ECLI:NL:RBOVE:2019:738

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 januari 2019
Publicatiedatum
28 februari 2019
Zaaknummer
C/08/215804 / HA ZA 18-146
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst onroerende zaak door verkoper en wettelijke bedenktijd

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 30 januari 2019 uitspraak gedaan over de ontbinding van een koopovereenkomst van een onroerende zaak. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.J. van Westerveld, hebben de gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. B. Parmentier, aangeklaagd omdat de gedaagden de koopovereenkomst hebben ontbonden. De koopovereenkomst was op 23 oktober 2017 getekend en bevatte een bepaling over een wettelijke bedenktijd van drie dagen voor de koper, die ook op de verkoper van toepassing was verklaard. De gedaagden hebben op 25 oktober 2017 aan de eisers meegedeeld gebruik te maken van deze ontbindingsclausule, waarna zij de woning aan een derde hebben verkocht en op 18 december 2017 geleverd.

De rechtbank heeft beoordeeld of de gedaagden terecht een beroep hebben gedaan op de ontbindingsclausule. De eisers stelden dat er sprake was van misbruik van recht, omdat de gedaagden met een andere partij onderhandelden terwijl de koopovereenkomst met hen nog bestond. De rechtbank oordeelde echter dat de gedaagden recht hadden om de overeenkomst te ontbinden, aangezien de wettelijke bedenktijd ook voor hen gold. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van misbruik van bevoegdheid en dat de eisers geen recht hadden op de gevorderde boete van € 38.000,-. De vordering van de eisers werd afgewezen en zij werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/215804 / HA ZA 18-146
Vonnis van 30 januari 2019
in de zaak van

1.[eiser] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers,
advocaat mr. G.J. van Westerveld te Twello,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
advocaat mr. B. Parmentier te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eisers] c.s. en [gedaagden] c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagden] c.s. hebben aan [eisers] c.s. verkocht een onroerende zaak staande en gelegen aan [het adres] voor een bedrag van € 380.000 kosten koper. Partijen hebben daarvoor op 23 oktober 2017 een koopovereenkomst getekend. In de koopovereenkomst staat, voor zover van belang:
“(…)
artikel 16 Bedenktijd
De koper die een natuurlijk persoon is en niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf heeft bedenktijd om deze koopovereenkomst te ontbinden. De bedenktijd duurt drie dagen en begint om 0.00 uur van de dag die volgt op de dag dat de door partijen ondertekende koopovereenkomst (in kopie) aan de koper ter hand gesteld is. (…) Als de koper binnen de bedenktijd de koopovereenkomst wil ontbinden, moet hij ervoor zorgdragen dat de ontbindingsverklaring verkoper of diens makelaar voor het einde van de bedenktijd bereikt.
Verkoper heeft koper toestemming gevraagd om de wettelijke bedenktijd van drie dagen ook van toepassing te verklaren op verkoper. Koper heeft hiermee ingestemd onder de zelfde voorwaarden zoals hierboven beschreven. (…)”
2.2.
Op 25 oktober 2017 hebben [gedaagden] c.s. een mailbericht verzonden aan [eisers] c.s.. hierin staat, voor zover van belang:
“(…) Gisteravond vanaf 19.00 uur heb ik lange tijd met koper A getelefoneerd en dat heeft ons doen besluiten het huis aan koper A te gunnen. Resumerend: ik maak gebruik van art. 16 van onze koopovereenkomst en sluit hiermee de bedenktijd (…)”
2.3.
[gedaagden] c.s. hebben met een beroep op het bepaalde in artikel 16 van de koopovereenkomst de koopovereenkomst ontbonden. Zij hebben de betreffende woning aan een ander verkocht en op 18 december 2017 geleverd.
2.4.
Bij aangetekende brief van 4 november 2017 heeft de advocaat van [eisers] c.s. [gedaagden] c.s. gesommeerd tot nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst, meer in het bijzonder tot het meewerken aan het transport dat ingevolge de koopovereenkomst was bepaald op 15 december 2017.
2.5.
Bij brief van 8 november 2017 heeft mr. Parmentier op de brief van 4 november 2017 gereageerd. [gedaagden] c.s. hebben hierin laten weten niet aan die sommatie te zullen voldoen. De brief is als productie 5 bij conclusie van antwoord in het geding gebracht. Hierin staat, voor zover van belang:
“(…) cliënten achten de overeenkomst ontbonden en indien uw cliënten aanspraak maken op levering, dan verzoek ik u, en voor zover nodig sommeer ik uw cliënten, om binnen twee weken na ontvangst van deze brief een geding aanhangig te maken, waarbij u cliënten in kort geding zult oproepen te verschijnen voor de voorzieningenrechter. Graag verneem ik zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval uiterlijk dinsdag 14 november a.s. vóór 12:00 uur of u voornemens bent om een kort geding aanhangig te maken of dat uw cliënten de zaak zullen laten rusten. (…)”
2.6.
[eisers] c.s. hebben geen kort geding procedure aanhangig gemaakt.
2.7.
[eisers] c.s. hebben bij brief van 15 november 2017 aanspraak gemaakt op de contractuele boete van 10% van de koopsom ad € 38.000,-. In de brief staat verder, voor zover van belang (productie 6 CvA):
“(…) Tot slot nog een reactie op een van de opmerkingen in uw brief: u vraagt zich af waarom ik in mijn brief ben ingegaan op de verhouding tussen enerzijds uw cliënten en anderzijds hun eigen makelaar, te weten [X] Rentmeesters en Makelaars. De reden daarvan is dat het van belang is om na te gaan wat de achtergrond was van de bedenktijd van drie dagen. Zoals ik mijn brief al heb aangegeven moet die clausule omtrent de bedenktijd precies zo worden opgevat als in het beding ten behoeve van de kopers. En zoals ik heb aangegeven onder verwijzing naar de toelichting op artikel 7:2 BW is dit beding er louter voor bedoeld om volledig van de koop af te zien maar beslist niet om aldus ’dubbel spel te spelen’ door ondertussen met een andere partij te onderhandelen. In dat verband is het wel degelijk van belang om te constateren dat het uw cliënten in de richting van hun eigen makelaar verboden was om rechtstreeks met een derde te onderhandelen over de koop van dit zelfde pand. (…)”
2.8.
[gedaagden] c.s. zijn niet tot betaling overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] c.s. vordert samengevat – dat de rechtbank [gedaagden] c.s. zal veroordelen tot betaling aan [eisers] c.s. van het bedrag van € 38.000,-, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagden] c.s. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eisers] c.s. stelt ter onderbouwing van zijn vordering dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst aan de zijde van [gedaagden] c.s. [gedaagden] c.s. voert hiertegen als verweer dat zij met een beroep op het bepaalde in artikel 16 van de koopovereenkomst de overeenkomst heeft ontbonden, zodat geen nakoming daarvan meer kan worden gevorderd.
4.2.
Kern van de zaak is derhalve of [gedaagden] c.s. de koopovereenkomst met een beroep op het bepaalde in artikel 16 ‘Bedenktijd’ van de koopovereenkomst buiten rechte op goede gronden heeft ontbonden. De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
4.3.
[eisers] c.s. betwist met een beroept op het bepaalde in artikel 3:13 lid 2 BW dat [gedaagden] c.s. een beroep op ontbinding toekomt. Volgens [eisers] c.s. gaat het om het uitoefenen van een bevoegdheid door [gedaagden] c.s. met een ander doel dan waarvoor zij is verleend. Volgens [eisers] c.s. geldt de bedenktijd van drie dagen niet voor een situatie als de onderhavige. De huidige clausule die op verzoek van [eisers] c.s. aan de standaard tekst is toegevoegd, geldt onder dezelfde voorwaarden als voor kopende partij. De bedenktijd van de koper strekt ertoe de koper te beschermen tegen een onbezonnen, overhaaste koopbeslissing. En dus strekt de bepaling in dit geval slechts tot het beschermen van de verkoper tot een overhaaste verkoopbeslissing. Zij strekt er dus niet toe de verkopers een betere onderhandelingspositie te creëren met derden over een betere koopsom, aldus [eisers] c.s.
4.4.
[gedaagden] c.s. betwist dat er sprake is van misbruik van recht. Volgens [gedaagden] c.s. is er sprake van een juist beroept op de ontbindingsclausule en met die clausule hebben [eisers] c.s. ingestemd.
4.5.
De rechtbank oordeelt als volgt. Vast staat dat partijen een wettelijke bedenktijd zijn overeengekomen voor verkoper onder dezelfde voorwaarden zoals in het artikel beschreven voor kopende partij. De wettelijke bedenktijd voor koper geeft de koper de bevoegdheid om af te zien van de koopovereenkomst om welke reden dan ook. Bij het doen van een beroep op het artikel door de kopende partij kan de koper binnen de daarvoor gestelde termijn zonder opgaaf van redenen de koopovereenkomst ontbinden.
4.6.
Die mogelijkheid komt dan ook verkoper toe. Partijen zijn immers overeengekomen dat verkoper onder dezelfde voorwaarden als koper binnen de daarvoor gestelde termijn de koopovereenkomst kan ontbinden, de mogelijkheid om “volledig van de koop af te zien”. [eisers] c.s. heeft met die bepaling ingestemd, wetende dat het risico zou bestaan dat van de bevoegdheid tot ontbinding gebruik zou worden gemaakt. Afwijkende voorwaarden voor toepassing van het artikel voor verkoper zijn partijen niet overeengekomen. [gedaagden] c.s. was gerechtigd zonder nadere toelichting gebruik te maken van de overeengekomen bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden. Een toelichting over de reden waarom, had hij derhalve ook achterwege kunnen laten.
4.7.
Aan de orde is vervolgens of sprake is van misbruik van bevoegdheid door [gedaagden] c.s. door het doen van een beroep op voornoemd ontbindingsartikel. De rechtbank ziet in het beroep op de ontbindende voorwaarde geen misbruik van bevoegdheid. Er zijn ook geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken waaruit dit blijkt. [gedaagden] c.s. heeft het artikel niet gebruikt om zijn onderhandelingspositie jegens [eisers] te versterken en zodoende te trachten meer geld te verkrijgen van [eisers] . Dat het [gedaagden] c.s. in de richting van hun makelaar niet was toegestaan om rechtstreeks met een derde te onderhandelen, kan niet tot een ander oordeel leiden, deze ‘wanprestatie’ raakt de contractuele verhouding tussen partijen niet.
4.8.
Hoewel de rechtbank vraagtekens plaatst bij de vraag of het wel fatsoenlijk is om na het tekenen van een koopovereenkomst met een partij (en het feliciteren van die partij) verder te onderhandelen over de verkoop van dezelfde woning met een andere partij, de overeenkomst met de eerste partij te ontbinden en met die derde partij vervolgens aan te gaan, staat hieraan juridisch gezien niets in de weg. Partijen hebben die mogelijkheid zelf gecreëerd. [gedaagden] c.s. heeft [eisers] nog ruimte gegeven voor het instellen van een vordering tot nakoming in kort geding, maar [eisers] c.s. heeft hiervan afgezien en gekozen voor het vorderen van de boete (productie 6). Nu [gedaagden] c.s. de koopovereenkomst heeft ontbonden, bestond geen verplichting tot nakoming meer. Van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [gedaagden] c.s. is geen sprake en voor de verplichting tot het betalen van de overeengekomen boete ontbreekt dan iedere grond. De vordering dient dan ook te worden afgewezen.
4.9.
[eisers] c.s. dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure te worden veroordeeld. De door [gedaagden] c.s. gevorderde buitengerechtelijke incassokosten dienen te worden afgewezen. De gevorderde vergoeding van gemaakte kosten vallen reeds onder de proceskostenveroordeling en voor een andere vergoeding ontbreekt iedere grond.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] c.s. tot op heden begroot op € 895,00 wegens griffierecht en € 1.390,00 wegens salaris advocaat
(2 punten tarief III a € 695,00) te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening,
5.3.
veroordeelt [eisers] c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers] c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Marsman en in het openbaar uitgesproken op
30 januari 2019 door mr. G.G. Vermeulen.