ECLI:NL:RBOVE:2019:802

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 maart 2019
Publicatiedatum
7 maart 2019
Zaaknummer
08.115997.18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag

Op 7 maart 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 44-jarige vrouw die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op 27 december 2017 in Hellendoorn. De rechtbank heeft de vrouw veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de openbare terechtzitting op 21 februari 2019, waar de officier van justitie, mr. E. Agelink, de vordering indiende en de verdachte werd bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. J.H. Rump.

De tenlastelegging hield in dat de verdachte als bestuurder van een personenauto schuldig was aan het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval door onvoorzichtig rijgedrag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de vereiste voorzichtigheid in acht had genomen bij het naderen van een voorrangskruising, waar zij geen voorrang verleende aan een motorfietsbestuurder, genaamd [slachtoffer], die ten gevolge van de aanrijding om het leven kwam. De rechtbank concludeerde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gereden, wat leidde tot de fatale aanrijding.

De rechtbank overwoog dat de verdachte bekend was met de verkeerssituatie ter plaatse en dat zij onvoldoende had geanticipeerd op de mogelijke aanwezigheid van andere verkeersdeelnemers. De rechtbank achtte het primair tenlastegelegde bewezen en sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen. De strafoplegging werd gemotiveerd door de ernst van het feit en de impact van het ongeval op de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.115997.18 (P)
Datum vonnis: 7 maart 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1975 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 februari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Agelink en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. J.H. Rump, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een personenauto schuldig is aan het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval, dan wel dat verdachte het verkeer in gevaar heeft gebracht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
primair
zij op of omstreeks 27 december 2017 te Hellendoorn in de gemeente Hellendoorn, in elk geval in Nederland , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), komende uit de richting Hellendoorn en/of gaande in de richting van de
kruising van de wegen, de Piksenweg en de Meester Werkmanstraat, daarmede rijdende over de weg, de Piksenweg, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg (de Piksenweg), haaientanden als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en/of voor die kruising een in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende:
"Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst en/of terwijl zij,
verdachte bekend was met die verkeerssituatie/dat kruispunt, niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken naar het op die kruisende (voorrangs)weg (de Meester
Werkmanstraat) , gezien haar, verdachtes rijrichting, van rechts naderende verkeer en/of die
kruising/ kruisende weg (de Meesster Werkmanstraat) is opgereden en/of in strijd met voormeld bord en/of het gestelde in artikel 80 van voormeld reglement geen voorrang heeft verleend aan een over die kruisende (voorrangs)weg (de Meester Werkmanstraat) rijdende, toen haar, verdachte dicht van rechts genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets) en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die over die kruisende (voorrangs)weg (de Meester Werkmanstraat) rijdende, toen dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig (motorfiets) en/of de bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan laatstgenoemde bestuurder ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood en/of welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt, doordat zij, verdachte geen voorrang heeft verleend;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
zij op of omstreeks 27 december 2017 te Hellendoorn in de gemeente Hellendoorn, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Hellendoorn en/of gaande in de richting van de kruising van de wegen, de Piksenweg en de Meester Werkmanstraat, daarmede heeft gereden over de weg, de Piksenweg en terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg (de Piksenweg), haaientanden als bedoeld in 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en/of voor die kruising een in haar, verdachtes, rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst, die kruising/ kruisende weg (de Meesster Werkmanstraat) is opgereden en/of in strijd met voormeld bord en/of het gestelde in artikel 80 van voormeld reglement geen voorrang heeft verleend aan een over die kruisende (voorrangs)weg (de Meester Werkmanstraat) rijdende, toen haar, verdachte dicht van rechts genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets) en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die over die kruisende (voorrangs) weg (de Meester Werkmanstraat) rijdende, toen dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig (motorfiets) en/of de bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan laatstgenoemde bestuurder ten val is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994
betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het primair tenlastegelegde is bewezen, nu verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden ten gevolge waarvan een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een dodelijk slachtoffer te betreuren valt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde omdat de onoplettendheid van verdachte niet kan worden aangemerkt als aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. De raadsvrouw heeft het standpunt ingenomen dat het subsidiair ten laste gelegde bewezen verklaard kan worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
- de redengevende feiten en omstandigheden
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen. [1]
Op 27 december 2017 reed verdachte met haar personenauto over de Piksenweg in Hellendoorn, gemeente Hellendoorn. Verdachte kwam uit de richting Hellendoorn en reed in de richting van de Kolonieweg. Bij de kruising van de Piksenweg met de Meester Werkmanstraat, een haar bekende kruising, was verdachte voornemens die kruising rechtdoor over te steken. De Meester Werkmanstraat is een voorrangsweg, hetgeen met haaientanden en een verkeersbord op de Piksenweg is aangegeven. De Meester Werkmanstraat is voorzien van een bomenrij aan een zijde van de weg.
[slachtoffer] reed op zijn motorfiets op de Meester Werkmanstraat komende uit de richting van de G.H. Kappertstraat en gaande in de richting van de Hellendoornseweg. Bij de kruising Meester Werkmanstraat met Piksenweg was [slachtoffer] voornemens die kruising rechtdoor over te steken. [2] Verdachte heeft de motorrijder, [slachtoffer] , niet gezien. [3] Verdachte heeft geen voorrang verleend aan [slachtoffer] en is met de voorzijde van haar personenauto tegen de haar kruisende motorrijder, [slachtoffer] , aangereden. Ten gevolge van de aanrijding is [slachtoffer] met zijn motor ten val gekomen en overleden. [4] Verdachte reed kort voorafgaand aan het ongeval met een snelheid van ongeveer 46 km/uur en [slachtoffer] reed kort voorafgaand aan het ongeval ongeveer 94 km/uur. [5] Ter plaatse zijn van de personenauto van verdachte geen zichtbare remsporen aangetroffen. [6]
- het primair tenlastegelegde
Voor bewezen verklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) moet sprake zijn van schuld met betrekking tot het verkeersongeval. Of er sprake is van schuld in de zin van dit artikel hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. [7] Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Verdachte heeft naar eigen zeggen geen herinnering aan haar gedragingen ten tijde van het naderen en oprijden van de voorrangskruising. Aldus kan niet worden vastgesteld of verdachte bij het naderen van de kruising bewust vaart heeft geminderd tot het bereiken van de snelheid van ongeveer 46 km/uur of dat zij reeds met deze snelheid over de Piksenweg heeft gereden. Ook kan niet worden vastgesteld of verdachte bewust in beide richtingen de Meester Werkmanstraat op heeft gekeken om te bezien of aldaar naderend verkeer aanwezig was. Slechts staat vast dat verdachte de voorrangskruising met een snelheid van ongeveer 46 km/uur is opgereden en dat ter plaatse geen zichtbare remsporen zijn aangetroffen.
Iedere verkeersdeelnemer heeft naar het oordeel van de rechtbank de bijzondere zorgplicht te anticiperen op komende verkeerssituaties en zich te vergewissen van de eventuele aanwezigheid van ander verkeer waaraan al dan niet voorrang moet worden verleend. Nu in de huidige verkeerssituatie bij het naderen van de voorrangskruising tevens het zicht van verdachte door de aldaar aanwezige bomenrij wordt belemmerd, is extra voorzichtigheid geboden. Verdachte heeft zich onvoldoende vergewist van de mogelijke aanwezigheid van verkeersdeelnemers op de voorrangsweg. De rechtbank weegt hierbij mee dat verdachte bekend was met de verkeerssituatie ter plaatse en aldus ook met het gevaar dat zich bij het oversteken van deze voorrangskruising kan voordoen. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank niet de bijzondere zorgplicht in acht genomen die van een verkeersdeelnemer in deze situatie mag worden verwacht. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat ten aanzien van verdachtes handelen sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid en dat zij schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW.
De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot bewezen verklaring van het primair tenlastegelegde.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
primair
zij op 27 december 2017 te Hellendoorn in de gemeente Hellendoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Hellendoorn en gaande in de richting van de kruising van de wegen, de Piksenweg en de Meester Werkmanstraat, daarmede rijdende over de weg, de Piksenweg, aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg (de Piksenweg), haaientanden als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en voor die kruising een in haar, verdachtes, rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van voormeld reglement, inhoudende: "Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg", was geplaatst en terwijl zij, verdachte bekend was met die verkeerssituatie/dat kruispunt, niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en is blijven kijken naar het op die kruisende voorrangsweg (de Meester Werkmanstraat), gezien haar, verdachtes rijrichting, van rechts naderende verkeer en die kruising/kruisende weg (de Meester Werkmanstraat) is opgereden en in strijd met voormeld bord en het gestelde in artikel 80 van voormeld reglement geen voorrang heeft verleend aan een over die kruisende voorrangsweg (de Meester Werkmanstraat) rijdende, toen haar, verdachte dicht van rechts genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (motorfiets) en is gebotst tegen die over die kruisende voorrangsweg (de Meester Werkmanstraat) rijdende, toen dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan laatstgenoemde bestuurder ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander genaamd [slachtoffer] werd gedood en welk feit is veroorzaakt, doordat zij, verdachte geen voorrang heeft verleend.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezen verklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
7. De op te leggen straf of maatregel
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft oplegging gevorderd van een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft oplegging van een geldboete bepleit.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft als bestuurster van een personenauto een aan haar schuld te wijten aanrijding veroorzaakt, als gevolg waarvan een motorrijder is overleden. Verdachte is met haar personenauto een voorrangskruising opgereden, zonder daarbij voorrang te verlenen aan [slachtoffer] , die met zijn motor op deze voorrangsweg eveneens de kruising naderde. Door de hieropvolgende aanrijding is [slachtoffer] ten val gekomen en aan zijn opgelopen verwondingen overleden.
Van iedere verkeersdeelnemer mag worden verwacht dat hij of zij op de hoogte is van de gevaren in het verkeer, hierop anticipeert en het eigen verkeersgedrag daaraan aanpast. Verdachte is hierin tekort geschoten. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Het onomkeerbare gevolg van het overlijden van [slachtoffer] heeft onherstelbaar leed en verdriet toegebracht aan zijn nabestaanden, zoals ook door de dochter van [slachtoffer] in de door haar opgestelde en ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring is verwoord. De rechtbank is zich ervan bewust dat strafoplegging in welke vorm dan ook dat leed nimmer ongedaan zal kunnen maken.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straftoemeting rekening met de ernst van het bewezenverklaarde feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. In dit verband heeft de rechtbank bij haar overwegingen ook het voor dit feit vastgestelde landelijk oriëntatiepunt straftoemeting betrokken. Dit geeft als uitgangspunt voor het, in geval van aanmerkelijke schuld, veroorzaken van een verkeersongeval met de dood van een slachtoffer als gevolg, een taakstraf voor de duur van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden. De in deze zaak bewezen verklaarde schuld in de zin van artikel 6 WVW betreft eveneens aanmerkelijke schuld, zijnde de minst zware vorm van schuld binnen dit kader.
De rechtbank neemt in aanmerking dat de wetenschap dat ten gevolge van haar handelen een ander mens is komen te overlijden ook op verdachte een behoorlijke impact heeft, zoals verdachte ter zitting ook te kennen heeft gegeven. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak geen andere straf dan een taakstraf op zijn plaats is. Nu geen bijzondere strafverzwarende, dan wel straf verminderende omstandigheden aanwezig zijn, zal de rechtbank de in voornoemde oriëntatiepunten genoemde taakstraf als straf opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte daarnaast de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen moet worden ontzegd voor de duur van een jaar.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d Sr en artikel 179 WVW.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 dagen;
bijkomende straf
-
ontzegtverdachte
de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de tijd van
1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. H. Stam en mr. E.J.M. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2019.
Buiten staat
Mr. Stam is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse van 6 juni 2018, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , pagina 4.
3.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 21 februari 2019, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
4.Het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse van 6 juni 2018, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , pagina 34 - 35.
5.Het proces-verbaal inhoudende onderzoek naar de snelheid van de motorfiets en auto voorafgaand aan het ongeval, met nummer 2413.2017.0991 van 25 april 2018 opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , pagina 3.
6.Het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse van 6 juni 2018, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , pagina 10.
7.HR 5 april 2011, NJ 2011/172.