ECLI:NL:RBOVE:2019:700

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 februari 2019
Publicatiedatum
26 februari 2019
Zaaknummer
08/770251-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes in Almelo

Op 26 februari 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 33-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot doodslag. De verdachte stak in de zomer van 2018 de minnaar van zijn vrouw met een mes in de rug. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 475 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot doodslag, omdat hij met zijn handeling een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer had aanvaard. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de verslavingsproblematiek van de verdachte en de aanbevelingen van deskundigen. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar geacht, maar de rechtbank vond het noodzakelijk om hem te straffen en hem te laten behandelen voor zijn verslaving. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de schade al door de verdachte was vergoed. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen messen onttrokken aan het verkeer, aangezien deze zijn gebruikt bij het delict.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08/770251-18 (P)
Datum vonnis: 26 februari 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
nu verblijvende in de Forensische Verslavingskliniek Piet Roorda te Zutphen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 februari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J. Ruarus, advocaat te Delden, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden dan wel heeft geprobeerd die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 31 augustus 2018 te Enschede, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes in de rug, althans in het (boven)lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 31 augustus 2018 te Enschede, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] met een mes in de rug, althans in het (boven)lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten vast.
Verdachte heeft sinds 2010 een relatie met [getuige 1] . De relatie verloopt moeizaam omdat verdachte verslaafd is aan drugs en alcohol. Op een gegeven moment heeft [getuige 1] via haar werk aangever [slachtoffer] leren kennen. Zij krijgen een relatie. Op 31 augustus 2018 slaapt [slachtoffer] bij [getuige 1] . ‘s Morgens komt verdachte in de woning aan [adres] te Enschede. [slachtoffer] is dan nog in de woning, een confrontatie volgt, waarbij verdachte [slachtoffer] met een mes in de rug steekt.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte met zijn gedragingen (voorwaardelijk) opzet op de dood dan wel op zware mishandeling van [slachtoffer] heeft gehad. Vooropgesteld wordt dat de beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Verder is van belang dat naar vaste rechtspraak bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan dan dat degene die de handelingen heeft verricht, de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Verdachte heeft [slachtoffer] met een mes in de rug gestoken. Het met een mes steken in de rug brengt naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans met zich dat iemand daardoor het leven kan laten. Door aldus te handelen heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zou overlijden. Deze geweldshandeling is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de dood dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht daarom het onder 1 primair tenlastegelegde, poging tot doodslag, wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 31 augustus 2018 te Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: poging tot doodslag.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 473 dagen waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een opname in een zorginstelling voor een klinische behandeling, een ambulante behandeling en een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, indien gewenst door de reclassering, en een drugs- en alcoholverbod te worden gekoppeld. De officier van justitie heeft gevorderd dat de straf dadelijk uitvoerbaar zal worden verklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aansluiting te zoeken bij de eis van de officier van justitie.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door de minnaar van zijn vrouw met een mes in de rug te steken. Een dergelijk geweldsmisdrijf vormt een grove aantasting van het lichaam en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
De rechtbank heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 januari 2019.
Bij de bepaling van de soort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de inhoud van het Pro Justitia-rapport van 14 november 2018, opgesteld door de deskundige C.M. Bosklopper, GZ-psycholoog.
In dit rapport wordt geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de zin van een stoornis in het gebruik van cannabis en alcohol en in het verleden ook amfetamine en cocaïne. Daarnaast lijdt verdachte aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken.
Verdachte is zich in ieder geval deels bewust van zijn verslavingsproblematiek en de effecten daarvan. Daarnaast heeft verdachte wel besef van wat goed en fout is en van wat strafbaar is en niet. Echter door zijn kwetsbare persoonlijkheidsstructuur en zijn verslavingsgevoeligheid was verdachte tijdens het tenlastegelegde niet in staat voldoende controle over zijn gedrag uit te oefenen. De deskundige adviseert de rechtbank om verdachte ten aanzien van het hem tenlastegelegde feit als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Deze conclusie neemt de rechtbank over en maakt die tot de hare. Dit brengt met zich mee dat de rechtbank van oordeel is dat het bewezenverklaarde feit aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
Door de psycholoog wordt het recidiverisico als middelhoog ingeschat. Om verdachte enig zicht en grip op zijn multipele problematiek te laten krijgen en uiteindelijk het recidiverisico tot een acceptabel niveau te doen reduceren, wordt geadviseerd om hem zowel in een veilige en controlerende omgeving therapieën en hulp aan te reiken voor zijn persoonlijkheidsontwikkeling en zijn verslavingsgevoeligheid alsmede een intensief en langdurend behandeltraject in een gesloten kader.
De rechtbank heeft kennis genomen van de reclasseringsrapporten van [naam] , reclasseringswerker van 17 december 2018 en 6 februari 2019. Daaruit blijkt het volgende.
Langdurige verslavingsproblematiek en persoonlijkheidsproblematiek spelen een rol bij het tenlastegelegde feit. Verdachte is al op jonge leeftijd drugs gaan gebruiken. Dat heeft ervoor gezorgd dat hij zich onvoldoende heeft kunnen ontwikkelen tot een zelfstandig functionerend volwassen persoon. Het langdurige druggebruik heeft er ook voor gezorgd dat hij antisociaal en impulsief gedrag heeft laten zien. Verdachte is sinds zijn aanhouding blijvend gemotiveerd om zijn problemen aan te pakken en een andere weg in te slaan omdat hij iets van zijn leven wil maken en een goede vader voor zijn zoontje wil zijn.
Een klinische behandeling in een forensische verslavingskliniek is ook volgens het NIFP geïndiceerd en geadviseerd. Verdachte heeft in het kader van een schorsing per 19 december 2018 de mogelijkheid gekregen zich klinisch te laten behandelen in de forensische verslavingskliniek Piet Roorda te Zutphen. Verdachte maakt gebruik van het behandelaanbod en stelt zich begeleidbaar en behandelbaar op. Hij is meewerkend, maakt dingen bespreekbaar en stelt zich open op. Beschermende factoren zijn zijn gemotiveerde houding en het contact met zijn familie. Ook het feit dat hij vader is, werkt motiverend voor verdachte. De reclassering schat het risico op recidive in als laag tot laag/gemiddeld. De reclassering adviseert een voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een opname in een zorginstelling, een ambulante behandeling en een drugs- en alcoholverbod. De reclassering adviseert de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Alles afwegende acht de rechtbank een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een opname in een zorginstelling voor een klinische behandeling, een ambulante behandeling en een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een drugs- en alcoholverbod passend en geboden. De bijzondere voorwaarden kunnen enkel dadelijk uitvoerbaar worden verklaard indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank is van oordeel dat niet aan deze voorwaarde is voldaan omdat nu de kans op recidive laag tot laag gemiddeld is. De rechtbank zal om die reden de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde vleesmessen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien daarmee het feit is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 278,90, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de post: eigen risico.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering dient te worden afgewezen nu de gevorderde schade al door verdachte is betaald.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen nu de gevorderde schade al door verdachte is betaald.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen nu de gevorderde schadeal door verdachte - onweersproken - aan [slachtoffer] is vergoed.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b en 36c Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

het misdrijf: poging tot doodslag;

strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
475 (vierhonderdvijfenzeventig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien veroordeelde voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich gedurende de proeftijd laat opnemen in de forensische verslavingskliniek Piet Roorda te Zutphen of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, zo lang de reclassering dat nodig acht. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicatie kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • gedurende de proeftijd meewerkt aan een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang indien de reclassering dat wenselijk acht, veroordeelde werkt mee aan indicatiestelling en plaatsing;
  • zich gedurende de proeftijd onthoudt van drugs en meewerkt aan controle op dit verbod door middel van urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • zich gedurende de proeftijd onthoudt van alcohol en meewerkt aan controle op dit verbod door middel van urineonderzoek en ademonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij: [slachtoffer] , wordt afgewezen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten twee vleesmessen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. R.M. van Vuure, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2019.
Mr. R.M. van Vuure is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 1 september 2018, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 86 t/m 90:
Ik wil aangifte doen van poging doodslag gepleegd door [verdachte] .
De laatste keer dat ik bij [getuige 1] in de woning te Enschede ben gebleven was van 30 op 31 augustus 2018. Op 31 augustus 2018 stond ik te plassen toen de badkamerdeur open en dicht zwaaide. Ik zag [verdachte] aan mijn rechterkant staan. Ik zag in een flits dat [verdachte] in zijn rechterhand een mes vast had. Het mes had een gekarteld lemmet. Ik zag dat [verdachte] direct een stekende beweging maakte met zijn rechterhand. Ik voelde dat het mes mij raakte. Ik voelde het mes naar binnen gaan.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 31 augustus 2018, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 100 t/m 104:
Op 31 augustus 2018 was [slachtoffer] bij mij. Ik zag dat [slachtoffer] en [verdachte] elkaar steeds aanvlogen. Het was in elk geval veel duw- en trekwerk. Ik zag in de woonkamer bij de eettafel een aantal druppels bloed liggen. Ik denk dat het een stuk of 10 druppels waren. De politie heeft mij in mijn woning gevraagd of er messen ontbraken uit mijn messenblok. Ik zag dat er inderdaad twee messen ontbraken. Ik weet dat deze er 's ochtends nog in zaten. Ik heb [verdachte] met een mes in zijn hand gezien.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 31 augustus 2018, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 107 t/m 109:
Op 31 augustus 2018 werd ik gebeld door [verdachte] . Hij vroeg mij of ik naar [getuige 1] wilde gaan, omdat hij [slachtoffer] had neergestoken, die was in hun woning. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij hem diep geraakt had.
4.
Een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring door prof. dr. Arie B. van Vugt, traumachirurg, van 6 september 2018, zakelijk weergegeven, inhoudende dat:
Medische informatie betreffende:
[slachtoffer]
Uitwendig waargenomen letsel : steekwond, rugzijde, links onder het schouderblad.