ECLI:NL:RBOVE:2019:679

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 februari 2019
Publicatiedatum
22 februari 2019
Zaaknummer
08-760055-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor belaging en bedreiging van twee vrouwen

De rechtbank Overijssel heeft op 22 februari 2019 een 30-jarige man uit Almelo veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden. De man werd beschuldigd van het stelselmatig lastigvallen van twee vrouwen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], door hen herhaaldelijk te bellen en te bedreigen. De feiten vonden plaats tussen november 2017 en januari 2018. De rechtbank oordeelde dat de man [slachtoffer 1] had belaagd door haar te bedreigen met de verspreiding van naaktvideo's en haar ouders te bedreigen. Daarnaast had hij [slachtoffer 2] stelselmatig gebeld, wat leidde tot vrees en onveiligheid bij beide slachtoffers. De rechtbank achtte de belaging wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de bedreiging van [slachtoffer 1]. Naast de gevangenisstraf moet de man ook een schadevergoeding van 1000 euro betalen aan [slachtoffer 1]. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en hield rekening met de eerdere veroordeling van de verdachte voor vergelijkbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-760055-18 (P)
Datum vonnis: 22 februari 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
8 februari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Zwarts en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 8 februari 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer 1] heeft belaagd door haar telkens te bellen en te zeggen dat hij films van haar zal verspreiden als zij niet doet wat hij, verdachte, zegt;
feit 2:[slachtoffer 1] en/of haar ouders heeft bedreigt met de dood en/of met zware mishandeling;
feit 3:[slachtoffer 2] heeft belaagd door haar stelselmatig te bellen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 7 november 2017 tot 18 december 2017 te
Vriezenveen,
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] ,
door:
- Meerdere malen te bellen naar het mobiele telefoonnummer van [slachtoffer 1] en/of
- Meerdere malen die [slachtoffer 1] te verplichten haar telefoon met die van hem,
verdachte, te laten verbinden/bellen zodat hij, verdachte, mee kon luisteren en/of
- Meerdere malen die [slachtoffer 1] te laten weten dat hij, verdachte, één of meerdere
film(s) van haar in bezit heeft waarop zij, [slachtoffer 1] , naakt is te zien en dat hij,
verdachte, die film(s) zal verspreiden als die [slachtoffer 1] niet doet wat hij zegt en/of
- Meerdere malen een bericht op haar voicemail in te spreken en/of
- Meerdere malen what’s app berichten te sturen,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen,
te dulden en/of vrees aan te jagen;
2
Hij in of omstreeks de periode van 7 november 2017 tot 18 december 2017 te
Vriezenveen, [slachtoffer 1] en/of haar ouders heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door: - te zeggen dat hij een dierbare van haar, [slachtoffer 1] , af zal pakken als zij
de politie zal bellen, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of
strekking en/of - haar te zeggen dat hij, verdachte, haar, [slachtoffer 1] , en/of haar familie wat
aan zal doen als zij de relatie zou verbreken, althans woorden van gelijke
(dreigende) aard en/of strekking en/of - iemand anders op haar af zal sturen als hij, verdachte, haar zelf niet kan
pakken, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking; Hij in of omstreeks de periode van 7 november 2017 tot 18 december 2017 te
Vriezenveen, [slachtoffer 1] en/of haar ouders heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door: - te zeggen dat hij een dierbare van haar, [slachtoffer 1] , af zal pakken als zij
de politie zal bellen, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of
strekking en/of - haar te zeggen dat hij, verdachte, haar, [slachtoffer 1] , en/of haar familie wat
aan zal doen als zij de relatie zou verbreken, althans woorden van gelijke
(dreigende) aard en/of strekking en/of - iemand anders op haar af zal sturen als hij, verdachte, haar zelf niet kan
pakken, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
3
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2017 tot en met 8 januari 2018
te Olst, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door: -Meerdere malen te bellen naar [slachtoffer 2] (ongeveer 132 keer in 8 dagen) met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen; hij in of omstreeks de periode van 31 december 2017 tot en met 8 januari 2018
te Olst, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door: -Meerdere malen te bellen naar [slachtoffer 2] (ongeveer 132 keer in 8 dagen) met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie zijn de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] , terwijl hij [slachtoffer 1] heeft bedreigd. Dat volgt uit de voicemails, printscreens en WhatsApp-berichten, waaruit blijkt dat verdachte bijzonder bedreigend en dominant was richting genoemde slachtoffers en dat ook veelvuldig heeft gedaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman was verdachte weliswaar dominant in de relatie maar appte [slachtoffer 1] ook stevig terug, zodat zij niet een weerloze vrouw was. Er was geen sprake van belaging omdat er vaak wederzijds contact werd gezocht. Verder was het een relatie met veel ups en downs en heeft verdachte weliswaar een paar onhandige woorden gebruikt, de tenlastegelegde belaging is niet wettig en overtuigend bewezen. Als verdachtes telefoon niet wordt opgenomen, blijft hij bellen: dat is zijn gewoonte. Er is ook geen wettig en overtuigend bewijs voor de bedreiging – feit 2 – wat ook geldt voor de belaging van [slachtoffer 2] , waar er sprake was van een relatief kort contact en van niet excessief veel telefoontjes. Daarbij volgt uit de verklaring van [slachtoffer 2] niet dat zij wil dat verdachte vervolgd wordt. Verdachte dient daarom van alle feiten te worden vrijgesproken.
4.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Weliswaar heeft [slachtoffer 1] verklaard dat verdachte haar heeft bedreigd door te zeggen dat hij haar ouders zou vermoorden of iemand op haar af zou sturen die haar en haar familie wat aan zal doen, verdachte heeft dat ontkend en enig steunbewijs van die bedreiging ontbreekt in het strafdossier.
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte dit tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft in de periode van 7 november 2017 tot 18 december 2017 zeer frequent met [slachtoffer 1] gebeld en appberichten gestuurd. Dat blijkt uit de aangifte [2] en uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 februari 2019. Volgens [slachtoffer 1] was verdachte in het bezit van video-opnames van haar waarop zij naakt te zien zou zijn: verdachte dreigde deze opnames naar haar ouders te sturen als [slachtoffer 1] het contact zou verbreken. Dat blijkt onder meer uit het volgende appbericht van verdachte aan [slachtoffer 1] : “Prima. Dan stuur ik nu de videos Naar je mamie En de rest Als je het zo wilt” [3] In de periode van 7 november 2017 tot 18 december 2017 heeft verdachte [slachtoffer 1] , zo volgt uit historische telefoongegevens, 528 keer gebeld. [4] Uit voicemailberichten tussen verdachte en [slachtoffer 1] blijkt dat hij onder meer zegt: “Je bent van mij.” Ook uit onder meer de volgende berichten blijkt van zijn dwingende manier van communiceren: “als jij iets van me wilt dan bereik je mij daarvoor, verder niemand” en: “Vieze hoerenkind, oke er is geen terugweg bij mij, niet op een lieve manier in ieder geval.” [5] [slachtoffer 1] droeg in genoemde periode op haar werk een klein model mobiele telefoon in haar bh, terwijl dat toestel voortdurend aanstond zodat verdachte kon horen wat ze zei. [6] Dat [slachtoffer 1] hier niet van gediend was blijkt uit appberichten van haar, inhoudende: “ik wil jou NIET Allang NIET MEER” en “ik was bang voor je” en “Je maakt me kapit ik wil niet tegen jou praten Ik doe heletijd allws wat je wil”. [7] De moeder van [slachtoffer 1] [naam 1] verklaarde dat haar dochter een jongen genaamd [verdachte] niet meer te woord wilde staan, waarna deze jongen telefonisch contact opnam met haar en liet weten dat hij haar dochter wilde spreken. [8] De werkgeefster van [slachtoffer 1] , [naam 2] , verklaarde dat [slachtoffer 1] ze na de relatie met een jongen stil en terughoudend werd, dat deze jongen regelmatig naar haar restaurant belde omdat hij [slachtoffer 1] wilde spreken of dat hij controleerde of zij daar was, en dat hij een aantal keren in het restaurant voor [slachtoffer 1] kwam en heel agressief overkwam. De getuige had het idee dat [slachtoffer 1] bang voor de jongen was. [9]
Hieruit volgt dat de gedragingen van verdachte een inbreuk opleverde op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , wat ook blijkt uit de door haar voorgelezen slachtofferverklaring. Daaruit blijkt tevens dat zij door genoemd gedrag van verdachte een tijd niet heeft kunnen werken en evenmin naar school kon. Aldus heeft verdachte door te handelen zoals hij deed willens en wetens vrees aangejaagd. De rechtbank komt tot de slotsom dat verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , waardoor bewust vrees is aangejaagd. Er is dus naar het oordeel van de rechtbank sprake van belaging.
Feit 3
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte dit tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Namens [slachtoffer 2] , die op het moment van de aangifte op wereldreis was, hebben haar ouders [naam 3] en [naam 4] aangifte gedaan, waarbij zij vertelden dat hun dochter [slachtoffer 2] via haar mobiele telefoon tussen 31 december 2017 en 8 januari 2018 stelselmatig – te weten: 132 keer – is lastig gevallen door verdachte, die zij had leren kennen op haar werk. Daarbij werd hun dochter gedwongen tot telefoonseks en vertelde verdachte dat hij goede connecties had met de motorbende [naam 5] en dat zijn vader maffiabaas was. Hun dochter heeft een overzicht gegeven van de tijdstippen en duur van de telefoongesprekken die verdachte met haar gevoerd heeft. [10] Verdachte heeft ter terechtzitting van 8 februari 2019 verklaard dat hij telefonisch contact heeft gehad met [slachtoffer 2] .
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze aangifte genoegzaam dat [slachtoffer 2] door haar wereldreis niet in de gelegenheid was aangifte te doen en dat zij haar ouders verzocht heeft om dat namens haar te doen. Daarbij hebben deze ouders het mobiele telefoonnummer van hun dochter verstrekt zodat de politie haar zou kunnen bereiken.
Ook uit het voorgaande volgt dat de gedragingen van verdachte een inbreuk waren op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] . Uit de aangifte van haar ouders blijkt hoe emotioneel [slachtoffer 2] door het gedrag van verdachte was, waarbij hij haar heeft gedwongen tot telefoonseks. Verdachte heeft aldus willens en wetens vrees aangejaagd. De rechtbank komt ook met betrekking tot dit feit tot de conclusie dat verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] , waardoor bewust vrees is aangejaagd. Er is daarom naar het oordeel van de rechtbank sprake van belaging.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van 7 november 2017 tot 18 december 2017 te Vriezenveen,
wederrechtelijk, stelselmatig en opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] ,
door:
- meerdere malen te bellen naar het mobiele telefoonnummer van [slachtoffer 1] en
- die [slachtoffer 1] te verplichten haar telefoon met die van hem, verdachte, te laten verbinden zodat hij, verdachte, mee kon luisteren en
- die [slachtoffer 1] te laten weten dat hij, verdachte, een film van haar in bezit heeft waarop zij, [slachtoffer 1] , naakt is te zien en dat hij, verdachte, die film zal verspreiden als die [slachtoffer 1] niet doet wat hij zegt en
- meerdere malen een bericht op haar voicemail in te spreken en
- meerdere malen what’s app berichten te sturen,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen;
3
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2017 tot en met 8 januari 2018
te Olst, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door: -Meerdere malen te bellen naar [slachtoffer 2] (ongeveer 132 keer in 8 dagen) met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen; hij in of omstreeks de periode van 31 december 2017 tot en met 8 januari 2018
te Olst, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door:
-Meerdere malen te bellen naar [slachtoffer 2] (ongeveer 132 keer in 8 dagen) met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
Indien in de bewezenverklaring taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 28b van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1 en 3
telkens het misdrijf:
belaging.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, zich houden aan de aanwijzingen van die reclassering, een ambulante behandeling bij De Tender en een locatie- en contactverbod met betrekking tot de slachtoffers.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat verdachte het tijdens zijn schorsing goed heeft gedaan. Zo heeft hij een prima contact met reclassering en wil hij aan de slag met zijn problematiek door in behandeling te gaan. Naast een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest dient er een voorwaardelijke straf te worden opgelegd, met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Nu er volgens de psycholoog sprake is van een narcistische persoonlijkheid is er mogelijk sprake van verminderde toerekeningsvatbaarheid. Ten slotte dient er rekening te worden gehouden met de omstandigheden dat verdachte tijdens zijn schorsing uit de voorlopige hechtenis vanwege zijn enkelbanden onvoldoende bewegingsvrijheid had.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft gedurende een lange periode twee vrouwen stelselmatig lastiggevallen. Hij heeft hen onder meer veelvuldig telefonisch en per WhatsApp-berichten benaderd, ondanks het feit dat het hem duidelijk moet zijn geweest dat zij daarvan niet gediend waren. Aangevers hebben het als erg onaangenaam en ingrijpend ervaren, zoals ook blijkt uit de door [slachtoffer 1] ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring, maar verdachte had daar kennelijk geen boodschap aan.
Belaging is een ernstig feit, omdat het gaat om een misdrijf gericht tegen de persoonlijke vrijheid van slachtoffers. Slachtoffers ondervinden doordoor in veel gevallen gevoelens van angst, onzekerheid en onveiligheid. Verdachte heeft een forse inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangevers. Dergelijk gedrag dient scherp te worden afgekeurd.
Dat klemt te meer nu verdachte reeds eerder, te weten op 11 februari 2016, door deze rechtbank en kamer voor belaging is veroordeeld tot onder meer tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, naast een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke taakstraf. Verdachte heeft zich echter niets aangetrokken van de in die veroordeling besloten liggende waarschuwing.
De rechtbank houdt rekening met het door de psycholoog E.H. Ameling op 16 april 2018 opgestelde rapport, waarin de psycholoog onder meer constateert dat er sprake is van een narcistische karakterstructuur gebed in mogelijke of waarschijnlijke onveilige vroege kinderjaren, samen met een patriarchale cultuur grotendeels verantwoordelijk voor zijn jaloezie en het beschouwen van de vrouwelijke partner als zijn eigendom. De psycholoog adviseert dat verdachte binnen het kader van een zo lang mogelijk voorwaardelijk strafdeel een ambulante, redelijk intensieve behandeling bij een forensische ambulante zorginstelling ondergaat.
In het op 21 juni 2018 over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport refereert rapporteur aan de geconstateerde narcistische persoonlijkheidsstoornis, maar wijst ook op het alcoholgebruik (mogelijk in combinatie met cannabisgebruik) dat een ontremmende invloed zou hebben op verdachte. De kans op recidive wordt zonder behandeling ingeschat op gemiddeld. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling door Transfore De Tender of een soortgelijke zorgverlener, een alcoholverbod en een contactverbod met aangeefsters.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij inziet dat hij een behandeling nodig heeft.
De rechtbank kan zich vinden in de bevindingen en conclusies van genoemde rapporten. Gelet hierop acht de rechtbank een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf verbindt de rechtbank een proeftijd van 3 jaar, zodat verdachte in het kader van de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, de gelegenheid krijgt om aan zijn problematiek te werken.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 1.900,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- inkomstenderving van 10 dagen € 400,00.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 1.500,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie is dat de vordering, met de gevorderde wettelijke rente, voor toewijzing vatbaar is.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de materiële schade niet is onderbouwd zodat de benadeelde partij wat deze post betreft niet ontvankelijk dient te worden verklaard. De gevorderde immateriële schade dient te worden gematigd, mede gelet op de houding van de benadeelde partij met betrekking tot feit 1, aangezien zij verdachte (ook) het nodige heeft toegevoegd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn betwist en deels onvoldoende onderbouwd en niet geheel aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 250,00 wat betreft de materiële schade, waarvan immers geen salarisstrook of iets dergelijks is overgelegd. Verder acht de rechtbank ten aanzien van de gevorderde immateriële schade een bedrag van € 750,00 redelijk en billijk en in verhouding staan tot het leed dat verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht. Het voorgaande wordt vermeerderd met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De overige opgevoerde schade, te weten € 900,00, is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet althans onvoldoende is onderbouwd, terwijl namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 en 3 telkens het misdrijf: belaging;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
voorwaardendat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Molenstraat 50 in 7514 DK Enschede op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- verplicht is om mee te werken aan een verwijzing richting een forensische polikliniek zoals Transfore De Tender of een soortgelijke ambulante forensische zorg ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven;
- wordt verboden om alcohol te gebruiken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Hij wordt verplicht om mee te werken aan eventuele controlemiddelen;
- op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt of laat opnemen of onderhouden met aangeefster [slachtoffer 1] en aangeefster [slachtoffer 2] , zo lang de reclassering dit nodig acht;
- zich niet ophoudt binnen de grenzen van de woonplaatsen van aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zo lang de reclassering dit nodig acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 1.000,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 december 2017);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.000,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 december 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1] , voor een deel van € 900,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Berg, voorzitter, mr. S.K. Huisman en mr. M.C. Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2019.
Mr. Huisman en mr. Bosch zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district Twente, met nummer PL0600-2018175048. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] d.d. 18 december 2017 (pagina’s 47 tot en met 50).
3.Screenopname appberichten, pagina 61.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 april 2018 (pagina 89).
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 april 2018 (pagina’s 84 en 85).
6.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] d.d. 18 december 2017 (pagina 49, tweede alinea). De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 februari 2019.
7.Screenopnames appberichten pagina’s 70 en 75.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] d.d. 27 december 2017 (pagina 80).
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] d.d. 5 januari 2018 (pagina 82).
10.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] dd. 19 januari 2018 (pagina’s 107 en 108) en als bijlage een overzicht van de telefoongesprekken (pagina’s 110 tot en met 113).