ECLI:NL:RBOVE:2019:689

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 februari 2019
Publicatiedatum
25 februari 2019
Zaaknummer
08-770233-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling met een mes in Zwolle

Op 25 februari 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 48-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden voor zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond in de nacht van 18 op 19 augustus 2018 in Zwolle, waar de verdachte het slachtoffer met een mes in de bovenarm heeft gestoken, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk het slachtoffer heeft verwond, maar heeft hem vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard door met een mes te steken. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld voor de zware mishandeling, en de rechtbank volgde dit advies. Naast de gevangenisstraf is de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van ruim 5000 euro aan het slachtoffer, die aanzienlijke fysieke en psychische schade heeft geleden door het incident. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, maar oordeelde dat dit niet leidde tot een vermindering van de strafbaarheid.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-770233-18 (P)
Datum vonnis: 25 februari 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de P.I Overijssel, Huis van Bewaring te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 februari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Zwartjes en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. F.D.W. Siccama, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte
[slachtoffer] heeft getracht van het leven te beroven, subsidiair dat hij hem zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, meer subsidiair dat hij daartoe een poging heeft gedaan en meest subsidiair dat hij die van [slachtoffer] heeft mishandeld door hem met een mes in zijn bovenarm te steken.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 18 augustus 2018 tot en met 19 augustus 2018, in de gemeente Zwolle, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, heeft hij, verdachte, een of meermalen, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp,
in de (boven)arm en/of (in elk geval) in het (boven)lichaam van die van [slachtoffer]
gestoken en/of geraakt en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij in of omstreeks de periode van 18 augustus 2018 tot en met 19 augustus 2018, in de gemeente Zwolle, in ieder geval in Nederland aan
[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) snijwond in de
(boven)arm (met mogelijk blijvend letsel ten gevolg), heeft toegebracht door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de (boven)arm en/of (in elk geval) het (boven)lichaam van die van [slachtoffer] te steken en/of te raken en/of te snijden;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij in of omstreeks de periode van 18 augustus 2018 tot en met 19 augustus 2018, in de gemeente Zwolle, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft hij, verdachte, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de (boven)arm en/of (in elk geval) in het (boven)lichaam van die van [slachtoffer] , gestoken en/of gesneden en/of geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, NOG MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij in of omstreeks de periode van 18 augustus 2018 tot en met 19 augustus 2018, in de gemeente Zwolle, in ieder geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer malen, in de (boven)arm en/of (in ieder geval) het (boven)lichaam van die van [slachtoffer] te steken en/of te raken en/of te snijden.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
In de nacht van zaterdag 18 augustus 2018 op zondag 19 augustus 2018 heeft aangever
[slachtoffer] aangifte gedaan van poging doodslag c.q. zware mishandeling omdat verdachte hem met een mes in zijn arm zou hebben gestoken. Volgens verdachte heeft hij geprobeerd het mes tijdens een worsteling van aangever af te pakken waarbij hij aangever in zijn arm is gesneden.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte zal worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
De officier van justitie heeft daartoe gesteld dat uit het dossier niet is gebleken dat verdachte opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de officier van justitie gevorderd dat
verdachte zal worden veroordeeld nu zij dit feit wettig en overtuigend bewezen acht.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting vrijspraak bepleit van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat zijn cliënt geen opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer en dat het handelen van zijn cliënt hooguit als zware mishandeling kan worden gekwalificeerd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende.
Aangever heeft verklaard dat hij die dag tweemaal bij de woning was van [getuige 1] aan de [adres] te Zwolle. De eerste keer, eerder op de avond, was hij bij [getuige 1] om iets op te halen. De tweede keer, later die avond, was hij daar samen met [getuige 2] op de brommer naar toe gegaan om te gaan gamen.
In die woning waren de verdachte en [getuige 3] , de ex-vriendin van aangever, op bezoek. Verdachte en [getuige 3] hadden op dat moment een relatie.
Aangever zag de auto van verdachte en [getuige 3] in de straat van de woning van [getuige 1] staan. Vervolgens zag aangever dat [getuige 1] en verdachte naar beneden kwamen. De deur ging open en [getuige 1] kwam als eerste naar buiten, op de voet gevolgd door verdachte. Aangever hoorde dat verdachte zei: “laat [getuige 3] met rust”. Vervolgens heeft aangever verklaard dat verdachte langs [getuige 1] in zijn richting liep. Aangever voelde vervolgens dat verdachte hem stak in zijn linker bovenarm.
Aangever heeft verklaard dat hij het mes pas zag na het steken. Aangever heeft verklaard dat het een soort zakmes was.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat dat hij die avond met [getuige 3] bij [getuige 1] op bezoek was om te chillen en te gamen. Hij heeft verklaard dat aangever eerder die avond was langsgekomen en toen weer is weg gegaan. Korte tijd later stond aangever weer voor de deur van de woning van [getuige 1] . Verdachte heeft verklaard dat [getuige 1] vanuit het raam naar aangever riep dat hij weg moest gaan maar dat aangever niet wegging. Verdachte heeft verklaard dat [getuige 1] vervolgens naar beneden liep en dat verdachte achter hem aan liep. [getuige 1] opende de voordeur en zei nogmaals tegen aangever dat hij weg moest gaan. Aangever ging niet weg. Toen [getuige 1] naar buiten liep, volgde verdachte hem naar buiten omdat hij wilde voorkomen dat aangever en zijn vriend naar boven zouden komen.
Verdachte voelde zich door aangever en [getuige 1] in de val gelokt en is naar eigen zeggen naar aangever toegelopen omdat hij wist dat aangever een “messentrekker” was. Toen zag hij dat aangever een mes tevoorschijn haalde. Hij had dit mes in zijn rechterhand en hield dit langs zijn lichaam met de punt gericht op verdachte. Verdachte wilde voorkomen dat hij zou worden gestoken en heeft toen, naar eigen zeggen, met zijn linkerhand de arm van aangever vastgepakt. Daarna ontstond er een worsteling die kort en hevig was. Verdachte paste een soort judogreep toe waarbij hij draaide met zijn heupen en in die beweging aangever in zijn arm is gesneden.
Vervolgens zag verdachte dat aangever begon te bloeden aan één van zijn armen. Aangever is toen samen met [getuige 2] weggegaan.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat aangever die avond voor de tweede keer aan de deur stond, dat hij aangever niet binnen wilde hebben en daarom naar beneden is gelopen. Volgens [getuige 1] kwam verdachte ineens achter hem langs. Hij hoorde verdachte tegen aangever zeggen: “laat mijn meisje met rust”. Aangever en verdachte stonden tegenover elkaar toen hij zag dat verdachte een stekende beweging maakte richting aangever. Aangever liep toen weg. Volgens [getuige 1] heeft er geen worsteling tussen aangever en verdachte plaatsgevonden.
Eenmaal weer in de woning zag [getuige 1] dat verdachte een mes in zijn hand had en dit onder de kraan schoonmaakte.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat toen aangever voor de tweede keer die avond langskwam [getuige 1] en verdachte naar beneden zijn gelopen. Zij heeft verklaard dat zij in paniek raakte en dat zij een wandplank pakte en ook naar beneden is gegaan.
Beneden zag zij verdachte, aangever, [getuige 1] en [getuige 2] tegenover elkaar staan.
Vervolgens zag zij dat aangever ineens een mes vasthield en dat verdachte en aangever op elkaar afliepen. Zij zag dat verdachte een beweging maakte. Zij heeft verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte het mes van aangever afpakte, nadat verdachte het mes had afgepakt stak verdachte in de richting van aangever.
Uit het proces-verbaal van bevindingen inzake het telefonisch verhoor van getuige [getuige 2] valt op te maken dat [getuige 2] heeft verklaard dat hij zeker weet dat aangever die dag geen mes bij zich had.
De rechtbank overweegt vervolgens dat uit de rapportage letselinterpretatie en aanvullende letselrapportage valt op te maken dat het geconstateerde letsel bij het slachtoffer bestaat uit een diepe snij/steekverwonding met beschadiging van de spieren en twee zenuwen van de
onderarmen. Het letsel wordt gekwalificeerd als ernstig (score 3 op de AIS). De vraag of het letsel in potentie dodelijk is, niet is te beantwoorden.
Genezing van schade aan de zenuwen van de arm duurt vaak lang en gaat de duur van een jaar vaak te boven. Van belang bij de genezing is de ernst van het letsel en de leeftijd van het slachtoffer. Bij adolescenten is de kans op volledig herstel 67%. Of in dit geval volledige genezing en daarmee volledige functie wordt bereikt, is in dit stadium niet te bepalen. Uit de aanvullende letselrapportage valt voorts op te maken dat aangever aan zijn verwondingen is geopereerd.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van aangever op belangrijke onderdelen wordt ondersteund door de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] . Zo verklaren deze geen mes bij aangever te hebben gezien. [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte wel een mes bij zich had en dat hij naar aangever riep “laat mijn meisje met rust”. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij zag dat verdachte een stekende beweging maakte naar aangever.
Gezien voornoemde verklaringen, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank de verklaring van verdachte, dat hij tijdens een korte maar hevige worsteling, het mes van aangever heeft afgepakt en dat daarbij aangever in zijn arm is gesneden niet aannemelijk.
Verdachte heeft als enige verklaard over een worsteling die zou hebben plaatsgevonden waarbij hij aangever in zijn arm zou hebben geraakt. Dit incident wordt door geen enkele andere getuige ondersteund, niemand anders spreekt ook over een worsteling.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte aangever opzettelijk heeft gestoken met een mes.
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte opzet heeft gehad op de dood van het aangever. De rechtbank zal verdachte daarom van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling overweegt de rechtbank dat uit de letselinterpretatie en aanvullende letselverklaring volgt dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Uit de letselverklaring in het dossier valt ook op te maken dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Aangever heeft een diepe snij/steekverwonding opgelopen waarbij spieren en zenuwen in de onderarm beschadigd zijn geraakt. Aangever diende een operatie te ondergaan en uit de letselinterpretatie valt op te maken dat de kans op volledig herstel 67% is.
Door zo te handelen zoals hij heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank wel de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel aan het steken met het mes zou overhouden. De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij in de periode van 18 augustus 2018 tot en met 19 augustus 2018, in de gemeente Zwolle, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) snijwond in de (boven)arm (met mogelijk blijvend letsel ten gevolg), heeft toegebracht door met een mes in de (boven)arm van die van [slachtoffer] te steken en/of te snijden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
zware mishandeling

6.De strafbaarheid van verdachte

6.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting ontslag van alle rechtsvervolging bepleit nu zijn cliënt zich in een (putatieve) noodweersituatie bevond. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat zijn cliënt zich tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor door aangever heeft verdedigd.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake was van een (putatieve) noodweersituatie. De officier van justitie heeft daartoe gesteld dat verdachte meerdere keren de confrontatie met aangever uit de weg had kunnen gaan maar dit heeft nagelaten. Voorts heeft de officier van justitie gesteld dat alleen verdachte en geen van de getuigen, heeft verklaard over een (putatieve) noodweersituatie.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank het verweer te verwerpen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt zijn weerlegging in de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Uit de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer komt naar voren dat het verdachte is geweest die naar het slachtoffer toeliep. Voorts hebben zowel aangever als [getuige 1] verklaard dat enkel verdachte het mes heeft gehanteerd en niet het slachtoffer. Bovendien is verdachte de enige die heeft verklaard dat er een worsteling met aangever heeft plaatsgevonden. Geen van de getuigen verklaart daar over.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de hem verweten gedraging niet heeft verricht in een (vermeende) situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Ook bevat het dossier geen aanwijzingen dat verdachte zich in de situatie heeft kunnen vergissen. Concrete aanwijzingen dat verdachte zich aangevallen kon voelen, heeft de rechtbank niet aangetroffen. Het verweer wordt verworpen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een lagere straf bepleit dan door de officier van justitie ter terechtzitting is geëist. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat zijn cliënt momenteel in voorlopige hechtenis verblijft in het huis van bewaring te Zwolle als passant omdat op 24 december 2018 door de rechtbank Midden-Nederland de terbeschikkingstelling onder dwang is bevolen en hij nu wacht op een plek in een TBS-kliniek.
De raadsman heeft daarom aangevoerd dat een gevangenisstraf de enige optie is en verzoekt de rechtbank een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de periode die zijn cliënt in voorarrest heeft doorgebracht.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Uit de Pro Justitia-rapportage d.d. 25 december 2018, opgesteld door C.J. van Gestel, psychiater, valt op te maken dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, geclassificeerd als een anders gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken. Verdachte functioneert daarbij intellectueel gezien op zwakbegaafd niveau. Verder is er sprake van stoornissen in het gebruik van middelen, met name cannabis, amfetamines, XTC en opioïden.
De gebrekkige ontwikkeling bestond al vele jaren en was ten tijde van het plegen van het ten
laste gelegde, indien bewezen, onveranderd ondanks een langdurig Tbs-traject. De stoornissen in het gebruik van middelen waren deels in remissie, maar verdachte was naar eigen zeggen, onder invloed van cannabis, amfetamines en alcohol ten tijde van het feit.
De psychiater ziet een causaal verband tussen de persoonlijkheidsstoornis en het hem ten laste gelegde geweldsdelict. Er is geen evident causaal verband gezien tussen de beperkte cognitieve vaardigheden van verdachte, de stoornissen in het gebruik van middelen en het ten laste gelegde. Verdachte is op grond van zijn onveilige hechtingstijl geneigd zich hecht te verbinden aan anderen, zoals nu een nieuwe vriendin, en haast alles te doen om niet opnieuw verlaten te worden.
De psychiater adviseert om het ten laste gelegde, indien bewezen,
in verminderde mate aan
verdachte toe te rekenen.
Voorts valt uit de rapportage op te maken dat de beschreven gebrekkige ontwikkeling zeer moeilijk beïnvloedbaar is gebleken. De psychiater verwacht niet dat de delictroute die uit de angst voor verlating voortvloeit, niet meer door betrokkene doorlopen zal worden, al is de uitkomst daarvan niet noodzakelijkerwijs nieuw agressief gedrag.
De psychiater ziet het agressieve delictgedrag waarvan verdachte wordt verdacht, als een
nieuwe uitkomst van een oude delictroute. Deze is vooralsnog nauwelijks beïnvloedbaar
gebleken. De psychiater komt niet tot een advies ten aanzien van behandeling of begeleiding, waarvan aan te nemen is dat deze wel invloed heeft op het recidiverisico.
Uit de Pro Justitia-rapportage d.d. 21 december 2018, opgesteld door drs. J.P.M. van der Leeuw, psycholoog, valt op te maken dat verdachte lijdende is aan ziekelijke stoornissen en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Er is sprake van een stoornis in cannabisgebruik en een stoornis in het gebruik van een ander middel bij een man met een borderline persoonlijkheidsstoornis inclusief antisociale en afhankelijke trekken en mogelijk zwakbegaafdheid.
Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde waren genoemde ziekelijke stoornissen en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens aanwezig.
Volgens de psycholoog wordt verdachte gekenmerkt door een zeer zwakke persoonlijkheidsorganisatie die ernstig gedeformeerd is. Dit resulteert in een gebrekkige beheersing van de driften en affecten maar ook in een snelle vermenging van angst, achterdocht en agressie. Daarbij is de neiging om negatieve gevoelens meteen om te zetten in negatief gedrag en werpen ontbrekende schaamte, empathie en schuld geen belemmering op voor grensoverschrijdend gedrag. Verdachte percipieerde de komst van de aangever als bedreigend waarbij mede door drugsgebruik deze waarneming extra negatieve lading en kleur kreeg. De psycholoog adviseert het ten laste gelegde
in verminderde mate toe te
rekenen.
Tezamen genomen is derhalve in te schatten dat het recidiverisico (zeer) hoog is.
De psycholoog heeft als aanbeveling aan de rechtbank, indien het ten laste gelegde
bewezen wordt verklaard, om verdachte af te straffen.
De rechtbank neemt de conclusies betreffende de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte op de daarvoor in voornoemde rapportages bijeengebrachte gronden over en maakt die tot de hare.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op de omstandigheid dat de terbeschikkingstelling onder voorwaarden is opgeheven en verdachte wederom dwangverpleging is opgelegd door de rechtbank Midden-Nederland op 24 december 2018.
De rechtbank overweegt vervolgens dat de verdachte zonder enige aanleiding [slachtoffer] met een mes heeft gestoken. Het incident heeft voor het slachtoffer op fysiek- en psychisch vlak aanzienlijke gevolgen gehad, zoals blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring die ter terechtzitting is voorgelezen.
Door aldus te handelen heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer
geschonden en bijgedragen aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Gezien de adviezen van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat een behandeling of enige andere interventie geen kans van slagen heeft en in deze slechts een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De raadsman van de benadeelde partij, mr. A. Vaarkamp, advocaat te Zwolle, heeft gevorderd verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen (welke vordering ter terechtzitting d.d.
11 februari 2019 is gewijzigd) tot een totaalbedrag van € 14.180,- (veertienduizend en honderd en tachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- jas: € 120,-;
- ziekenhuisdaggeldvergoeding: € 60,-;
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 12.500,- gevorderd.
Wegens proceskosten wordt een bedrag van € 1.500,- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de rechtbank verzocht inzake de immateriële schade een reëel bedrag toe te wijzen alsook de gemaakte ziekenhuiskosten en de door de raadsman gemaakte proceskosten toe te wijzen.
Ten aanzien van de kosten inzake de jas en de gerechtelijke incassokosten heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht de benadeelde partij in zijn vordering niet ontvankelijk te verklaren.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting primair de niet ontvankelijkheid en subsidiair afwijzing van de vordering bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de schade waarop de vordering is gestoeld onvoldoende is onderbouwd. De raadsman heeft aangevoerd dat de overlegde stukken op geen enkele manier relateren aan de eventuele immateriële schade die aangever zou hebben ondervonden. De vordering is namelijk niet ondersteund door diagnoses of rapporten van psychologen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn, op de schade aan een jas na waarover uit de stukken niets blijkt, onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de omvang van immateriële schade schatten nu - anders dan in de aangehaalde zaak - geen sprake is van een medische eindtoestand. De rechtbank schat deze schade op €5.000. De gevorderde ziekenhuisdaggeldvergoeding komt ook voor toewijzing in aanmerking. De rechtbank zal het gevorderde deels toewijzen tot een bedrag van € 5.060,- te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
Zware mishandeling
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 5.060,- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2018);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 1.500,-, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 5.060,-te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
61 dagenzal worden toegepast, Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, en mr. M. van Bruggen en
mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2019.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de districtsrecherche IJsselland met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 25 augustus 2018, pagina’s 34 tot en met 40.
(..)
Ik en [getuige 2] . Wij wilden gaan gamen bij een vriend van ons. Dat is ook een vriend van [getuige 3] , zij kent hem ook.
(..)
A: Ja, toen zag ik hun naar beneden komen. Ik zag dat de auto daar stond. Dus ik zei daarom:
Volgens mij zijn hun daar ook”.
V: Oké, nu snap ik het. Wat je kan toch niet vanaf beneden zien wie daar zijn?
A: Jawel, je kan zo naar boven kijken, daar zie je dat raam. Toen zag ik ze dus via de trap af naar beneden komen. Dus toen maakte ik dat geintje naar [getuige 2] toe van we kunnen [getuige 3] wel meenemen voor de gein haha. Dat was gewoon een grapje. Want ik zou haar nooit meer terug willen. Maar goed, toen kwamen ze naar beneden. Toen ging de deur open. De jongen, de man des huizes, die deed de deur open en die zei: Het komt nu niet uit, dit dat”. Hij wist wel dat mijn ex daar zat en die zag dat al aankomen denk ik. Nou, dus die jongen komt naar buiten. Wij stonden daar gewoon. Ik kon al niet meer weg. Hij zegt: “Laat [getuige 3] met rust” en hij steekt me in mijn arm. Hij begon gelijk al met steken. Ik kon helemaal niets doen.
(..)
V: Wat kun je je nog herinneren van het mes?
A: Hebben jullie dat mes onderschept? Ik denk dat het mes alleen ongeveer zo groot was
(opmerking verbalisanten: aangever maakt een gebaar met zijn hand, hij geeft een afstand aan van ongeveer 10 centimeter tussen zijn duim en wijsvinger). Zonder handvat he, denk ik. Zoals ik het heb gezien, het was ‘s avonds he. Het leek een fight knife. Denk ik. Een soort zakmes.
(..)
V: Even terug naar die avond, wij hebben informatie dat jij eerder op die avond ook al bij de woning bent geweest. Klopt dat?
A: Ik ben daar wel eerder geweest ja, om wat te halen, voor iemand, dat klopt.
(..)
V: Dus [verdachte] kwam ineens achter [getuige 1] weglopen? Hoe moet ik dat zien?
A: Ja. Gelijk op mij af.
V: En op welke wijze? Kan je je dat nog herinneren?
A: Gelijk toen [getuige 1] de deur uit kwam, kwam die hem voorbij lopen en stak hij me.
V: Zei hij wat tegen jou?
A: Ja, na het steken, dat ik [getuige 3] met rust moest laten. Ik kwam niet eens voor [getuige 3] daar.
(..)

Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 21 augustus 2018, pagina’s 125 tot en met 128.
(..)
Ik zag toen dat [slachtoffer] weer voor de deur stond. Ik wilde hem niet binnen hebben. Ik ben toen naar beneden gelopen. Ik was alleen maar bezig in mijn hoofd om [slachtoffer] weer weg te krijgen.
[verdachte] liep echter mij aan. Ik was mij daar niet heel bewust van of zo maar ik merkte dat. Ik zag buiten dat [slachtoffer] met iemand anders was. Ik ken hem niet. En ineens kwam [verdachte] achter mij langs. Ik hoorde [verdachte] toen zeggen tegen [slachtoffer] : “Laat mijn meisje met rust”. Ik zei toen tegen die ander: “Bemoei je er niet mee”. Die andere maakte toen zijn zakken leeg en wilde denk ik laten zien dat hij niets bij zich had. Ondertussen gebeurde er tussen [verdachte] en [slachtoffer] niets. Ze stonden als 2 vechtende honden tegenover elkaar. In een flits zag ik toen dat [verdachte] een stekende beweging maakte naar [slachtoffer] . [slachtoffer] liep toen weg. Ik zag aan [verdachte] alsof hij er niet helemaal bij was. Ik kan het niet zo goed uitleggen. Alsof hij weer bijkwam of zo. Alsof hij mij eerst niet herkende.
(..)
[slachtoffer] kwam op een gegeven moment weer terug lopen, maar hij leek wel heel bang. Toen zei hij tegen die andere jongen: “Kom we gaan”. Toen had ik door dat ze met een scooter waren. Ze zijn toen richting het bruggetje weggereden de wijk weer uit. Toen zij wegreden keek ik op de grond. Ik stond er met mijn neus boven. Ik zag toen pas wat er op de grond lag.
V: Wet bedoel je?
A: Ik zag bloed.
(..)
V: Wanneer zag jij dan dat [verdachte] een mes had?
A: Dat was binnen. Toen we naar boven gingen ging [verdachte] naar de kamer hiernaast, de
keuken is dat. Hij had het mes in de hand en ging die onder de kraan met water schoonmaken.
(..)
V: Hoe zag het mes eruit?
A: Het had een klein handvat en een klein lemmet. Zon uit klap ding. Ik heb volgens mij ook een soort van gewei of hert op het mes gezien. Het mes paste in de hand van [verdachte] .
(..)
V: Ken het zo zijn dat [slachtoffer] het mes bij zich had toen hij hier de tweede keer kwam en dat [verdachte] dit van [slachtoffer] heeft afgepakt?
A: Nee absoluut niet. 100 % zeker van niet. Er is namelijk niet gevochten.
(..)

Proces-verbaal van bevindingen inzake het telefonisch verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 19 september 2018, pagina’s 133 en 134.
(..)
Ik vroeg getuige [getuige 2] vervolgens naar het steekincident in [adres] . Ik hoorde getuige [getuige 2] zeggen dat hij normaal gesproken weet dat [slachtoffer] een mes bij zich draagt. Dat hij [slachtoffer] hier meerdere malen op aan had gesproken, hem waarschuwde dat hij niet zo’n ding
bij zich moest dragen. Ik hoorde getuige [getuige 2] zeggen dat hij niet van dat soort dingen houdt. Ik hoorde getuige [getuige 2] zeggen dat hij zeker wist dat [slachtoffer] die nacht geen mes bij zich droeg. Ik vroeg aan getuige [getuige 2] hoe hij dat zo zeker wist. Ik hoorde getuige [getuige 2] zeggen dat [slachtoffer] dat niet tegen hem heeft gezegd, maar dat hij het wel 1000 procent zeker weet. Ik hoorde getuige [getuige 2] zeggen dat hij [slachtoffer] geen hand boven het hoofd wil houden, maar dat hij zeker weet dat [slachtoffer] die nacht geen mes bij zich droeg.

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 19 augustus 2018, pagina’s 153 tot en met 155.
(..)
V: Waar was je op zaterdagavond, 18 augustus 2018?
A: Ik was gisteravond met mijn vriendin [getuige 3] in het [park] . Daarna zijn we wat gaan
eten. Omstreeks 21.00 uur ging ik samen met [getuige 3] naar een kennis van mij genaamd [getuige 1] .
(..)
A: Op een gegeven moment ging de deurbel. Hoe het allemaal precies gegaan is weet ik niet.
Opeens stond [slachtoffer] bij de deur van de woonkamer. [slachtoffer] is de ex vriend van [getuige 3] .
(..)
[slachtoffer] is toen even later weggegaan. Maar korte tijd later stond [slachtoffer] weer voor de deur. Ik weet niet hoeveel tijd hier tussen zat. Zeker meer dan een half uur.
(..)
[getuige 1] ging toen naar beneden en ik liep achter [getuige 1] aan. Ik deed dit omdat ik bezorgd was om [getuige 1] . [getuige 1] is niet zo’n brede jongen. [getuige 1] opende de buiten deur en zei dat [slachtoffer] weg moest gaan. Ik stond op dat moment op de trap. [slachtoffer] ging niet weg. [getuige 1] liep naar buiten, ik volgde hem op afstand. Ik kwam toen ook op straat.
(..)
Het was een korte en hevige worsteling. Er ontstond wat kalmte. [slachtoffer] nam wat afstand. Ik zag vervolgens dat [slachtoffer] begon te bloeden aan een van zijn armen, volgens mij zijn linkerarm. [slachtoffer] is toen met [getuige 2] op de scooter weggereden. [getuige 2] reed.

Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 18 september 2018, pagina’s 164 tot en met 169.
(..)
Ik zag een scenario voor me dat ze naar boven zouden komen. Ik ben toen ook naar beneden gegaan en toen is de worsteling begonnen.
V: Kun je die worsteling omschrijven?
A: Ja, ik weet dat [slachtoffer] een messentrekker is. Ik ben snel naar hem toe gelopen. Ik zag dat hij niks in zijn handen had. Toen ik naar hem toe liep, ben ik vlakbij hem gaan staan. Ik zag toen dat hij zijn armen bewoog. Ik zag dat hij zijn rechterarm naar achteren bewoog. Ik zag toen dat er een mes tevoorschijn kwam, het mes kwam vanuit achter zijn broek tevoorschijn.
(..)
Toen ik het mes zag, probeerde ik met een greep het mes van mij vandaan te halen. Ik draaide met een soort judogreep, door te draaien met mijn heupen en in die beweging sneed ik hem in zijn arm.
(..)
V: Waar stonden [getuige 2] , [getuige 1] en [getuige 3] ?
A: Ik zou je zeggen, ik hebben een beetje tunnelvisie gehad op dat moment. Mijn vizier stond op waar staan hun, waar is het gevaar. Vervolgens heb ik gehandeld naar wat ik dacht dat dat het beste was. Ik wilde ze gewoon weg hebben. [getuige 1] ook volgens mij, zo deed hij zich tenminste wel voor. Maar ze wilden niet weg.
(..)
  • De letselrapportage van GGD-IJsselland d.d. 21 augustus 2018.
  • De aanvullende letselrapportage van GGD-IJsselland d.d. 17 september 2018
  • De letsel-interpretatie van GGD-IJsselland d.d. 8 oktober 2018.