven bewonen en de vrouw[ [gedaagde] , toevoeging van de voorzieningenrechter]
gaat elders wonen zodra zij een huurwoning/woonruimte heeft. De vaste lasten met betrekking tot de echtelijke woning die betrekking hebben op de periode tot aan de datum waarop de vrouw een eigen huurwoning/ woonruimte heeft, waaronder de maandelijkse hypotheekrente, de woonhuis- en inboedelverzekeringspremie, de WOZ-belasting, de waterschapslasten, de vaste kosten
voor tv, telefoon en internet en gas, water en elektra (incl. de eindafrekening daarvan), zullen partijen van hun gezamenlijke inkomens voldoen, naar evenredigheid van ieders draagkracht. Met ingang van de datum waarop de vrouw een eigen huurwoning/woonruimte heeft komen voornoemde kosten met betrekking tot de echtelijke woning voor rekening van de man; de vrouw zal met ingang van die datum haar eigen huur-/woonlasten voldoen. De hypothecaire geldlening met betrekking tot de echtelijke woning bedraagt € 167.000 en de WOZ-waarde van de echtelijke woning bedroeg op 1 januari 2013 € 112.000,-.
Voorts bedroeg de waarde van de beleggingsverzekeringspolis bij Nationale Nederlanden met effectenrekeningnummer [1] die gekoppeld is aan de hypothecaire geldlening met nummer [2] op 31 december 2013 € 2.463,48; hiervoor wordt volgens partijen geen premie betaald.
3.2
Het aandeel van de vrouw in de echtelijke woning wordt toegedeeld aan de man, zodra hij dit wenst en hij daartoe financieel in staat is, onder de verplichting om de op deze woning rustende hypothecaire geldlening voor zijn rekening te houden en deze te voldoen als zijn eigen schuld, met uitsluiting van de vrouw; Deze toedeling van het aandeel van de vrouw in de echtelijke woning aan de man, vindt dan plaats onder de opschortende voorwaarde dat de hypotheeknemer de vrouw ontslaat uit de hoofdelijke aansprakelijkheid wat betreft de verplichtingen die verbonden zijn aan de hypothecaire geldlening. De kosten van de notariële akte en de verdere kosten verbonden aan de inschrijving in de openbare registers
zijn dan voor rekening van de man. De echtelijke woning zal in het geval de man de woning overneemt, worden getaxeerd, waarbij de taxatiedatum geldt als peildatum voor de waardering van de echtelijke woning; de eventuele onder- of overwaarde bestaande uit genoemde taxatiewaarde minus de op de woning rustende hypothecaire geldlening, zullen partijen dan bij helfte delen en datzelfde geldt voor de tot aan de datum van de eigendomsoverdracht ten overstaan van de notaris opgebouwde waarde van voornoemde beleggingsverzekeringspolis bij Nationale Nederlanden met effectenrekeningnummer
[1] . Mocht er op het moment van de eigendomsoverdracht sprake zijn van een waardedaling van de echtelijke woning vanwege gebrekkig door de man gepleegd onderhoud dan komen de daarmee gepaard gaande kosten en deze waardedaling volledig en uitsluitend voor rekening van de man.
(…)”
2.3.
[eiser] woont in de woning.

3.Het geschil

3.1.
Het gevorderde door [eiser] strekt er - samengevat weergegeven - toe dat [gedaagde] wordt veroordeeld om haar medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van haar aandeel in de eigendom van de woning aan [eiser] en voor het geval zij deze medewerking niet verleent dat aan hem vervangende toestemming wordt verleend voor de verkoop en levering van de woning aan [eiser] , zulks met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
3.2.
Aan het gevorderde legt [eiser] - samengevat - het volgende ten grondslag. [eiser] was in 2014 financieel niet in staat om de woning over te nemen. Daarom hebben partijen besloten dat hij in de woning zou blijven wonen, waarbij de lasten behorende bij de woning voor zijn rekening zouden komen. Partijen zijn eveneens overeengekomen dat [gedaagde] haar aandeel in de woning zou toedelen aan [eiser] zodra hij dit wenst en hij daartoe financieel in staat zou zijn, waarbij hij dan in overleg zou treden met de hypotheeknemer om [gedaagde] te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid betreffende de hypothecaire lening. Op basis van zijn inkomen is [eiser] met de huidige lage rentestand nu net in staat de woning, inclusief zijn aandeel in de restschuld te financieren. Ter onderbouwing wordt - onder meer - verwezen naar het in november 2018 door mevrouw [A] opgestelde taxatierapport, waaruit blijkt dat de woning een taxatiewaarde heeft van € 155.000,-- (productie 4 bij de dagvaarding) en het voorstel voor aanpassing van de hypotheek van Nationale Nederlanden van
19 november 2018. Daarnaast wenst [eiser] de kinderen de “veilige haven” van de woning niet te ontnemen. [gedaagde] weigert haar medewerking. [gedaagde] is geadviseerd om nog minimaal één jaar te wachten, omdat het de verwachting is dat de woningmarkt zal aantrekken en de woning dan voor een gunstiger bedrag kan worden getaxeerd. Verder wenst [gedaagde] niet met een restschuld van (ongeveer) € 4.587,83 te worden geconfronteerd. [eiser] stelt zich op het standpunt dat hij niet één jaar kan wachten. Het is geen realistische verwachting dat de rentestand voor een periode van één jaar nog zo laag blijft. Bovendien is de huidige huizenmarkt overspannen. Dit betekent dat de woning voor een zo hoog mogelijk bedrag is getaxeerd. De verwachting van [gedaagde] dat de taxatiewaarde zal stijgen gaat dan ook niet op. [eiser] stelt dat [gedaagde] haar verplichtingen uit het echtscheidingsconvenant, meer in het bijzonder hetgeen is opgenomen in artikel 3.2., gestand moet doen. Indien [gedaagde] blijft volharden in haar houding niet haar medewerking te willen verlenen, ziet [eiser] zich genoodzaakt de woning in de verkoop te zetten. [eiser] wenst gebruik te maken van de lage rente om een woning in eigendom te verkrijgen.
3.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Zij wenst niet te worden geconfronteerd met een restschuld. Zij wil wachten tot de woningmarkt verder aantrekt.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser] het spoedeisend belang bij het gevorderde voldoende aannemelijk gemaakt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het in het belang van [eiser] , en ook overigens in het belang van [gedaagde] , is dat partijen niet langer in een onverdeelde gemeenschap blijven. Daar komt bij dat [eiser] Nationale Nederlanden bereid heeft gevonden om, onder voorwaarden, de hypothecaire lening op zijn naam te stellen, met ontslag van [gedaagde] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Dergelijke voorstellen van hypotheeknemers zijn over het algemeen beperkt in duur. [eiser] heeft er dan ook belang bij spoedig duidelijkheid te verkrijgen.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat [gedaagde] niet heeft betwist dat partijen met artikel 3.2. van het echtscheidingsconvenant voor ogen hebben gehad dat, indien [eiser] dat wenst en hij daartoe financieel in staat is, [gedaagde] haar aandeel in de woning aan hem zal toedelen, onder de opschortende voorwaarde dat zij zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ten aanzien van de hypothecaire lening, en dat bij overname van de woning door [eiser] de over- dan wel onderwaarde, bestaande uit de taxatiewaarde van de woning minus de op de woning rustende hypothecaire geldlening, door partijen bij helfte zal worden gedeeld dan wel gedragen. Voorts is niet in geschil dat partijen ieder recht hebben op de helft van de waarde van de beleggingsverzekeringspolis bij Nationale Nederlanden.
4.3.
Het belang van [eiser] bij de woning aan hem is voldoende gebleken. [eiser] wenst in de woning te blijven wonen en acht dit ook in het belang van de kinderen. Voorts heeft [eiser] onweersproken gesteld dat hij, onder verwijzing naar de zich in het dossier bevindende stukken, thans financieel in staat is om de woning over te nemen en [gedaagde] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening kan laten ontslaan. [gedaagde] heeft evenmin de vastgestelde (taxatie)waarde van de woning van € 155.000,-- (onderbouwd) betwist. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat er dient te worden gewacht tot de woningmarkt verder aantrekt, zodat er geen, althans een kleinere, restschuld resteert. Daargelaten dat het, gelet op de omstandigheid dat de woningmarkt (voor verkopers) zich al voor een langere periode gunstig heeft ontwikkeld, nog maar zeer de vraag is of de woningmarkt (nog) verder aantrekt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde] , nu voldaan is aan de voorwaarden als vermeld in artikel 3.2 van het echtscheidingsconvenant, in beginsel is gehouden om haar verplichtingen uit het echtscheidingsconvenant na te komen. Dit betekent dat [gedaagde] haar medewerking dient te verlenen aan de overdracht c.q. levering van haar aandeel in de eigendom van de woning aan [eiser] , met dien verstande dat daarbij de voorwaarde dient te worden gesteld van het ontslag van [gedaagde] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening. Dat dit tot gevolg heeft dat [gedaagde] zal worden geconfronteerd met een restschuld, leidt niet tot de conclusie dat van haar niet kan worden verlangd dat zij haar medewerking verleent aan de overdracht c.q. levering van haar aandeel in de woning aan [eiser] . Partijen hebben immers in het echtscheidingsconvenant afgesproken dat zij bij overname van de woning door [eiser] de over- dan wel de onderwaarde bij helfte zullen delen dan wel dragen. [gedaagde] dient de helft van de onderwaarde dan ook (uiteindelijk) voor haar rekening te nemen.
4.4.
De voorzieningenrechter wil bovendien niet onvermeld laten dat bij verkoop van de woning - het alternatief als de woning niet aan [eiser] wordt toegedeeld, nu van [eiser] niet kan worden verlangd dat hij langer in een onverdeeldheid blijft zitten - er, gelet op de niet (gemotiveerd) betwiste taxatiewaarde van € 155.000,--, (zeer waarschijnlijk) eveneens een restschuld zal zijn, die voor de helft voor rekening van [gedaagde] zal komen. In die zin valt ook niet in te zien welk belang [gedaagde] heeft bij haar weigering om haar eigendomsaandeel in de woning, onder voormelde voorwaarde, aan [eiser] over te dragen.
4.5.
Met inachtneming van het vorenstaande zal het gevorderde door [eiser] op na te melden wijze worden toegewezen.
4.6.
In de omstandigheid dat partijen gewezen echtgenoten zijn, wordt aanleiding gevonden de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen één week na een daartoe strekkend verzoek van een door [eiser] in te schakelen notaris haar medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht c.q. levering van haar aandeel (van 50%) in de eigendom van de woning aan [het adres] (hierna: de woning) aan [eiser] , onder de voorwaarde dat:
- [gedaagde] wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op deze woning rustende hypothecaire lening;
5.2.
bepaalt dat bij gebreke van medewerking van [gedaagde] binnen de gestelde termijn als omschreven in 5.1. aan [eiser] vervangende toestemming wordt verleend om namens [gedaagde] de akte van levering en - indien en voor zover noodzakelijk - een akte van verdeling te laten opmaken alsmede te ondertekenen en verder ter zake alle feitelijke rechtshandelingen te verrichten die nodig zijn voor het realiseren van de eigendomsoverdracht c.q. levering van de woning aan [eiser] ;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op
7 maart 2019. [1]

Voetnoten

1.type: