ECLI:NL:RBOVE:2019:691

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 februari 2019
Publicatiedatum
25 februari 2019
Zaaknummer
C/08/226416 / KG ZA 18-348
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een koopovereenkomst en terugbetaling van de koopsom in kort geding

In deze zaak heeft eiser, een autohandelaar uit België, een kort geding aangespannen tegen Metcar B.V. en [gedaagde 2] wegens het niet nakomen van een koopovereenkomst voor de levering van 35 auto’s. Eiser had een totaalbedrag van € 269.500,- betaald, maar de auto’s zijn nooit geleverd. Na herhaaldelijke toezeggingen van Metcar c.s. om de auto’s af te leveren, heeft eiser op 14 december 2018 de koopovereenkomst schriftelijk ontbonden. Eiser vordert in kort geding de terugbetaling van de koopsom, alsook informatie over de financiële situatie van Metcar c.s. en de afgifte van bepaalde bescheiden. De voorzieningenrechter oordeelt dat er voldoende spoedeisend belang is bij de vordering van eiser, gezien zijn financiële situatie en de gevolgen van het niet leveren van de auto’s voor zijn onderneming. De rechter oordeelt dat Metcar c.s. tekort zijn geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst en dat eiser recht heeft op terugbetaling van de koopsom. De vordering tot terugbetaling wordt toegewezen, evenals de vordering tot inzage in de financiële bescheiden van Metcar c.s. De rechter legt een dwangsom op voor het niet voldoen aan de inzageverplichting. De proceskosten worden eveneens toegewezen aan eiser.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/226416 / KG ZA 18-348
Vonnis in kort geding van 20 februari 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] (België),
eiser,
advocaat mr. J.E. Tjaden te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
METCAR B.V.,
gevestigd te Rijssen,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
advocaat mr. G. Yousef te Enschede.
Partijen zullen hierna [eiser] en Metcar c.s. (afzonderlijk Metcar en [gedaagde 2] ) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de akte overlegging producties (1-5) van Metcar c.s. van 18 december 2018
  • de mondelinge behandeling van 20 december 2018
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van Metcar c.s.
  • het proces verbaal van 20 december 2018
  • de akte nadere toelichting en eiswijziging van [eiser] van 5 februari 2019
  • de akte overlegging aanvullende producties 6 en 7 van Metcar c.s. van 5 februari 2019
  • de voortzetting van de mondelinge behandeling op 6 februari 2019.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is een autohandelaar uit België. De ondernemingsactiviteiten van [eiser] bestaan uit het in- en verkopen van ongebruikte en jong-gebruikte auto’s.
2.2.
[eiser] handelt thans via de door hem opgerichte vennootschap naar Belgisch recht Golden Circle Cars bvba.
2.3.
Metcar is een onderneming die zich richt op de inkoop en verkoop van auto’s. Metcar levert aan particuliere en zakelijke klanten.
2.4.
[gedaagde 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van Metcar.
2.5.
Via garage [X] is [eiser] in contact gekomen met [gedaagde 2] .
2.6.
Medio september ontmoeten [gedaagde 2] en [eiser] elkaar in Brussel. Kort daarna stuurt [gedaagde 2] aan [eiser] aankooplijsten van auto’s die [eiser] zou kunnen aanbieden bij zijn klanten.
2.7.
Op basis van de aankooplijsten ontvangt [eiser] van een zestal klanten bestellingen.
2.8.
Naar aanleiding van voornoemde bestellingen laat [eiser] aan [gedaagde 2] mondeling weten dat hij 35 auto’s van de merken Citroen (modellen C1 en C3) en Peugeot (model 2008) (hierna: de auto’s) wil kopen voor een totaalbedrag van € 269.500,- (hierna: de koopovereenkomst).
2.9.
In de periode van 20 tot en met 27 september 2018 ontvangt [eiser] facturen van Metcar c.s. voor een totaalbedrag van € 269.500,-. Dit bedrag betaalt [eiser] uitgesplitst per auto en factuur op een bankrekeningnummer van Metcar.
2.10.
Tussen partijen is in de periode daarna diverse keren (telefonisch) overleg over de aflevering van de auto’s en de betreffende locaties.
2.11.
Nadat de aflevering van de auto’s in België en Italië niet zijn doorgegaan, hebben partijen afgesproken dat deze worden afgeleverd in Frankrijk. Een en ander blijkt uit de overgelegde WhatsApp correspondentie:

(…)
[30/10 19:56] [eiser] , [gedaagde 2] , Zullen die 20 C1 tjes morgenochtend daar zeker zijn aub?
[30/10 19:56] [gedaagde 2] : Weet niet hoelaat maar morgen zullen ze daar staan. (…)
[31/10 17:02] [eiser] : De voertuigen zijn er nog niet?
[1/11 10:29] [eiser] : Hoe zit het nu eigenlijk?
[1/11 10:30] [gedaagde 2] : [eiser] wacht ook op antwoord (…).
[2/11 10:00] [eiser] : Ze hebben nog NIETS ontvangen in Frankrijk en NIEMAND weet van iets 2008 ? C3? nog 4x C1 tjes? Ik krijg mega boze mails en telefoongesprekken en ik weet helemaal van NIETS! Ik kan niets garanderen.. Vertel me voor 1 keer gans EERLIJK hoe het zit [gedaagde 2] ..(…).”
2.12.
De auto’s zijn niet door Metcar c.s. afgeleverd in Frankrijk.
2.13.
Op 5 november 2018 heeft [eiser] Metcar c.s. schriftelijk in gebreke gesteld.
2.14.
Daarna is er weer overleg geweest tussen partijen over de aflevering van de auto’s. Voor zover van belang is de volgende WhatsApp correspondentie overgelegd:

(…)
[6/11 18:23] [eiser] : Je hoort blijkbaar niets meer van hem. de voertuigen zullen er deze week ook niet geraken zeker…
[6/11 18:24] [gedaagde 2] : Jawel (…)
[6/11 18:32] [gedaagde 2] : Komt goed altijd goed gegaan
[6/11 18:34] [eiser] : Hou je aub morgen op de hoogte…dat ik mijn klant iets kan garanderen?
[6/11 18:34] [gedaagde 2] : Ja
[6/11 18:34] [eiser] : Top
[6/11 20:29] [gedaagde 2] : Net gesproken morgen worden ze geladen
[6/11 20:30] [eiser] : Goed nieuws, Wat allemaal?
[6/11 20:30] [gedaagde 2] : 2ladingen
[6/11 20:30] [gedaagde 2] : Vrijdag weer 2
[6/11 20:31] [eiser] : Oke … top [gedaagde 2] !! (…)
[7/11 18:25] [eiser] : Zijn ze geladen vandaag ?
[7/11 19:46] [eiser] : Heb je soms nieuws ?
[7/11 19:47] [gedaagde 2] : Deze zijn geladen
[7/11 19:47] [gedaagde 2] : Al
[7/11 19:49] [eiser] : Ah.. dat is al een begin..
[9/11 10:05] [eiser] : Ze hebben nog geen C1 tjes mogen ontvangen in frankrijk… Kan je eens navragen waar ze zitten ?
[9/11 10:20] [gedaagde 2] : Doe ik (…)
[9/11 12:05] [eiser] : Wanneer komen ze aan in frankrijk? Welke voertuigen zijn er vandaag geladen? Wanneer komen die dan aan bij onze klanten ? Kom op [gedaagde 2] , hou me op de hoogte aub! Deze morgen reeds meer dan 20 telefoontjes gehad, wat is dit nu toch weeral…
[9/11 12:06] [gedaagde 2] : Net jou collega gesproken wacht op [A] antwoord heeft niet op gepakt
[9/11 12:06] [eiser] : Goh goh .. daar gaan we weer..
[9/11 12:07] [gedaagde 2] : Nee komt Goes (…)
[10/11 11:43] [eiser] : Nog geen C1 tje ze.. ! Weet jij iets?
[10/11 11:44] [gedaagde 2] : Vraag even
[10/11 12:36] [eiser] : Het beste is dat je volledig terug betaald, dit werkt niet ! (…).
2.15.
De auto’s zijn niet afgeleverd door Metcar c.s.
2.16.
Op 28 november 2018 hebben partijen afgesproken dat de door [eiser] betaalde koopsom van € 269.500,- wordt terugbetaald door Metcar c.s. [gedaagde 2] bevestigt deze afspraak in een WhatsApp bericht:
“(…). Ik betaal jullie alle geld terug wat jullie betaald hebben [A] kan die autos nu niet leveren tot de feestdagen heb nu andere auto voor gekregen die heb ik verkocht en daarmee betaal ik jullie terug.(…).
2.17.
De koopsom voor de auto’s wordt niet terugbetaald door Metcar c.s.
2.18.
Op 7 december 2018 heeft [eiser] conservatoir beslag gelegd op de Nederlandse bankrekeningen van Metcar c.s.
2.19.
Op 14 december 2018 heeft [eiser] de koopovereenkomst schriftelijk ontbonden.
2.20.
Tussen partijen is bij de eerste mondelinge behandeling van dit kort geding op 20 december 2018 een overeenkomst gesloten (hierna: vaststellingsovereenkomst). Hierin is onder meer het volgende bepaald:

(…).
Metcar B.V. betaalt nog vandaag een bedrag van € 2.650,- aan [eiser] en wel door overmaking op zijn [bankrekeningnummer 1] t.n.v. [eiser] .
Metcar B.V. betaalt op 2 januari 2019 een bedrag van € 40.000,- op de rekening van Stichting Derdengelden van Stibbe advocaten te Amsterdam met [bankrekeningnummer 2] .
Metcar B.V. betaalt op 15 januari 2019 een bedrag van € 60.000,- op de rekening van Stichting Derdengelden van Stibbe advocaten te Amsterdam met [bankrekeningnummer 2] .
De betalingen van € 40.000,- en € 60.000,- gelden als zekerheid voor de hierna te noemen levering van 35 auto’s. (…)
In de dagvaarding die ten grondslag aan dit kort geding ligt, is sprake van 35 personenauto’s waar [eiser] voor heeft betaald. Deze auto’s, waarvan chassisnummer en kilometerstand zijn vermeld op de facturen en op de betalingen, zullen uiterlijk op 21 januari 2019 worden geleverd. [eiser] haalt deze auto’s op in Verona, Italië. Als de auto’s een schade hebben van in totaal meer dan € 8.750,-, komt het meerdere voor rekening van Metcar B.V. (…)
Als de overeengekomen levering niet uiterlijk op 21 januari 2019 heeft plaatsgevonden, zal Stibbe het ontvangen bedrag uitbetalen aan [eiser] . In die situatie, maar ook indien een of meer van de toegezegde betalingen niet wordt verricht, verlangen partijen voortzetting van het onderhavige kort geding. (…).
2.21.
Na aanhouding van het kort geding is gebleken dat Metcar c.s. (een deel van) de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen.
2.22.
In januari 2019 heeft [gedaagde 2] drie vervangende auto’s afgeleverd aan twee klanten van [eiser] . De overige 32 auto’s zijn niet afgeleverd.
2.23.
Op 1 februari 2019 heeft [eiser] de koopovereenkomst (nogmaals) schriftelijk ontbonden.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - zakelijk weergegeven en na wijziging van eis - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Metcar c.s. hoofdelijk te veroordelen tot het voldoen van hun terugbetalingsverplichtingen aan [eiser] van € 212.100,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 4 oktober 2018;
Metcar c.s. te bevelen om binnen vijf dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis schriftelijk inlichtingen en opgave te verstrekken omtrent al hun voor verhaal vatbare binnen- en buitenlandse inkomens- en vermogens posities, en telkens opnieuw na verloop van steeds 30 dagen, totdat Metcar c.s. geheel hebben voldaan aan hun betalingsverplichtingen jegens [eiser] , waaronder in ieder geval ten aanzien van hetgeen omschreven onder ii (a tot j) van het gewijzigde petitum van de dagvaarding, een en ander op straffe van een dwangsom en ten aanzien van [gedaagde 2] op straffe van lijfsdwang ex artikel 475g Rv,
Metcar c.s. te gebieden tot het afgeven van inzage in of afschrift van de bescheiden zoals omschreven onder iii (a-c) van het gewijzigde petitum van de dagvaarding, een en ander op straffe van een dwangsom en ten aanzien van [gedaagde 2] op straffe van lijfsdwang ex artikel 475g Rv,
Metcar c.s. hoofdelijk te veroordelen tot het voldoen van de buitengerechtelijke kosten aan [eiser] van € 3.122,50,
Metcar c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de kosten van onderhavige procedure (inclusief beslagkosten), waaronder de nakosten.
3.2.
Hieraan legt [eiser] ten grondslag dat hij de koopovereenkomst tussen hem en Metcar c.s. op 14 december 2018, danwel op 1 februari 2019, rechtsgeldig heeft ontbonden vanwege tekortkoming in de nakoming van Metcar c.s. waardoor een ongedaanmakingsverplichting zoals het gevorderde onder i is ontstaan. Metcar c.s. hebben de auto’s (ondanks herhaaldelijke toezeggingen) niet conform de tussen hen overeengekomen afspraken, aan [eiser] geleverd. [eiser] baseert zich voor dit standpunt onder meer op de door hem overgelegde correspondentie met Metcar c.s. Metcar c.s. verkeren in ieder geval vanaf 1 februari 2019 in verzuim als gevolg van het verstrijken van de overeengekomen fatale termijn van 21 januari 2019. Uit deze gedragingen van Metcar c.s. heeft [eiser] ook mogen afleiden dat zij niet meer gaan nakomen. Als gevolg van deze toerekenbare tekortkoming van Metcar c.s. kan [eiser] de auto’s niet afleveren aan zijn eigen klanten. [eiser] heeft kosten moeten maken in verband met juridische procedures die zijn klanten tegen hem zijn gestart wegens het niet afleveren van de auto’s. [eiser] heeft een spoedeisend belang. De bedrijfsvoering ligt plat en hij heeft financiële middelen nodig om aan de vorderingen van zijn schuldeisers te kunnen voldoen. Daarnaast heeft [eiser] zijn reputatie verloren tegenover zijn bestaande en potentiele klanten met wie hij contacten onderhoud. Hierdoor dreigt een persoonlijk faillissement, aldus [eiser] .
3.3.
Metcar c.s. voert verweer wat zakelijk weergegeven - en voor zover relevant - op het volgende neerkomt:
  • de zaak leent zich niet voor kort geding vanwege de complexiteit ervan; een mogelijke bewijsopdracht lijkt onvermijdelijk voor het verkrijgen van een helder beeld van de zaak;
  • Metcar c.s. betwisten dat zij toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst. Partijen hebben geen leveringstermijn afgesproken voor de auto’s, van verzuim is derhalve geen sprake en [eiser] beroept zich daarom ten onrechte op ontbinding;
  • het spoedeisend belang ontbreekt.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Spoedeisend belang
4.1.
Gelet op de financiële situatie van [eiser] - onweersproken is door [eiser] gesteld dat hij is aangesproken door zijn eigen klanten, dat hij hoge investeringen heeft verricht en dat het niet meer mogelijk is om aan zijn eigen (betaling)verplichtingen te voldoen - kan van hem niet worden verwacht dat hij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht; dit zou het einde van zijn onderneming kunnen betekenen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is gelet hierop genoegzaam van een spoedeisend belang gebleken bij de vordering onder i.
Terugbetalingsverplichting Metcar c.s.
4.2.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.3.
Ingevolge de wet (artikel 6:265 BW) geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.4.
De voorzieningenrechter zal eerst ingaan op het verweer van Metcar c.s. dat [gedaagde 2] geen partij is bij de koopovereenkomst en dat de vorderingen tegenover [gedaagde 2] daarom moeten worden afgewezen.
4.5.
De voorzieningenrechter stelt het volgende voorop. Het antwoord op de vraag of [gedaagde 2] partij is bij de koopovereenkomst hangt - overeenkomstig de artikelen 3:33 BW en 3:35 BW - af van wat partijen over en weer hebben verklaard en wat zij uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid overeenkomstig de zin die partijen onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs daaraan mochten toekennen.
Niet in geschil is dat de eerste contactmomenten in september 2018 hebben plaatsgevonden tussen [eiser] en [gedaagde 2] in België en dat zij korte tijd daarna (telefonisch) een mondelinge koopovereenkomst hebben gesloten voor de levering van de 35 auto’s. Verder is onweersproken door [eiser] gesteld dat al het contact enkel heeft plaatsgevonden tussen [gedaagde 2] en [eiser] in persoon en dat er bij het sluiten van de mondelinge koopovereenkomst in september 2018 nimmer gesproken is over Metcar als (enige) contractspartij van [eiser] . De voorzieningenrechter gaat er - voor zover hij dat kan beoordelen in het korte bestek van deze procedure - dan ook vanuit dat [eiser] uit deze gedragingen en verklaringen redelijkerwijs heeft kunnen begrijpen dat [gedaagde 2] in ieder geval (mede) partij is bij de koopovereenkomst. Ook hierbij is van belang dat in deze procedure niet is gebleken dat het de bedoeling van Metcar c.s. was om enkel een koopovereenkomst tot stand te laten komen tussen [eiser] en Metcar, althans dat is in de kort geding procedure onvoldoende aannemelijk geworden. Het voorgaande leidt er toe dat de voorzieningenrechter voorshands van oordeel is dat [gedaagde 2] tezamen met Metcar partij is bij de koopovereenkomst.
4.6.
In het onderhavige geschil ligt vervolgens de vraag ter beantwoording voor of [eiser] zich op ontbinding van de koopovereenkomst kan beroepen jegens Metcar c.s. De voorzieningenrechter is voorshands oordeel dat deze vraagt bevestigend moet worden beantwoord.
4.7.
Tussen partijen is in geschil of partijen een aflevertermijn voor de auto’s hebben afgesproken en of het niet afleveren van de auto’s door Metcar c.s. een tekortkoming oplevert van Metcar c.s. in de nakoming van haar verbintenissen jegens [eiser] (artikel 6:74 BW).
4.8.
Metcar c.s. hebben zich - kort gezegd - op het standpunt gesteld dat van verzuim geen sprake is nu partijen geen “
harde” oplevertermijn zijn overeengekomen voor de aflevering van de auto’s. [eiser] wist dat Metcar c.s. de bestelde auto’s niet op voorraad hadden en dat zij voor de aflevering afhankelijk zijn van de buitenlandse leveranciers. Er is, aldus Metcar c.s., geen sprake van een tekortkoming in de nakoming.
4.9.
De voorzieningenrechter verwerpt het verweer van Metcar c.s. Het gaat hier om de verbintenis van Metcar c.s. om de auto’s op de tussen partijen overeengekomen tijd en locatie af te leveren. Daarover hebben partijen (blijkens de overgelegde WhatsApp correspondentie) uitgebreid overleg gevoerd, juist omdat [eiser] aan zijn eigen klanten toezeggingen had gedaan over het afleveren van de auto’s en dus belang had bij een duidelijke leveringstermijn. Dat is onder meer op te maken uit de hierboven al genoemde correspondentie. Metcar c.s. heeft ook niet betwist dat [eiser] meerdere keren transport heeft geregeld om de toegezegde auto’s af te halen in België, Italië en Frankrijk zodat hij deze tijdig bij zijn eigen klanten kon afleveren. Ondanks diverse onvoorwaardelijke toezeggingen van Metcar c.s. vanaf oktober 2018 dat de auto’s zouden worden afgeleverd in onder meer België, Italië en Frankrijk, heeft er (buiten de aflevering van 3 vervangende auto’s in januari 2019 bij twee klanten van [eiser] ) nooit een aflevering van de auto’s plaatsgevonden. Daarmee hebben Metcar c.s. niet voldaan aan hetgeen [eiser] van Metcar c.s., op basis van de gedane toezeggingen via onder meer WhatsApp, mocht verwachten. De voorzieningenrechter acht daarom door [eiser] voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat Metcar c.s. met het niet afleveren van de auto’s is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen.
4.10.
Nu Metcar c.s. eveneens de onvoorwaardelijke afspraak uit de vaststellingsovereenkomst van 20 december 2018 (dat de 35 auto’s uiterlijk op 21 januari 2019 zouden worden afgeleverd) niet hebben nagekomen, kan [eiser] hieruit opmaken dat Metcar c.s. kennelijk niet meer in staat zijn (of bereid zijn) om de verplichtingen uit de koopovereenkomst na te komen. Aldus kan in ieder geval niet gezegd worden dat de ontbindingsverklaring van 1 februari 2019 geen effect heeft tegenover Metcar c.s.
4.11.
De verder niet onderbouwde stelling van Metcar c.s. dat [eiser] in schuldeisersverzuim zou verkeren omdat hij slechts een deel van de koopsom zou hebben betaald - wat daar ook van zij - kan niet worden beoordeeld door de voorzieningenrechter. Of [eiser] gehouden zou zijn om bovenop het betaalde bedrag van € 269.500 nog meer te betalen, terwijl Metcar c.s. de auto’s niet op de afgesproken locatie en tijdstip aflevert, dan wel voor de vaststelling of [eiser] meer dan 35 auto’s zou hebben besteld bij Metcar c.s., is nader onderzoek noodzakelijk en dit gaat het bestek van dit kort geding (ver) te buiten.
4.12.
Bij deze stand van zaken is voldoende aannemelijk dat [eiser] op goede gronden de koopovereenkomst heeft ontbonden waardoor een ongedaanmakingsverplichting aan de zijde van Metcar c.s. is ontstaan. Het bestaan van de vordering onder i van [eiser] is daarom voorshands voldoende aannemelijk. Gelet op de aannemelijkheid van de vordering onder i acht de voorzieningenrechter een eventueel restitutierisico niet onaanvaardbaar, zodat dat geen beletsel voor toewijzing van de vordering vormt. De vordering onder i zal daarom worden toegewezen, met dien verstande dat de terugbetalingsverplichting door de voorzieningenrechter als voorschot wordt begroot op € 200.000,- nu tijdens de mondelinge behandeling op 6 februari 2019 door [eiser] de eis is verminderd in verband met de aflevering van een drietal auto’s door Metcar c.s. aan klanten van [eiser] .
Inzage ex artikel 475g Rv
4.13.
Een schuldenaar is verplicht aan een deurwaarder die gerechtigd is ten laste van hem executoriaal beslag te leggen, desgevraagd zijn bronnen van inkomsten op te geven (artikel 475g lid 1 Rv). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in deze procedure - mede gelet op de betwisting hiervan door Metcar c.s. tijdens de mondelinge behandeling -thans niet aannemelijk geworden dat Metcar c.s. op dit moment hun plicht hebben geschonden om inlichtingen te verschaffen op vorenbedoelde wijze en dat zij niet bereid zijn om bij een veroordelend vonnis informatie over bronnen van inkomsten aan de deurwaarder te verstrekken. De vordering onder ii wordt afgewezen.
Exhibitie ex artikel 843a Rv
4.14.
Of de vorderingen van [eiser] onder iii toewijsbaar zijn, moet worden getoetst aan het bepaalde in artikel 843a Rv. In het eerste lid van voormeld artikel worden drie voorwaarden genoemd waaraan moet worden voldaan;
de wederpartij van degene die bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, moet rechtmatig belang hebben bij inzage, afschrift of uittreksel daarvan,
de vordering moet betrekking hebben op bepaalde bescheiden en
de bescheiden moeten een rechtsbetrekking betreffen waarin de wederpartij van degene die ze te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, partij is.
4.15.
Niet in geschil is dat er een rechtsbetrekking bestaat (c). Bepaald moet worden of [eiser] (a) een rechtmatig belang heeft bij haar vordering en (b) of de vordering betrekking heeft op bepaalde bescheiden.
4.16.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser] voldoende onderbouwd dat hij, in verband met de terugbetalingsverplichting van de koopsom door Metcar c.s., een rechtmatig belang heeft bij inzage in de bankafschriften van Metcar c.s. (zoals gevorderd onder iii (a) van het gewijzigde petitum van de dagvaarding) om te kunnen beoordelen wat er is gebeurd met de koopsom van € 269.500,- nadat [eiser] deze koopsom in de periode van 1-4 oktober 2018 heeft overgemaakt. De bescheiden zoals door [eiser] gevorderd onder iii (a) van het gewijzigde petitum van de dagvaarding zijn - naar voorlopig oordeel - voldoende bepaald. Voldoende duidelijk moet immers zijn om welke bescheiden het gaat. De bescheiden zoals omschreven onder iii (a) van het gewijzigde petitum van de dagvaarding zijn voldoende duidelijk omschreven en toegelicht. De vordering voor zover die ziet op afgifte van de bescheiden als weergegeven onder iii (a) van het gewijzigde petitum van de dagvaarding wordt toegewezen.
4.17.
Het gevorderde onder iii (b) en (c) van het gewijzigde petitum van de dagvaarding wordt afgewezen. De voorzieningenrechter stelt voorop dat artikel 843a Rv geen algemeen inzagerecht schept. Om “fishing expeditions” te voorkomen, dient de partij die op grond van deze bepaling informatie verlangt, de inhoud van de gevraagde gegevens voldoende concreet te omschrijven. Tegen die achtergrond is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vordering tot het verstrekken van “
alle bescheiden die betrekking hebben op de totstandkoming en/of uitvoering van voornoemde en/of overige transacties en/of rechtshandelingen” en “
alle correspondentie- inclusief e-mails en overige digitale berichten – met betrekking tot de onder a. en b. genoemde bescheiden” onvoldoende gespecificeerd is om als ‘bepaalde bescheiden’ in de zin van artikel 843a Rv gekwalificeerd te worden.
4.18.
Het opleggen van een dwangsom is passend en geboden. De dwangsom zal ten opzichte van het gevorderde onder iv worden gematigd en gemaximeerd zoals vermeld in de beslissing. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het opleggen van de gevorderde lijfsdwang ten aanzien van [gedaagde 2] thans te verstrekkend is, temeer nu voldoende aannemelijk is dat toepassing van het andere toegewezen dwangmiddel tegenover [gedaagde 2] (betaling van dwangsommen) uitkomst kan bieden.
Incasso-, beslag- en proceskosten
4.19.
Tegen de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten is geen verweer gevoerd door Metcar c.s. Dat [eiser] buitengerechtelijke kosten heeft moeten maken wordt voorshands dan ook aannemelijk geacht en de hoogte van de gestelde buitengerechtelijke kosten komt de voorzieningenrechter niet onredelijk voor en wordt dan ook toegewezen.
4.20.
[eiser] vordert tevens vergoeding van de kosten van de conservatoire beslagen. De proces economie is ermee gebaat dat al nu op deze vordering wordt beslist. Op grond van artikel 706 Rv kunnen de beslagkosten van de beslagene worden teruggevorderd, tenzij het beslag nietig, onnodig of onrechtmatig was. Het bestaan van een vordering is voldoende aannemelijk geworden. Evenmin is gesteld of gebleken dat het beslag onnodig of onrechtmatig was. De beslagkosten kunnen daarom worden toegewezen. De beslagkosten worden op basis van de overgelegde beslagstukken begroot op een totaal van € 2.717,40 aan kosten voor het beslagrekest, verschotten en salaris advocaat.
4.21.
Metcar c.s. zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van [eiser] begroot op € 2.643,01 (€ 98,01 aan dagvaardingskosten, € 1.565,- aan griffierecht en € 980,- aan salaris advocaat).
4.22.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt Metcar c.s. hoofdelijk tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 200.000,-, (
zegge: tweehonderdduizend euro) binnen 5 dagen na dagtekening van dit vonnis, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 1 februari 2019 tot aan de dag van algehele voldoening,
5.2.
gebiedt Metcar c.s. binnen 5 dagen na dagtekening van dit vonnis de bescheiden zoals omschreven onder iii (a) van het gevorderde in het gewijzigde petitum van de dagvaarding aan [eiser] te verstrekken, dan wel [eiser] daarin inzage te verstrekken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte van een dag dat Metcar c.s. niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 20.000,-,
5.3.
veroordeelt Metcar c.s. hoofdelijk tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 3.122,50 aan buitengerechtelijke kosten binnen 5 dagen na dagtekening van dit vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening,
5.4.
veroordeelt Metcar c.s. hoofdelijk in de proceskosten (waaronder de beslagkosten), tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 5.360,41,
5.5.
veroordeelt Metcar c.s. hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Metcar c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 20 februari 2019.