In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 6 maart 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [eiseres], en [X], een natuurlijke persoon. De eiseres vorderde een betaling van € 44.000,51 van [X], die volgens eiseres voortvloeide uit een rekening-courant verhouding die voor 12 april 2018 was ontstaan. Eiseres stelde dat [X] meerdere afspraken over de terugbetaling niet was nagekomen, wat leidde tot een verslechtering van de verhoudingen tussen de aandeelhouders van eiseres. Bovendien had [X] op 21 december 2018 zonder overleg een bedrag van € 75.000 van de rekening van een dochteronderneming overgeboekt naar zijn privérekening, waardoor de totale schuld aan eiseres was opgelopen tot € 119.000,51. Eiseres stelde dat zij hierdoor in financiële problemen dreigde te komen.
De gedaagde, [X], voerde verweer en betwistte de vordering. Hij stelde dat eiseres geen spoedeisend belang had en dat de voorzieningenrechter niet bevoegd was om de zaak te behandelen, omdat er een aandeelhoudersovereenkomst zou zijn die geschillen aan een scheidsman zou toevertrouwen. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat eiseres onvoldoende feiten en omstandigheden had gesteld die een onmiddellijke voorziening rechtvaardigden. De rechter concludeerde dat de vordering van eiseres moest worden afgewezen, omdat het spoedeisend belang niet voldoende aannemelijk was gemaakt. Eiseres werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van [X].