ECLI:NL:RBOVE:2019:950

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 maart 2019
Publicatiedatum
20 maart 2019
Zaaknummer
ak_18_1589_1590
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ontheffing herplantplicht onder hoogspanningsverbindingen door Gedeputeerde Staten van Overijssel

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 20 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen Tennet TSO B.V. en het college van gedeputeerde staten van Overijssel. Tennet TSO B.V. had verzocht om ontheffing van de herplantplicht op twee percelen onder hoogspanningsverbindingen, maar dit verzoek werd door de provincie afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de provincie in redelijkheid kon besluiten om geen ontheffing te verlenen. De rechtbank overwoog dat de herplantplicht onder hoogspanningsverbindingen niet in strijd is met de Wet natuurbescherming (Wnb) en dat de veiligheidseisen die Tennet aanvoerde niet doorslaggevend zijn. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van volwaardige houtopstanden onder de hoogspanningsverbindingen en dat de herplantplicht in stand moest blijven om het bestaande bosareaal te behouden. De beroepen van Tennet werden ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 18/1589 en 18/1590

uitspraak van de meervoudige kamer in de geschillen tussen

Tennet TSO B.V., te Arnhem, eiseres,

en

het college van gedeputeerde staten van Overijssel, verweerder.

Procesverloop

Bij besluiten van 8 maart 2018 en 12 maart 2018 (de primaire besluiten) heeft verweerder
de verzoeken van eiseres om haar op grond van artikel 4.5, eerste lid, van de Wet natuur-
bescherming (hierna: de Wnb) ontheffing te verlenen van de herplantplicht op de percelen kadastraal bekend: Dalfsen Y736 en Lonneker AA442, afgewezen.
Bij besluiten van 11 juli 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen beide besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft in beide beroepszaken verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2019. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door G.J.M. Meulepas, M.W. Engelen, E. Salari, P. Baalbergen en R.G.V. Toebes. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden B.H.J. Molendijk en J. van den Berg.

Overwegingen

1. Op 28 november 2017 en 20 december 2017 heeft Duvekot Rentmeesters in opdracht van eiseres kapmeldingen ingediend en ontheffingen van de herplantplicht aangevraagd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Deze zijn door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland op 4 december 2017 respectievelijk 29 december 2017 naar verweerder doorgestuurd.
Vervolgens heeft besluitvorming plaatsgevonden zoals beschreven in de vorige rubriek.
2. Eiseres heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat niet verweerder maar de Minister van Economische Zaken (en Klimaat) bevoegd was om de besluiten te nemen.
3. Ter zitting heeft eiseres de beroepsgrond over de bevoegdheid van verweerder laten vallen, zodat deze verder geen bespreking meer behoeft. De rechtbank ziet geen grond aan de bevoegdheid van verweerder te twijfelen.
Daarnaast heeft eiseres gesteld dat van kap van volwaardige houtopstanden geen sprake is
en dat voor een goede en veilige werking van de hoogspanningsverbinding voor beplanting bepaalde afstanden tot de draden aangehouden moeten worden. Bomen en hoogopgaande beplanting zijn gelet op de veiligheidseisen die gelden bij bovengrondse hoogspanningsver-bindingen in risicozone 1 niet toegestaan. Verder is eiseres van mening dat de herplantplicht onder hoogspanningsverbindingen in strijd is met de bedoeling van hoofdstuk 4 van de Wnb. Ten slotte heeft eiseres aangevoerd dat de herplant niet voldoet aan het eigen beleid van de provinciale verordening.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij gezien de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.3 lid 1 sub a 6e van het Besluit natuurbescherming voor meldingen en ontheffingen in het kader van de herplantplicht het bevoegde gezag is. Verder blijkt volgens verweerder uit foto’s dat er wel degelijk sprake is van een houtopstand zoals bedoeld in de Wnb en dat eiseres ook kan voldoen aan de herplantplicht bij minder hoogopgaande bomen en beplan-ting. Daarnaast geldt volgens vaste jurisprudentie dat een bestemmingsplan geen reden kan zijn om niet aan de wettelijke herplantplicht te voldoen. Verweerder acht een herplantplicht onder een hoogspanningsverbinding niet in strijd met de bedoeling van de wet en ook niet met de regels in de provinciale verordening.
5. Het op 28 november 2017 ingediende verzoek om ontheffing van de herplantplicht heeft betrekking op de kap van 27 are bosplantsoen op het perceel kadastraal bekend gemeente Dalfsen, sectie Y nummer 736. Deze houtopstand bevindt zich direct onder de 380 kilovolt hoogspanningsverbinding van hoogspanningsstation Zwolle naar hoogspannings-station Hengelo.
Het op 20 december 2017 ingediende verzoek om ontheffing van de herplantplicht heeft betrekking op de kap van 25 are bosplantsoen op het perceel kadastraal bekend Lonneker AA 442. Deze houtopstand bevindt zich direct onder de 380 kilovolt hoogspanningsverbinding van hoogspanningsstation Gronau naar hoogspanningsstation Hengelo.
6. Artikel 1.1, lid 1 Wnb geeft de volgende definitie van houtopstand:
“zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend, die:
a. a) een oppervlakte grond beslaat van 10 are of meer, of
b) bestaat uit een rijbeplanting die meer dan 20 bomen omvat, gerekend over het totaal aantal rijen.”
Artikel 4.3.1. lid 1 van de Wnb luidt als volgt:
“Ingeval een houtopstand geheel of gedeeltelijk is geveld, met uitzondering van het periodiek vellen van griend- of hakhout, of anderszins teniet is gegaan, draagt de rechthebbende zorg voor het op bosbouwkundig verantwoorde wijze herbeplanten van dezelfde grond binnen drie jaar na het vellen of tenietgaan van de houtopstand.”
Artikel 4:5 lid 1 van de Wnb bepaalt dat Gedeputeerde staten ontheffing kunnen verlenen van artikel 4.3, eerste en tweede lid, ten behoeve van herbeplanting op andere grond, indien de herbeplanting voldoet aan bij provinciale verordening gestelde regels.
In de beleidsregel Natuur Overijssel 2017 (verder: de beleidsregel) heeft verweerder vastgesteld wanneer hij ontheffing kan verlenen van de herplantplicht.
Verweerder heeft in deze beleidsregel vier categorieën van bijzondere gevallen onderscheiden. Deze zijn ontleend aan de jurisprudentie of hebben zich in de praktijk voorgedaan. Het betreft hier geen limitatieve opsomming.
Verweerder kan ontheffing verlenen van de herplantplicht als er sprake is van één van de volgende vier in de beleidsregel genoemde situaties:
1. fysieke omstandigheden;
2. cultuurhistorische omstandigheden;
3. natuurbehoud omstandigheden;
4. sociale en economische omstandigheden.
7. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verweerder bij afweging van de in aanmerking te nemen belangen in redelijkheid heeft kunnen weigeren om gebruik te maken van zijn bevoegdheid, neergelegd in artikel 4.5, eerste lid, van de Wnb, om eiseres ontheffing te verlenen van de voor genoemde percelen geldende herplantplicht.
8. De eerste beroepsgrond is:
Onder een hoogspanningsverbinding bevinden zich geen volwaardige houtopstanden. Van kap van volwaardige houtopstanden is dus geen sprake.
De rechtbank merkt allereerst op dat eiseres kapmeldingen heeft ingediend en ontheffingen van de herplantplicht heeft aangevraagd. Daarmee is eiseres zelf al uitgegaan van aanwezige houtopstanden, zoals bedoeld in de zin van artikel 1.1, lid 1 Wnb en hiervoor in rechtsover-weging 5 geciteerd. Daarnaast is de rechtbank met verweerder van oordeel dat uit de bij de verweerschriften overgelegde foto’s duidelijk blijkt dat er sprake is van houtopstanden, zoals bedoeld in artikel 1.1, lid 1 Wnb. Deze beroepsgrond van eiseres slaagt dan ook niet.
9. Een volgende beroepsgrond is:
Bomen en hoogopgaande beplanting zijn in risicozone 1 niet toegestaan.
Eiseres heeft aangevoerd dat bomen en hoogopgaande beplanting in risicozone 1 niet zijn geoorloofd.
Verweerder heeft toegelicht dat bij de behandeling van de aanvraag voor een ontheffing van de herplantplicht de veiligheidseisen die eiseres aanhoudt, niet doorslaggevend zijn. Daarnaast gaat het verweerder erom dat wordt voldaan aan de herplantplicht om ervoor te zorgen dat het bestaande bosareaal in Nederland behouden blijft. Dit betekent dat er geen hoogopgaande bomen of hoogopgaande beplantingen worden vereist bij het voldoen aan de herplantplicht. Ter zitting hebben de gemachtigden van verweerder dit nogmaals bevestigd. De herplanting moet in verhouding staat tot hetgeen er geveld is en het betreft maatwerk waarbij rekening wordt gehouden met de veiligheidsnormen.
De rechtbank kant zich met de door verweerder gegeven toelichting verenigen, zodat de beroepsgrond niet slaagt.
10. Verder wordt als beroepsgrond aangevoerd:
De herplantplicht onder hoogspanningsverbindingen is in strijd met de Wet ruimtelijke ordening.
Eiseres heeft naar voren gebracht dat in de bestemmingplannen “Buitengebied Dalfsen” en “Buitengebied Zuidoost” de bestemmingen “leiding” primair zijn ten opzichte van de bestemmingen “Agrarisch” en “Bomenteelt” en dat het niet is toegestaan ter plaatse van bovengrondse hoogspanningslijnen gronden te beplanten met bos of hoger dan 2,5 meter opgaand houtgewas.
Verweerder heeft echter gesteld dat volgens vaste jurisprudentie een lagere regeling (zoals een bestemmingsplan) onverbindend is als deze evident in strijd is met een hogere regeling. Wanneer de Wnb zich niet verhoudt met het bestemmingsplan, kan dit ertoe leiden dat de regels van het bestemmingsplan buiten toepassing blijven en niet andersom. Het bestem-mingsplan kan dus geen reden zijn om niet aan de wettelijke herplantplicht te hoeven voldoen. Bovendien heeft verweerder ingeschat dat het verbod uit de dubbelbestemming geen problemen hoeft op te leveren. Door gericht hakhoutbeheer kunnen de houtopstanden in stand worden gelaten.
De rechtbank kan zich met verweerders standpunt verenigen, zodat ook deze beroepsgrond van eiseres geen doel treft.
11. Een volgende beroepsgrond is:
De herplantplicht onder hoogspanningsverbindingen is in strijd met de bedoeling van de wet.
Eiseres heeft aangevoerd dat het aannemen van een herplantplicht van bomen of hoogopgaande beplanting onder een hoogspanningsverbinding in strijd is met de bedoeling van hoofdstuk 4 van de Wnb.
Verweerder heeft -kort samengevat- gesteld dat de wettelijke herplantplicht direct voortvloeit uit artikel 4.3 van de Wnb en geldt voor alle houtopstanden die geheel of gedeeltelijk worden geveld. De wet maakt geen uitzondering voor de gronden onder hoogspanningsverbindingen. In de memorie van toelichting is volgens verweerder nergens gesteld dat hoofdstuk 4 niet van toepassing is op de gronden onder hoogspanningsverbindingen.
De rechtbank kan verweerder hierin volgen. Deze beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
12. Daarnaast wordt als beroepsgrond naar voren gebracht:
De herplant voldoet niet aan het eigen beleid van verweerder in de provinciale verordening.
Eiseres heeft aangevoerd dat bij herplant onder de hoogspanningsverbinding fysiek niet kan worden voldaan aan de eisen die in de omgevingsverordening worden gesteld aan een bosbouwkundig verantwoorde wijze van herbeplanting. Volgens eiseres kan de nieuwe houtopstand namelijk niet uitgroeien tot een volwaardige en duurzame houtopstand met een gesloten kronendak.
Verweerder heeft echter gesteld en ter zitting nog eens herhaald dat een nieuwe houtopstand in de vorm van hakhout onder de hoogspanningsleiding wel degelijk kan uitgroeien tot een volwaardige en duurzame houtopstand. Een houtopstand die bestaat uit hakhout, is naar de mening van verweerder een volwaardige en duurzame houtopstand.
Door het uitvoeren van gericht hakhoutbeheer kan daarom onder de leiding een volwaardige houtopstand duurzaam in stand worden gehouden.
Ook hierin volgt de rechtbank verweerder. Deze beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
13. De laatste beroepsgrond is:
Uitzondering wordt genoemd in de beleidsregel Natuur Overijssel 2017.
Eiseres heeft ten slotte aangevoerd dat de taak waarvoor zij is aangesteld, te weten het zorgdragen als landelijk netbeheerder voor leveringszekerheid en het voorkomen van onveilige situaties, door de provincie Overijssel in haar beleidsregel is opgenomen.
Verweerder heeft gesteld dat de ontheffing van de herplantplicht op grond van artikel 3.3 van de beleidsregel alleen in bijzondere gevallen kan worden verleend. Verweerder heeft aangegeven dat blijkens de toelichting bij artikel 3.3 van de beleidsregel van een bijzonder geval sprake kan zijn indien de draden zo laag hangen dat bosontwikkeling niet meer mogelijk is. Op voorhand kan niet, anders dan eiseres heeft gesteld, er vanuit worden gegaan dat deze situatie zich hier voordoet. Dit is afhankelijk van de omstandigheden van de betrokkene(n) en/of het terrein. Iedere situatie wordt apart beoordeeld. In het geval van eiseres is verweerder van mening dat op de plaats van de velling onder de hoogspanningsverbindingen, door het uitvoeren van gericht hakhoutbeheer een duurzame bosontwikkeling mogelijk is. Door het uitvoeren van gericht hakhoutbeheer wordt hoog opgaande beplanting te dicht bij de elektriciteitsdraden voorkomen. Verweerder is dan ook van oordeel dat er op de onderhavige percelen een volwaardige houtopstand in stand kan worden gehouden zonder dat er sprake is van een gevaar voor de veiligheid en de leveringszekerheid van het energienet.
De rechtbank kan ook hierin verweerder volgen. De beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
14. Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten eiseres geen ontheffing te verlenen van de voor beide percelen geldende herplantplicht.
15. De beroepen zijn ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.G.M. van Montfort, voorzitter, en mr. A. Oosterveld en mr. W.F. Bijloo, leden, in aanwezigheid van C. Kuiper, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.