Op 5 maart 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van betrokkene, die sinds 2001 onder deze maatregel valt. De rechtbank heeft de vordering afgewezen, waardoor de terbeschikkingstelling per 8 maart 2019 van rechtswege eindigt. Betrokkene, geboren in 1962 en verblijvende bij FPC Pompestichting, is ter beschikking gesteld na een veroordeling voor doodslag. De rechtbank heeft geconstateerd dat de terbeschikkingstelling een positief effect heeft gehad op betrokkene, die inmiddels een stabiel leven leidt, geen alcohol meer gebruikt en goed functioneert in de maatschappij. De deskundigen, waaronder psychiater [naam 1] en reclasseringswerker [naam 2], hebben unaniem geadviseerd om de maatregel niet te verlengen, omdat er geen actueel recidivegevaar is. De rechtbank heeft de adviezen van de deskundigen gevolgd en geconcludeerd dat de veiligheid van anderen niet in het geding is. De officier van justitie had om verlenging gevraagd om te voldoen aan de wettelijke termijn, maar de rechtbank oordeelde dat verlenging in dit geval disproportioneel zou zijn. De rechtbank heeft daarbij de belangen van de nabestaanden en de maatschappij in overweging genomen, maar benadrukt dat de maatregel van terbeschikkingstelling is bedoeld voor een veilige terugkeer in de maatschappij. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer onder leiding van voorzitter mr. S.H. Peper, met mr. drs. H.M. Braam en mr. D.E. Schaap als leden.