ECLI:NL:RBOVE:2019:783

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 februari 2019
Publicatiedatum
6 maart 2019
Zaaknummer
C/08/228507 / KG ZA 19-33
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontruiming woning in kort geding

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert eiser, die onder bewind is gesteld, een verbod op de ontruiming van zijn woning door de stichting Welbions. Eiser stelt dat hij door de ontruiming dakloos zal worden en dat hij niet in staat is om binnen afzienbare tijd een andere woning te betrekken. De achtergrond van de zaak is een huurovereenkomst tussen eiser en Welbions, waarbij eiser een huurachterstand heeft opgebouwd van bijna zes maanden, tot een bedrag van € 3.231,94. De kantonrechter had eerder de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning uitgesproken, waarbij hij de herhaalde wanprestatie van eiser als reden aanvoerde.

Tijdens de zitting heeft eiser betoogd dat de ontbinding van de huurovereenkomst onterecht is, omdat de huurachterstand is ontstaan door overmacht. Welbions heeft echter gesteld dat eiser geen rechtens te respecteren belang heeft bij de ontbinding en dat zijn betalingsvoorstellen zijn afgewezen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de mogelijkheid van dakloosheid voor eiser geen noodtoestand met zich meebrengt, aangezien dit een voorzienbaar gevolg is van het niet betalen van de huur. Bovendien is het de verantwoordelijkheid van eiser om de nodige voorzieningen te treffen voor zijn situatie.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De rechter heeft geoordeeld dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn verweer te voeren in de bodemprocedure en dat de eerdere beslissing van de kantonrechter niet op een juridische of feitelijke misslag berust.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/228507 / KG ZA 19-33
Vonnis in kort geding van 12 februari 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser, hierna te noemen [eiser] ,
advocaat mr. M. Raaijmakers te Amsterdam,
tegen
de stichting
STICHTING WELBIONS,
gevestigd te Hengelo,
gedaagde, hierna te noemen Welbions,
advocaat mr. W.A. Kempe te Best.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 februari 2019 met producties,
  • de ingezonden producties van [eiser] ,
  • de ingezonden producties 1 t/m 17 van Welbions,
  • de mondelinge behandeling van 11 februari 2019,
  • de pleitnota van Welbions.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen Welbions en [eiser] heeft een huurovereenkomst bestaan met betrekking tot een woonhuis met aanhorigheden, staande en gelegen aan [het adres] .
2.2.
[eiser] is bij beschikking van 9 augustus 2018 van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Enschede 2018 onder bewind gesteld.
2.3.
Bij vonnis van 15 januari 2019 heeft de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Enschede, de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning uitgesproken. Zij heeft daartoe het volgende overwogen:
"4.2. De kantonrechter zal, nu sprake is van herhaalde wanprestatie waarbij de huurachterstand tot en met november 2018 is opgelopen tot een bedrag van € 3.231,94, derhalve een huurachterstand van bijna zes maanden, overgaan tot ontbinding van de huurovereenkomst. Doe Mee(r) heeft weliswaar gesteld dat buiten toedoen van [eiser] de huurachterstand is ontstaan, maar zij heeft zulks op geen enkele wijze toegelicht zodat dit verweer wordt gepasseerd. Hoewel de kantonrechter zich realiseert dat [eiser] zich in een weinig benijdenswaardige positie bevindt indien het tot ontruiming komt, doet dit niet af aan de omstandigheid dat sprake is van een forse huurachterstand waarbij bovendien van belang is dat dit reeds eerder is voorgekomen. De kantonrechter wijst erop dat de thans getroffen betalingsregeling gezien dient te worden als een laatste strohalm zodat, indien deze regeling niet stipt wordt nagekomen, het tot een ontruiming zal komen. In dat verband dient [eiser] zich tevens te realiseren dat het bewind over zijn goederen niet zonder goede reden is ingesteld en het belangrijk is dat hij zich houdt aan de afspraken met zijn bewindvoerder. De kantonrechter gaat er vanuit dat de bewindvoerder (c.q. [eiser] ), mede gelet op de belangen van de kinderen, de overeengekomen regeling stipt zal nakomen."
2.4.
Voornoemd vonnis is bij exploot van 21 januari 2019 aan de bewindvoerder van [eiser] betekend. De ontruiming is bij exploot van 5 februari 2019 aangezegd tegen 19 februari 2019.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Welbions:
te verbieden over te gaan tot ontruiming van de woning, op grond van een noodtoestand, het afwegen van de belangen dan wel de redelijkheid en billijkheid;
te gebieden om een gebruikersovereenkomst met [eiser] voort te zetten;
te gebieden het betalingsvoorstel te accepteren;
te veroordelen in de (proces)kosten van dit geding.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat sprake is een noodtoestand doordat [eiser] door het vonnis dakloos wordt en het voor hem niet mogelijk is om binnen afzienbare termijn een andere woning te betrekken. Daarnaast is sprake van een feitelijke en juridische misslag.
3.3.
Welbions concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel afwijzing van de vordering van [eiser] met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter kan in een executiegeschil de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.2.
[eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat Welbions geen rechtens te respecteren belang heeft bij de ontbinding. Hij heeft Welbions betalingsvoorstellen gedaan, maar deze zijn door Welbions afgewezen. [eiser] kan daarnaast de lopende huurpenningen en de achterstanden gewoon voldoen. Volgens [eiser] weegt zijn belang dat hij door de ontbinding de komende vijf jaren geen woning meer heeft en op straat zal komen te staan met alle nadelige gevolgen van dien, zwaarder dan het zakelijke belang van Welbions. Welbions heeft terecht erop gewezen dat in onderhavige procedure geen ruimte is voor een hernieuwde beoordeling door de voorzieningenrechter. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich immers daartegen. Een algemene wederzijdse belangenafweging is in dit stadium een gepasseerd station. Dit is voorbehouden aan de appelrechter. De huurachterstand is sinds het vonnis alleen maar verder opgelopen; de maanden november 2018, december 2018, januari 2019 en februari 2019 zijn (ook) onbetaald gebleven. Het standpunt van [eiser] dat hij vanaf volgende week weer inkomen kan genereren, zodat de huur weer kan worden betaald, blijkt bovendien nergens uit.
4.3.
[eiser] heeft gesteld dat het vonnis berust op een feitelijke en juridische misslag. Het vonnis is volgens [eiser] in strijd met artikel 6:265 BW, omdat de tekortkoming is ontstaan vanwege overmacht en bovendien heeft de kantonrechter in het vonnis geen acht geslagen op de argumenten van [eiser] en niet getoetst of ontbinding en ontruiming proportioneel is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser] voldoende gelegenheid gehad in de bodemprocedure om verweer te voeren. Zoals blijkt uit het vonnis heeft (ook) de bewindvoerder verweer gevoerd en heeft de kantonrechter dit meegenomen in haar beoordeling, waarbij zij in is gegaan op de aangevoerde argumenten en [eiser] erop heeft gewezen dat de betalingsregeling een laatste strohalm is en deze strikt moet worden nagekomen. Ook is overwogen dat [eiser] zich moet houden aan de afspraken met de bewindvoerder. Ter zitting is gebleken dat [eiser] onenigheid heeft met de bewindvoerder, zodanig dat de bewindvoerder een verzoek opheffing bewind heeft ingediend (die zitting was op dezelfde dag als de onderhavige) waartegen [eiser] zich niet zal verzetten.
4.4.
De mogelijkheid dat [eiser] dakloos wordt, brengt geen noodtoestand met zich mee. Ten eerste betreft dit geen na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen mogelijkheid. Ten tweede komt dit mogelijke gevolg voor zijn eigen rekening en risico en is een voorzienbaar gevolg van het onbetaald laten van de huur en het niet kunnen verwerven van vervangende woonruimte. Dat de tenuitvoerlegging van het vonnis ook grote (negatieve) gevolgen zal hebben voor de inwonende zoon van [eiser] is voldoende aannemelijk. Echter, het is op de eerste plaats de verantwoordelijkheid van [eiser] als ouder om de nodige voorzieningen te treffen. Het is niet de taak van Welbions om onderdak te zorgen voor zijn zoon, die als gevolg van een rechterlijk vonnis uit een woning moet vertrekken.
4.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering wordt afgewezen.
4.6.
De discussie omtrent de niet-ontvankelijkheid van [eiser] in verband met bewindvoering behoeft, gelet op de hetgeen hierboven is overwogen, geen nadere bespreking.
4.7.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Welbions tot op heden begroot op € 1.272,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door K.G.F. van der Kraats en in het openbaar uitgesproken op
12 februari 2019. [1]

Voetnoten

1.type: