ECLI:NL:RBOVE:2019:577

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 februari 2019
Publicatiedatum
19 februari 2019
Zaaknummer
08/770252-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal in vereniging door middel van braak met meerdere woninginbraken

Op 19 februari 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 40-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden voor diefstal in vereniging door middel van braak. De man was samen met een medeverdachte betrokken bij drie woninginbraken in Nijverdal en Rijssen op 19 november 2016, waarbij een aanzienlijke hoeveelheid sieraden en geld werd gestolen. Tijdens de zitting op 5 februari 2019 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. A.C. Waterman, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. M.G.C. van Riet, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft bekend betrokken te zijn geweest bij de inbraak in Nijverdal, maar ontkende de inbraken in Rijssen. De rechtbank heeft echter voldoende bewijs gevonden om de verdachte schuldig te verklaren voor alle drie de feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de inbraken, onder andere door het lenen van een auto en het aanwezig zijn bij de inbraken. De rechtbank heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en rekening gehouden met zijn eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. De rechtbank heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure in overweging genomen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarbij de tijd in verzekering werd meegerekend.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770252-16 (P)
Datum vonnis: 19 februari 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonplaats] ,
nu uah verblijvende in Detentiecentrum Schiphol, HvB,
Duizendbladweg 100 te Badhoevedorp.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 februari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.C. Waterman en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. M.G.C. van Riet, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 19 november 2016 in Nijverdal al dan niet samen met anderen, een woninginbraak aan de [adres 1] heeft gepleegd,
feit 2:op 19 november 2016 in Rijssen, al dan niet samen met anderen, een woninginbraak aan de [adres 2] heeft gepleegd, subsidiair dat hij sieraden heeft geheeld die bij die woninginbraak zijn gestolen,
feit 3:op 19 november 2016 in Rijssen, al dan niet samen met anderen, een woninginbraak aan de [adres 3] heeft gepleegd, subsidiair dat hij een sieraad heeft geheeld dat bij die woninginbraak is gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 19 november 2016, te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 1] , heeft weggenomen
- ( een) (hoeveelheid) geld(bedrag), en/of
- een of meer horloge(s), en/of
- ( een hoeveelheid) (zilveren) munten (geld), en/of
- ( een) (grote) hoeveelheid sieraden,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn /hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 19 november 2016 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] , heeft weggenomen
- een (gouden) horloge (met afbeelding van Mekka en/of ketting), en/of
- een (gouden) ring, en/of
- een doosje met daarin (een() (zilveren) ring(en) (voorzien van robijnsteentjes)
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 19 november 2016 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer goed(eren), te weten
- een (gouden) horloge (met afbeelding van Mekka en/of een ketting), en/of
- een (gouden) ring, en/of
- een doosje met (een) (zilveren) ring(en) (voorzien van robijnsteentjes)
heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij op of omstreeks 19 november 2016 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen
- een (zilveren) horloge (merk: DKNY), en/of
- een (gouden) ring (met inscriptie “ [tekst 1] ”), en/of
- een (gouden) armband (met naam “ [naam 3] ” en blauwe steen), en/of
- een (zilveren) (bedel)armband (met hart- en/of lieveheersbeestjesbedel(s)), en/of
- een set (gouden) kinderoorbellen (met roze steen), en/of
- een set (gouden) kinderoorbellen (met paarse vlinder), en/of
- een set (zilveren) oorbellen (met wit bloempje), en/of
- een set (gouden) kinderoorbellen (met zwart/wit Turks oog), en/of
- een set (zilveren) kinderoorbellen (met roze vlinder), en/of
- een set (zilveren) kinderoorbellen (met paarse uil), en/of
- een set (zilveren) kinderoorbellen (met rood lieveheersbeestje), en/of
- een set (zilveren) kinderoorbellen (met roze hartje), en/of
- een set (zilveren) kinderoorbellen (met roze/rode hartjes), en/of
- een set (zilveren) kinderoorbellen (met roze cupcake), en/of
- vijf, althans een of meer, Turkse (gouden) munten op Wit kussen,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
ALTHANS, voor zover voor liet vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 19 november 2016 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten
- een (gouden) armband (met naam “ [naam 3] ” en blauwe steen), en/of
heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank nu verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft bekend. Ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft de verdediging voor zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde vrijspraak bepleit.
Volgens de verdediging kan niet bewezen worden dat verdachte heeft ingebroken in de woningen te Rijssen. Het schoenspoor dat bij de woning aan de [adres 3] is aangetroffen en dat overeenkomsten vertoont met de schoenen van verdachte, is onvoldoende specifiek. Verder heeft verdachte over de schroevendraaier die bij hem is aangetroffen verklaard dat deze in een tasje zat dat hij pas in de tuin van de woning in Nijverdal heeft gekregen. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte dat tasje eerder had. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte wist van de in de auto aangetroffen goederen. De goederen kunnen in de auto zijn gelegd zonder dat verdachte dat heeft gezien; het was immers al donker op de tijdstippen van de inbraken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 1 tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen vermeld in de bijlage.
Ten aanzien van feiten 2 en 3
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Door [naam 2] en [naam 4] is aangifte gedaan van inbraak in hun woningen in Rijssen op 19 november 2016. Uit hun woningen zijn diverse sieraden weggenomen.
Verdachte en een medeverdachte zijn op 19 november 2016 aangehouden na een melding van een woninginbraak aan de [adres 1] in Nijverdal. Verdachte heeft de hem onder 1 tenlastegelegde woninginbraak aan de [adres 1] bekend. De inbraken in de twee woningen in Rijssen heeft hij ontkend.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke
uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met
medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van
inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor
medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele
bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de
intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de
uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens
aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe
geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak voor of na het
strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering
van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door
een grote(re) rol in de voorbereiding. [1]
De rechtbank is van oordeel dat verdachtes bijdrage aan het onder 2 en 3 tenlastegelegde er onder meer in heeft bestaan dat hij, samen met twee medeverdachten, vanuit Lelystad naar Rijssen is gereden met de vooraf gemaakte afspraak om in te breken. Met dat doel heeft verdachte de BMW X5 van zijn neef geleend en heeft hij die auto op 19 november 2016 bestuurd. In Rijssen is hij gestopt bij een woning. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij het niet uitsluit dat hij uit de auto is gestapt. In de tuin van de woning aan de [adres 3] zijn schoensporen aangetroffen die overeenkomen met de schoenen van verdachte. Ook is bij de aanhouding van verdachte een schroevendraaier bij hem aangetroffen, waarvan uit sporenonderzoek aannemelijk is geworden dat daarmee de woning aan de [adres 3] is opengebroken. Verder zijn de sieraden die uit beide woningen in Rijssen zijn weggenomen, aangetroffen in de middenconsole van de BMW X5. Over zijn medeverdachten heeft verdachte niet willen verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met de hiervoor genoemde wetenschap dat het voornemen bestond om te gaan inbreken, een auto heeft geleend van zijn neef. In die auto zijn de goederen aangetroffen die bij de inbraken in de woningen in Rijssen zijn buitgemaakt. Bovendien bleek verdachte bij zijn aanhouding na de inbraak in Nijverdal in het bezit van de schroevendraaier die is gebruikt om de woning aan de [adres 3] in Rijssen open te breken, en zijn bij die woning ook sporen aangetroffen die overeenstemmen met zijn schoenen. Dit voorgaande brengt mee dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de inbraken in de beide woningen in Rijssen. Die bijdrage was dermate significant dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van medeplegen in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 19 november 2016, te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen
- geld, en
- horloges, en
- munten, en
- een hoeveelheid sieraden,
toebehorende aan [naam 1] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen en dat geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
2.
op 19 november 2016 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] , heeft weggenomen
- een gouden horloge met afbeelding van Mekka en ketting, en
- een gouden ring, en
- een doosje met daarin zilveren ringen, voorzien van robijnsteentjes,
toebehorende aan [naam 2] , waarbij zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
3.
op 19 november 2016 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen
- een zilveren horloge merk: DKNY, en
- een gouden ring met inscriptie “ [tekst 1] ”, en
- een gouden armband met naam “ [naam 3] ” en blauwe steen, en
- een zilveren bedelarmband met hart- en/of lieveheersbeestjesbedel, en
- een set gouden kinderoorbellen met roze steen, en
- een set gouden kinderoorbellen met paarse vlinder, en
- een set zilveren oorbellen met wit bloempje, en
- een set gouden kinderoorbellen met zwart/wit Turks oog, en
- een set zilveren kinderoorbellen met roze vlinder, en
- een set zilveren kinderoorbellen met paarse uil, en
- een set zilveren kinderoorbellen met rood lieveheersbeestje, en
- een set zilveren kinderoorbellen met roze hartje, en
- een set zilveren kinderoorbellen met roze/rode hartjes, en
- een set zilveren kinderoorbellen met roze cupcake, en
- vijf Turkse gouden munten op wit kussen,
toebehorende aan [naam 4] , waarbij zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 primair en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 311 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op ten aanzien van feit 1, feit 2 primair en feit 3 primair: telkens het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldigen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, waarbij rekening is gehouden met het tijdsverloop in deze zaak.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met artikel 63 Sr nu verdachte bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 4 december 2018 is veroordeeld voor meerdere vermogensdelicten.
Ook dient volgens de verdediging rekening te worden gehouden met het onverklaarbare tijdsverloop. De verdediging heeft het opleggen van een maximale taakstraf bepleit, zodat verdachte met het verrichten van een taakstraf na het einde van de detentie die hij nu op grond van genoemd vonnis ondergaat, zijn leven weer kan oppakken.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van drie woninginbraken. Woninginbraken veroorzaken materiële schade en hinder voor de benadeelden. Daarnaast worden de bewoners in hun persoonlijke levenssfeer aangetast, nu een woning bij uitstek een plaats is waar men zich veilig hoort te kunnen voelen. Ook brengt dit soort feiten in het algemeen gevoelens van onbehagen en onveiligheid in de samenleving teweeg. Gebleken is dat de woningen van aangevers geheel overhoop waren gehaald nadat verdachten binnen waren geweest. Verdachte heeft door zijn handelen blijk gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
Uit het strafblad van verdachte is gebleken dat verdachte op 4 december 2018 is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren waarvan een jaar voorwaardelijk voor vermogensdelicten. Hierdoor is het bepaalde in artikel 63 Sr van toepassing, zodat de rechtbank daar rekening mee houdt.
De rechtbank houdt ook rekening met het tijdsverloop in deze zaak. Als uitgangspunt geldt dat een verdachte er recht op heeft dat hij wordt berecht binnen een redelijke termijn, te rekenen vanaf het moment dat hij in redelijkheid mag verwachten dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit een strafvervolging zal worden ingesteld. Als vuistregel kan in zaken als de onderhavige worden aangenomen dat het strafgeding met een einduitspraak moet zijn afgerond binnen twee jaar nadat deze redelijke termijn is gaan lopen, afgezien van bijzondere omstandigheden die een langere duur rechtvaardigen. De rechtbank stelt vast dat verdachte op 20 november 2016 voor het onder 1 bewezenverklaarde in verzekering is gesteld en dat op die datum de redelijke termijn is gaan lopen. Verdachte is op 11 januari 2019 gedagvaard voor de zitting in deze zaak van 5 februari 2019. Op 19 februari 2019 wijst de rechtbank vonnis. In dit geval bedraagt de overschrijding van de redelijke termijn drie maanden. Een verklaring voor deze termijnoverschrijding heeft de officier van justitie niet kunnen geven en is de rechtbank niet gebleken.
Alles afwegende en gelet op de termijnoverschrijding is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van de straf zoals door de officier van justitie geëist, passend en geboden is.
Gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten ziet de rechtbank voor het opleggen van een taakstraf als door de verdediging bepleit, geen aanleiding.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Onder verdachte is een geldbedrag (totaal € 50,--) en een biljet van fl. 5,-- in beslag genomen.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van een bedrag van € 30,-- en van het biljet van fl. 5,--, aangezien het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van een bedrag van € 20,-- aan mevrouw
[naam 1] , die de rechthebbende is van dit bedrag.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
1, 2 primair en 3 primair: telkens het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldigen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 primair en 3 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave van een bedrag van € 20,-- aan [naam 1] ;
- gelast de teruggave van een bedrag van € 30,-- en een biljet van fl. 5,-- aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, mr. S.K. Huisman en
mr. M.A.M. Essed, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2019.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Eenheid Oost-Nederland, Districtsrecherche, met nummers [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3] van 14 april 2017. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1.
1.
Het proces-verbaal van de zitting van 5 februari 2019 voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid Sv.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van 20 november 2016 (pag. 137 van het dossier) voor zover inhoudende de verklaring van aangever [naam 1] .
Feiten 2 en 3.
3.
Een proces-verbaal van aangifte van 25 november 2016 (pag. 195 van het dossier), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [naam 2] , zakelijk weergegeven:
Ik woon aan de [adres 2] te Rijssen.
Op 19 november 2016, omstreeks 16.00 uur, zijn mijn vrouw en ik naar de verjaardag van onze kleinzoon gegaan. Wij hebben toen onze woning slotvast afgesloten.
Omstreeks 22.10 uur kwamen wij terug bij de woning. Bij binnenkomst zag ik dat in de woonkamer diverse laden openstonden. Op de eerste verdieping zag ik dat de vlizotrap naar beneden was gehaald en dat de slaapkamers overhoop waren gehaald. Wij hadden op de eerste verdieping ook alle kasten slotvast afgesloten. Ik zag dat deze met geweld los waren gehaald. Ik zag dat de achterdeur niet was afgesloten en dat de schuifdeur daar achter ook openstond.
Men heeft het cilinderslot bij de achterdeur eruit getrokken.
Ik mis een zakhorloge met daarop afgebeeld Mekka, een gouden ring en een doosje met zilveren ringen met verschillende robijnsteentjes boven op de ringen.
4.
Een proces-verbaal van aangifte van 25 november 2016 (pag. 229 van het dossier), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [naam 4] , zakelijk weergegeven:
Achternaam : [naam 3]
Voornamen : [naam 3]
(…)
Adres: [adres 3]
Plaats: Rijssen
Ik doe aangifte van diefstal uit mijn woning.
Op 19 november 2016, omstreeks 18.00 uur, heb ik mijn woning verlaten. Ik heb mijn woning slotvast afgesloten. Omstreeks 22.15 kwam ik weer bij mijn woning. Ik zag dat de deurhaak aan de binnenkant vast zat. Ik ben naar de achterkant van mijn woning gelopen. Ik zag dat de achterdeur openstond. Ik zag dat er schade aan mijn achterdeur was. Ook zag ik dat er schade aan het deurkozijn zat.
Toen ik in de keuken kwam, zag ik dat er kasten openstonden. Hierop ben ik de woonkamer in gelopen en zag dat daar ook allerlei kasten openstonden. Boven zag ik dat de slaapkamers doorzocht waren. Op zolder zag ik ook dat er allerlei kasten waren doorzocht.
Hierbij werden de goederen, zoals genoemd op de bijlage goederen, weggenomen.
5.
Bijlage bij het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] (pag. 231 van het dossier)
“Bijlage goederen”
Horloge
DKNY
Zilveren dameshorloge
1. gouden ring met inscriptie ‘Gerlinde 5-5-01/23-11-07’
Gouden kinderarmband met naam [naam 3] op een blauwe steen
Zilveren bedelarmband met een hart bedel, een liefheersbeestje
1. set gouden kinderoorbel met roze steen
1. set gouden kinderoorbellen met paarse vlinder
1. set zilveren oorbel met wit bloempje op
5 stuks Turkse goudmuntjes op wit kussen
1. set gouden kinderoorbel met Turks oog, kleur wit/zwart
1. set zilveren kinderoorbel met donker roze vlinder
1. set zilveren kinderoorbel met paarse uil
1. set zilveren kinderoorbel met liefheersbeestje kleur rood
1. set zilveren kinderoorbel met roze hartje
1. set zilveren kinderoorbel met roze, rode hartjes
1. set zilveren kinderoorbel met roze cupcake.
6.
Het proces-verbaal van de zitting van 5 februari 2019, onder meer inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 19 november 2016 was ik met twee andere mannen in Nijverdal en in Rijssen. Wij waren met de auto van mijn neef. Ik was de bestuurder van de auto. We zijn eerst naar Rijssen gereden en daarna naar Nijverdal. Een van de andere mannen heeft het plan gemaakt om in woningen in te breken.
Ik ben met de auto in Rijssen geweest. Ik heb daar ook gestopt.
U, voorzitter, houdt mij voor dat in de tuin bij de woning aan de [adres 3] in Rijssen schoensporen zijn aangetroffen die overeenkomen met mijn schoenen. U vraagt mij hoe die schoensporen daar komen. Het zou best kunnen dat ik daar uit de auto ben gestapt.
In Rijssen heb ik van een de mannen een schroevendraaier gekregen.
7.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 22 november 2016 (pag. 68 van het dossier), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
O: Verdachte vraagt aan verbalisanten hoe het zit met zijn auto.
V: Welke auto bedoel je?
A: BMW X5
V: Is dit jouw auto dan?
A: Deze is van mijn neefje.
(…)
V: Was jij degene die reed?
A: Ja
(…)
V: De BMW waar je net over sprak, weet je daar het kenteken van?
A: [kenteken] . (…)
8.
Het proces-verbaal “vergelijkend werktuigsporenonderzoek” van 20 februari 2017 van
[verbalisant 1] (pag. 18 van het dossier), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ten gevolge van de beschadigingen en de slijpsporen in de werktuigen [A] en [C] kunnen de hiermee vervaardigde proefsporen als karakteristiek voor deze werktuigen worden beschouwd.
Aan de hand van het vergelijkend werktuigsporenonderzoek concludeer ik dat:
-de afgevormde werktuigsporen [1], afgevormd bij een woning aan de [adres 1] te Nijverdal zijn veroorzaakt met breekijzer [C],
-de afgevormde indruksporen [2.1], afgevormd bij een woning aan de [adres 3] te Rijssen, zijn veroorzaakt met schroevendraaier [A].
-de afgevormde kraslijnenbeelden [2.2], afgevormd bij een woning aan de [adres 3] te Rijssen, waarschijnlijk zijn veroorzaakt met schroevendraaier [A].
9.
Het proces-verbaal van bevindingen van 9 december 2016 van [verbalisant 2] (pag. 21 van het dossier), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Door mij werd een onderzoek ingesteld in de inbeslaggenomen BMW X5 voorzien van het kenteken [kenteken] .
Ik zag dat er in de middensconsole van de auto een aantal sieraden lag.
De volgende sieraden lagen in de middenconsole.
- een oorhanger
- een horloge in de vorm van een hanger
- een armband voorzien van de naam [naam 3]
- een dunne ketting voorzien van hangertje (in de vorm van een bloem)
- een ring met de inscriptie [tekst 2]
Bovenstaande goederen zijn herkend door aangever [naam 3] (jr) van de [adres 3] te Rijssen.
- een doorzichtig doosje met 28 ringen
- doosje met 9 ringen, zitten in een doorzichtig doosje.
- ring kleur (5 steentjes)
- twee oorbelletjes.
Bovenstaande goederen werden herkend door aangever [naam 2] (sr) van de [adres 2] te Rijssen. Deze goederen lagen op de achterbank van de BMW.
10.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] van 25 november 2016 (pag. 23 van het dossier), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb aangifte gedaan van inbraak in onze woning.
Deze goederen zijn aan mij getoond. Het ging hier om een armband met de naam van [naam 3] . Ik herken deze aan de naam en aan de kleur van de ketting. Ook een hanger herken ik aan de kleur.
Deze goederen lagen in het juwelenkistje van mijn dochter.
De ring die u mijn toont met de naam [tekst 2] komt uit
de woning van mijn ouders. Ook de hanger met daaraan het horloge komt uit de woning van mijn ouders. Ik zal mijn vader bellen en zal hem vragen om een beschrijving te
geven van de hanger.
Opmerking: Door de zoon is gebeld met zijn vader.
De beschrijving die de vader gaf van de hanger met het horloge, komt overeen met de hanger die door u aan mij is getoond. De hanger had de vader meegenomen toen hij op pelgrimstocht is geweest.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474 en Hoge Raad 24 maart 2015,