ECLI:NL:RBOVE:2019:675

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 februari 2019
Publicatiedatum
21 februari 2019
Zaaknummer
08/080442-18 (P) en 08/955376-13 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen moeder voor bedreiging en mishandeling van kinderen

In deze strafzaak heeft de rechtbank Overijssel op 21 februari 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 35-jarige vrouw uit Almelo. De vrouw werd beschuldigd van het mishandelen van haar kinderen en het beledigen van een gezinsvoogd. De rechtbank heeft de vrouw vrijgesproken van de beschuldiging van mishandeling, omdat niet bewezen kon worden dat zij haar kinderen pijn had gedaan. Er waren wel aanwijzingen dat zij hen soms corrigeerde door middel van een tik, maar dit voldeed niet aan de wettelijke definitie van mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de kinderen niet voldoende bewijs boden voor de tenlastelegging.

Wat betreft de belediging van de gezinsvoogd, heeft de rechtbank vastgesteld dat de vrouw op 1 augustus 2017 beledigende berichten had gestuurd via spraakberichten. De vrouw heeft dit feit bekend en de rechtbank heeft dit als bewezen verklaard. De officier van justitie had een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden geëist, maar de rechtbank heeft een taakstraf van 20 uren opgelegd, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een proeftijd van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar lage intelligentie en de stressvolle situatie waarin zij zich bevond door een gewelddadige ex-partner. De rechtbank benadrukte dat, hoewel de omstandigheden begrijpelijk waren, dit de belediging van de gezinsvoogd niet rechtvaardigde.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/080442-18 (P) en 08/955376-13 (tul)
Datum vonnis: 21 februari 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 februari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.S. de Waard en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. A.R. de Witte, advocaat te Hengelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 29 juli 2017 in Almelo haar twee kinderen heeft mishandeld door hen tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan;
feit 2:op 1 augustus 2017 in Almelo [slachtoffer 1] heeft beledigd door haar spraakberichten te sturen met de woorden “kankerhoer”, “ziek wijf”, “fucking slet”, “gek” en “fucking stinkhoer”.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
zij op of omstreeks 29 juli 2017 te Almelo,
haar kind(eren), [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd en/of lichaam te slaan/stompen;
2
zij op of omstreeks 1 augustus 2017 te Almelo,
opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] , (indirect) in haar tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door haar, door middel van een of meer spraakbericht(en), de woorden toe te voegen: "Kankerhoer" e/of "Ziek wijf" en/of "Fucking slet" en/of "Gek" en/of "Fucking stinkhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit op grond van de verklaringen van de getuigen [slachtoffer 1] en [getuige] , het e-mailbericht van de gezinshuismoeder [naam 1] en het schriftelijk verslag van het vervolggesprek van de gedragswetenschapper [naam 2] wettig en overtuigend bewezen. Verdachte is te ver gegaan in het corrigeren van haar kinderen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte ontkent haar kinderen te hebben mishandeld en dat op grond van het dossier niet duidelijk wordt in welke setting de kinderen hebben verklaard dat moeder hen zou slaan, noch wat zij exact hebben verklaard, behalve dan dat [slachtoffer 3] bij binnenkomst in het gezinshuis, toen hij vijftien minuten in bedwang werd gehouden, het een en ander heeft geroepen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De gezinsvoogd van Jeugdbescherming Overijssel, [slachtoffer 1] , heeft verklaard dat zij van de gezinshuismoeder [naam 1] had gehoord dat op 29 juli 2017 [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ’s avonds zijn teruggekomen in het gezinshuis waar zij woonachtig zijn, nadat zij een nachtje bij hun moeder – verdachte – hadden gelogeerd. [slachtoffer 3] was erg boos en niet direct rustig te krijgen. Op het moment dat hij rustiger werd, zei hij dat mama niet gebeld moest worden, want dan zou ze nog harder slaan. In het gesprek dat daarop volgde vertelde [slachtoffer 3] op vragen waar mama slaat en hoe het kwam, dat hij zijn kleren aan had en [slachtoffer 2] niet, maar dat moeder boos op hem – [slachtoffer 3] – werd en hem op zijn achterhoofd sloeg. [slachtoffer 2] vertelde in eerste instantie dat het niet waar was, maar later vertelde hij dat mama niet zo hard sloeg als dat het klonk. [slachtoffer 3] vertelde dat moeder op de benen of de wang slaat, ook bij [slachtoffer 2] als hij niet luistert, aldus getuige [slachtoffer 1] . Getuige [slachtoffer 1] heeft bij beide kinderen geen letsel geconstateerd.
Vervolgens is het protocol kindermishandeling opgestart door de gezinsvoogd van Jeugdbescherming Overijssel. In het kader daarvan heeft de gezinsvoogd [slachtoffer 1] een gesprek gehad met beide kinderen waarin beide kinderen tegen haar gezegd hebben dat moeder hen slaat. Ook aan de gezinshuisouder [naam 1] en de gedragswetenschapper [naam 2] van Ambiq hebben beide kinderen verteld dat mama hen slaat als zij boos zijn.
Verdachte heeft ontkend dat zij haar kinderen heeft mishandeld. Zij heeft ter zitting verklaard dat zij in het verleden in het kader van de opvoeding als zogenaamde corrigerende tik de kinderen wel eens een draai om de oren heeft gegeven of een veeg tegen het achterhoofd, een tik over de vingers of tegen de benen.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting aanwijzingen naar voren komen dat verdachte haar kinderen in het kader van de opvoeding geregeld fysiek terecht wijst door hen tegen het hoofd of tegen het lichaam te slaan. In het midden kan blijven of de kinderen hierdoor pijn en/of letsel hebben bekomen, zoals het wetsartikel van mishandeling vereist. Op basis van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen dat de verweten handelingen door verdachte hebben plaatsgevonden op of omstreeks 29 juli 2017 zoals is tenlastegelegd. De rechtbank zal verdachte om die reden vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
4.2
Feit 2
De rechtbank komt tot bewezen verklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 februari 2019, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2.
Het proces-verbaal van aangiften van [naam 3] van 16 augustus 2017, pagina’s 11 en 12;
3.
Het proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van 14 augustus 2017, pagina 14.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
2
zij op 1 augustus 2017 te Almelo, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] , (indirect) in haar tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door haar, door middel van spraakbericht, de woorden toe te voegen: "Kankerhoer" en "Ziek wijf" en "Fucking slet" en "Gek" en "Fucking stinkhoer".
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 2
het misdrijf:
eenvoudige belediging.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan die voorwaardelijke gevangenisstraf als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting, voor zover de reclassering beide noodzakelijk acht, worden gekoppeld.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit bij de strafmaat rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte een lage intelligentie heeft, verminderd toerekeningsvatbaar is, uit een gewelddadige relatie komt en anderhalf jaar intensieve behandelingen heeft gevolgd in een blijf-van-mijn-lijfhuis, twee jaar EMDR-therapie heeft gehad, acht keer is verhuisd, overdrachtsmomenten door de gezinsvoogd verkeerd zijn ingeschat en het feit dat de ex van verdachte via de gezinsvoogd het geheime adres van verdachte onder ogen heeft gekregen. Deze laatste omstandigheid heeft gemaakt dat verdachte zo boos is geworden dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan de belediging van de gezinsvoogd. De verdediging verzoekt de rechtbank om verdachte voor dat feit geen straf of maatregel op te leggen. Indien de rechtbank van oordeel is dat dat voor de mishandeling van de kinderen een bewezenverklaring dient te volgen, verzoekt de verdediging de op te leggen straf te beperken tot een taakstraf voor de duur van 80 uren voorwaardelijk met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van de gezinsvoogd. Nadat verdachtes gewelddadige ex – voor wie zij al jaren op de vlucht was – via Jeugdbescherming Overijssel achter haar geheime adres is gekomen en verdachte daadwerkelijk heeft opgezocht en heeft mishandeld, heeft verdachte haar zelfbeheersing verloren en heeft zich, door geluidsfragmenten via WhatsApp te sturen, in krenkende bewoordingen uitgelaten tegen de gezinsvoogd van Jeugdbescherming Overijssel. Hoewel begrijpelijk dat verdachte gezien de omstandigheden boos is, rechtvaardigt dat op geen enkele wijze dat zij haar boosheid op een dergelijke wijze uit. Het getuigt naar het oordeel van de rechtbank van weinig respect voor een ander persoon. De rechtbank neemt daarbij in het bijzonder in aanmerking dat het slachtoffer de gezinsvoogd betrof.
Wat betreft de strafmodaliteit en de hoogte daarvan heeft de rechtbank allereerst rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit in verhouding tot andere strafbare feiten, die tot uitdrukking komen in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht is voor een belediging weliswaar een oriëntatiepunt vastgesteld, maar die doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van het feit, zodat de rechtbank de strafoplegging in soortgelijke zaken in haar overwegingen betrekt.
Wat betreft de persoon van verdachte houdt de rechtbank allereerst rekening met het feit dat verdachte blijkens een haar betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 januari 2019 reeds eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld, zij het niet in het recente verleden. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies. Daaruit komt naar voren dat het leven van verdachte gekenmerkt wordt door problemen op verschillende leefgebieden. Verdachte is niet in staat op eigen benen te staan en zij maakt niet altijd de juiste keuzes. Het psychosociaal functioneren kan dan ook worden aangemerkt als delict gerelateerde criminogene factor. Door middel van een gedwongen kader van Reclassering Nederland zijn hulptrajecten uitgezet die verdachte op weg moeten helpen de regie terug te pakken in haar leven. De aangeboden hulp wordt gezien als beschermende factor.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een taakstraf van na te melden duur moet worden opgelegd. Om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst andermaal aan strafbare feiten schuldig te maken en om de ingeslagen weg van hulptrajecten te continueren, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur moet worden opgelegd waaraan tevens als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling worden gekoppeld.

8.De vordering tenuitvoerlegging

Evenals de officier van justitie heeft gevorderd en de verdediging heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c en 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 2
het misdrijf: eenvoudige belediging;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
voorwaardendat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij de polikliniek Transfore of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
20 (twintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
10 (tien) dagen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
-
wijst afde vordering tot
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 3 februari 2015 met parketnummer 08/955376-13 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. S.M. Milani en mr. M. Melaard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2019.
Buiten staat
Mr. Melaard is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente met registratienummer PL0600-2018235582. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.