In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 15 maart 2019 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning die was verleend aan BAM Infra Regionaal Gouda voor de bouw van een ecoduct over de A35. Verzoeker, die zich benadeeld voelde door de vergunning, vorderde schorsing van het besluit, omdat hij vreesde voor verlies van uitzicht en toename van geluidshinder. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker belanghebbende was, gezien zijn nabijheid tot de bouwlocatie. Tijdens de zitting op 8 maart 2019 werd duidelijk dat BAM al was begonnen met voorbereidende werkzaamheden, wat de spoedeisendheid van het verzoek onderstreepte.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er op verschillende punten, zoals bodemdaling, geluidhinder en de Wet natuurbescherming, onvoldoende onderzoek was gedaan. Dit leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit niet zorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De voorzieningenrechter schorste daarom de omgevingsvergunning tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar, waardoor BAM niet verder kon met de bouwwerkzaamheden. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker.