ECLI:NL:RBOVE:2019:826

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 maart 2019
Publicatiedatum
12 maart 2019
Zaaknummer
08/960088-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit en handel in softdrugs met aanzienlijke hoeveelheden hennep

Op 12 maart 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 54-jarige man uit Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden voor het bezit en de handel in softdrugs. De man werd beschuldigd van het vervoeren van ongeveer 40 kilogram hennep in een speciaal daarvoor geprepareerde bestelbus, en het aantreffen van 2 kilogram hennep in zijn woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 26 februari 2019 heeft de officier van justitie, mr. A.K. Kooij, de vordering ingediend, waarop de verdachte en zijn raadsman, mr. J.B. van Faassen, hun verweer hebben gevoerd.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van 40 kilogram hennep en het opzettelijk aanwezig hebben van 2 kilogram hennep. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de strafbaarheid van het feit, dat onder de Opiumwet valt, en met de strafbaarheid van de verdachte zelf, die niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen. De verdachte had een aanzienlijke hoeveelheid hennep, wat duidt op handel. De rechtbank heeft de strafeis van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van zes maanden had geëist, niet gevolgd en heeft in plaats daarvan een gevangenisstraf van tien maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. Daarnaast zijn de inbeslaggenomen goederen, waaronder geld en een mobiele telefoon, verbeurd verklaard. De rechtbank heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure meegewogen en de straf verminderd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/960088-16 (P)
Datum vonnis: 12 maart 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 in [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 februari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.K. Kooij en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J.B. van Faassen, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan onder meer het vervoeren en/of aanwezig hebben van 42 kilogram hennep.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij, op of omstreeks 5 juli 2016 te Amsterdam, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 40 kilogram materiaal bevattende hennep (aangetroffen in voertuig) en/of
ongeveer 2 kilogram materiaal bevattende hennep (aangetroffen in woning),
zijnde hennep, in elk geval (telkens) een (of meerdere) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake het vervoeren en aanwezig hebben van 42 kilogram hennep.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd dat het feit wettig en overtuigend bewezen is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. [1]
Op 27 juni 2016 werd een opsporingsonderzoek gestart onder de naam “ [naam 1] ”. Uit een lopend strafrechtelijk onderzoek was het ernstige vermoeden ontstaan dat de gebruiker van het Nederlandse mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 1] in Nederland druk bezig was met het verplaatsen van grote geldbedragen, welke geldbedragen vermoedelijk afkomstig waren uit de opbrengst van enig misdrijf. Op 4 en 5 juli 2016 had de gebruiker van het Nederlandse mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 1] diverse malen telefonisch contact met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Uit onderzoek bleek dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] werd gebruikt door verdachte. [2] In het telefoongesprek op 4 juli 2016 om 21:41 uur zegt verdachte dat hij een vliegtuig/schip kan sturen. [3] Op 4 juli 2016 om 21:42 uur geeft de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] door dat verdachte “40 nummers mag doen/regelen”. [4] Op 5 juli 2016 om 11:22 uur zegt verdachte dat er zitplaatsen beschikbaar zijn en dat hij het om 5 of 6 uur zal ophalen. [5] Op 5 juli 2016 om 17:11 uur vraagt verdachte of de broeken klaar zijn en zegt eraan te komen. [6] Op 5 juli 2016 om 19:35 uur geeft verdachte aan dat het naar beneden gebracht mag worden. [7]
Naar aanleiding van diverse telefoongesprekken gevoerd door de gebruiker van het Nederlandse mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 1] , waaronder voornoemd telefoongesprek met verdachte op 5 juli 2016 om 11:22 uur, werd de gebruiker van het Nederlandse mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 1] geobserveerd op 5 juli 2016 vanaf 11:40 uur. Tijdens deze observatie wordt gezien dat verdachte op 5 juli 2016 om 19:30 uur aan het bellen is, dat verdachte en drie andere mensen om 19:38 uur vijf grote dozen vanuit een winkel in de Mercedes laden en dat verdachte vervolgens wegrijdt naar [straat] en daar uit de Mercedes stapt. [8]
Op 5 juli 2016 is een opsporingsonderzoek gestart onder de naam “ [naam 2] ” naar aanleiding van informatie dat er in de avonduren van die dag in een bus van het merk Mercedes voorzien van het kenteken [kenteken] een grote hoeveelheid verdovende middelen zou worden vervoerd. Uit gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer komt naar voren dat het kenteken [kenteken] is afgegeven voor een Mercedes Sprinter 209CDI en ten name is gesteld van verdachte. Naar aanleiding daarvan begaven leden van het onderzoeksteam zich op 5 juli 2016 naar het adres van verdachte, waar de Mercedes Sprinter werd aangetroffen op de openbare weg op [straat] te [plaats] . [9] Gezien werd dat verdachte uitstapte en uit het zicht verdween. De leden van het onderzoeksteam hoorden de schuifdeur van de auto, zagen de alarmlichten knipperen en dat de deuren kennelijk werden afgesloten. Omdat niet werd gezien dat verdachte wegliep, ontstond het vermoeden dat verdachte zich in de auto bevond. Verdachte werd vervolgens ook in de afgesloten laadruimte van de Mercedes aangetroffen.
Op 5 juli 2016 omstreeks 20:50 uur werd de Mercedes Sprinter doorzocht. In de laadruimte waren verborgen ruimtes aangebracht om heimelijk goederen te vervoeren. In deze bergruimtes werden meerdere plastic zakken met hennep aangetroffen. In de laadruimte stond voorts één halfvolle doos met diverse zakken hennep en één nog dicht gesealde doos. Deze dicht gesealde doos bleek ook vol te zitten met plastic zakken met hennep. In totaal werden er in het voertuig 40 plastic zakken met vermoedelijk hennep aangetroffen en in beslag genomen. Het totale gewicht bedroeg ongeveer 40 kilogram. [10]
Op 5 juli 2016 werd vervolgens tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte aan [straat] te [plaats] een boodschappentas aangetroffen met daarin twee plastic zakken, inhoudende twee kilogram hennep. [11]
Uit onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut is gebleken dat de inbeslaggenomen plastic tassen inderdaad hennep bevatten. [12]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van 40 kilogram hennep en het opzettelijk aanwezig hebben van twee kilogram hennep.
De rechtbank acht het ten laste gelegde medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij, op 5 juli 2016 te Amsterdam,
opzettelijk heeft vervoerd ongeveer 40 kilogram hennep (aangetroffen in voertuig) en
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2 kilogram hennep (aangetroffen in woning),
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende taal- en schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B en C, van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest, een geldboete van € 4000,- en onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf voor de duur van 12 weken voorwaardelijk op te leggen en een werkstraf voor de duur van 180 uur subsidiair 90 dagen hechtenis. Ten aanzien van de geldboete heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen heeft de verdediging geconcludeerd tot onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen auto en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de overige goederen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft ongeveer 40 kilo hennep in een speciaal daarvoor geprepareerde bestelbus vervoerd. Voorts heeft verdachte ongeveer twee kilo hennep in huis aanwezig gehad. Dergelijke hoeveelheden zijn overduidelijk voor de handel bestemd. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaat met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit.
Verdachte is, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
29 januari 2019, in Nederland niet eerder veroordeeld wegens een soortgelijk feit. Wel is verdachte in 2017 in Frankrijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren wegens handel in verdovende middelen.
Bij het bepalen van de strafmaat in zaken als deze komt veel betekenis toe aan de hoeveelheid verdovende middelen. Uit de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) volgt dat het uitgangspunt voor het aanwezig hebben van 25-250 kilo softdrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden is. Hoewel het vervoeren van drugs doorgaans strafverhogend werkt en de veroordeling in Frankrijk suggereert dat verdachte grensoverschrijdend actief is, zal de rechtbank een uitgangspunt van 12 maanden gevangenisstraf hanteren.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting toegelicht een afspraak te hebben gemaakt met de verdediging hieruit bestaande dat het openbaar ministerie met een gematigde strafeis zou komen indien de verdediging geen onderzoekswensen zou indienen.
De rechtbank overweegt dat een positieve proceshouding strafverminderend kan werken. Daarbij valt te denken aan het geven van opening van zaken of anderszins bijdragen aan de waarheidsvinding. Ook bijvoorbeeld schuldbewustheid, het inmiddels geven van een positieve wending aan het leven of het openstaan voor begeleiding kan tot een lagere straf dan het gebruikelijke uitgangspunt leiden. Hiervan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
Blijkens de strafeis en het strafverweer is de gematigde strafeis tot stand gekomen door de toezegging van de verdediging dat zij geen onderzoekswensen zal indienen. De rechtbank overweegt dat hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd zeer overzichtelijk is, namelijk datgene wat de politie aantrof bij verdachte op de dag van aanhouding. Het dossier dat in het totaal nog geen 200 pagina’s omvat, is op verzoek van de verdediging aangevuld met in totaal 14 ordners, zijnde de onderzoeken [naam 3] en [naam 1] . Of het voegen van deze onderzoeken in het belang van de verdediging is, is een vraag die de verdediging moet beantwoorden, maar de stelling dat er geen onderzoekswensen worden ingediend is daarmee onjuist. Voor zover wordt bedoeld dat de verdediging -na kennisneming van de aan het dossier toegevoegde onderzoeken- geen onderzoekswensen zal indienen, overweegt de rechtbank dat zij gelet op de tenlastelegging geen nog te verrichten onderzoekshandelingen ziet. Ook de verdediging heeft niet toegelicht wat zij nog had willen onderzoeken, zodat niet valt in te zien welke positieve bijdrage de verdediging met deze toezegging aan de waarheidsvinding heeft geleverd. De rechtbank begrijpt de afspraak tussen de officier van justitie en de verdediging zo dat de verdediging in ruil voor een gematigde strafeis bereid is om geen zand in de machine te gooien. De rechtbank is van oordeel dat dit niet als strafverminderende omstandigheid kan worden aangemerkt, zodat de rechtbank niet zal afwijken van het hiervoor geformuleerde uitgangspunt van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden. De rechtbank zal dan ook een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist.
De rechtbank ziet in de overschrijding van de redelijke termijn wel aanleiding de op te leggen straf te verminderen. De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De rechtbank stelt vast dat de aanvang van de redelijke termijn 5 juli 2016 is, de dag van verdachtes inverzekeringstelling. Van bijzondere omstandigheden als hierboven genoemd is geen sprake.
Gelet op het vorenstaande is de redelijke termijn met acht maanden overschreden. Overschrijding van de redelijke termijn met een periode van 6 tot 12 maanden wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering 10% van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. De rechtbank houdt bij de bepaling van de strafmaat ook rekening met de bijkomende straf van verbeurdverklaring en zal een gevangenisstraf opleggen van tien maanden (in plaats van twaalf maanden) met aftrek van voorarrest.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde geld (€ 170,- en € 4.000,-) moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft dat aan verdachte toebehoort en dat geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het strafbare feit is verkregen.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde mobiele telefoon moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft met betrekking tot welke het feit is begaan.
De rechtbank is van oordeel dat de overige op de beslaglijst vermelde goederen, te weten de personenauto Mercedes Benz ( [kenteken] ), de vacumeermachine, de lamineermachine en de zakken hennep vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het feit is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht (Sr).

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B en C, van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen mobiele telefoon en het inbeslaggenomen geld
(€ 170,- en € 4.000,-);
- verklaart onttrokken aan het verkeer de overige inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de personenauto Mercedes Benz ( [kenteken] ), de vacumeermachine, de lamineermachine en de zakken hennep.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.R. Schimmel, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C van Druten, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, team 4, onderzoek [naam 2] , met nummer [nummer 1] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Zaaksdossier ZD-01; pagina 4-5
3.Tapgesprek van 4 juli 2016 om 21:41:49 (beller [telefoonnummer 2] ; gebelde [telefoonnummer 1] )
4.Tapgesprek van 4 juli 2016 om 21:42:45 (beller [telefoonnummer 2] ; gebelde [telefoonnummer 1] )
5.Tapgesprek van 5 juli 2016 om 11:22:55 (beller [telefoonnummer 2] ; gebelde [telefoonnummer 1] )
6.Tapgesprek van 5 juli 2016 om 17:11:15 (beller [telefoonnummer 2] ; gebelde [telefoonnummer 1] )
7.Tapgesprek van 5 juli 2016 om 19:35:10 (beller [telefoonnummer 2] ; gebelde [telefoonnummer 1] )
8.Het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] en andere opsporingsambtenaren op 11 juli 2016 in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van observatie 05-07-2016 nummer [nummer 2]
9.Zaaksdossier ZD01; loopprocesverbaal pagina 5
10.Algemeen dossier; pagina 18-20
11.Algemeen dossier; pagina 15-17
12.Zaaksdossier ZD01; pagina 31-52