ECLI:NL:RBOVE:2019:576

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 februari 2019
Publicatiedatum
19 februari 2019
Zaaknummer
08/770253-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal in vereniging door middel van braak met gevangenisstraf en voorwaardelijke straf

Op 19 februari 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 28-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De man was betrokken bij drie woninginbraken in Nijverdal en Rijssen op 19 november 2016, waarbij hij samen met een medeverdachte sieraden en geld heeft gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging door middel van braak. Tijdens de rechtszaak werd de vordering van de officier van justitie, mr. A.C. Waterman, behandeld, evenals de verdediging door zijn raadsvrouw, mr. E.P.H. van Esser. De rechtbank achtte de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen, ondanks het beroep van de verdachte op zijn zwijgrecht. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan de gepleegde inbraken, wat leidde tot de veroordeling. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en besloot tot een gevangenisstraf met een voorwaardelijk deel, gezien de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770253-16 (P)
Datum vonnis: 19 februari 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 februari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.C. Waterman en van hetgeen door de gemachtigde raadsvrouw mr. E.P.H. van Esser, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 19 november 2016 in Nijverdal al dan niet samen met anderen, een woninginbraak aan de [adres 2] heeft gepleegd,
feit 2:op 19 november 2016 in Rijssen, al dan niet samen met anderen, een woninginbraak aan de [adres 3] heeft gepleegd, subsidiair dat hij sieraden heeft geheeld die bij die woninginbraak zijn gestolen,
feit 3:op 19 november 2016 in Rijssen, al dan niet samen met anderen, een woninginbraak aan de [adres 4] heeft gepleegd, subsidiair dat hij een sieraad heeft geheeld dat bij die woninginbraak is gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 19 november 2016, te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 2] , heeft weggenomen
- ( een) (hoeveelheid) geld(bedrag), en/of
- een of meer horloge(s), en/of
- ( een hoeveelheid) (zilveren) munten (geld), en/of
- ( een) (grote) hoeveelheid sieraden,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn /hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 19 november 2016 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] , heeft weggenomen
- een (gouden) horloge (met afbeelding van Mekka en/of ketting), en/of
- een (gouden) ring, en/of
- een doosje met daarin (een() (zilveren) ring(en) (voorzien van robijnsteentjes)
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 19 november 2016 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer goed(eren), te weten
- een (gouden) horloge (met afbeelding van Mekka en/of een ketting), en/of
- een (gouden) ring, en/of
- een doosje met (een) (zilveren) ring(en) (voorzien van robijnsteentjes)
heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij op of omstreeks 19 november 2016 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een woning gelegen aan de [adres 4] heeft weggenomen
- een (zilveren) horloge (merk: DKNY), en/of
- een (gouden) ring (met inscriptie “ [tekst 1] ”), en/of
- een (gouden) armband (met naam “ [naam 3] ” en blauwe steen), en/of
- een (zilveren) (bedel)armband (met hart- en/of lieveheersbeestjesbedel(s)), en/of
- een set (gouden) kinderoorbellen (met roze steen), en/of
- een set (gouden) kinderoorbellen (met paarse vlinder), en/of
- een set (zilveren) oorbellen (met wit bloempje), en/of
- een set (gouden) kinderoorbellen (met zwart/wit Turks oog), en/of
- een set (zilveren) kinderoorbellen (met roze vlinder), en/of
- een set (zilveren) kinderoorbellen (met paarse uil), en/of
- een set (zilveren) kinderoorbellen (met rood lieveheersbeestje), en/of
- een set (zilveren) kinderoorbellen (met roze hartje), en/of
- een set (zilveren) kinderoorbellen (met roze/rode hartjes), en/of
- een set (zilveren) kinderoorbellen (met roze cupcake), en/of
- vijf, althans een of meer, Turkse (gouden) munten op Wit kussen,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
ALTHANS, voor zover voor liet vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 19 november 2016 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten
- een (gouden) armband (met naam “ [naam 3] ” en blauwe steen), en/of
heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 19 november 2016 is ingebroken in twee woningen in Rijssen en in een woning in
Nijverdal. Verdachte is kort na de woninginbraak in Nijverdal aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij die inbraak. Gevraagd naar een verklaring voor zijn aanwezigheid in Nijverdal heeft verdachte gezegd dat hij uit Lelystad komt en met de trein naar Nijverdal was gekomen. Geconfronteerd met de mogelijkheid dat dat aan de hand van de pingegevens van verdachte controleerbaar was, heeft verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht en heeft hij verzocht om zijn advocaat. Bij verdere verhoren door de politie is verdachte zich blijven beroepen op zijn zwijgrecht.
Kort voor de aanhouding van verdachte is medeverdachte [medeverdachte] aangehouden. De medeverdachte heeft bekend dat hij in de woning aan de [adres 2] in Nijverdal heeft ingebroken. Bij zijn fouillering zijn schroevendraaiers, een tweetal horloges, enkele zegelringen en oud Nederlands brief- en muntgeld aangetroffen. Ook is een door de medeverdachte weggegooid bakje met muntgeld teruggevonden. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij op 19 november 2016 vanuit Lelystad was vertrokken met twee andere mannen. Een van de mannen, door medeverdachte [medeverdachte] ‘ [naam 5] ’ genoemd, had het plan om in te breken en die [naam 5] wist de route.
[medeverdachte] is de hele dag met de mannen op pad geweest in de BMW X5 die hij van zijn neef had geleend. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verder verklaard dat hij verdachte kent en dat hij, verdachte, er ook bij was, maar [medeverdachte] wil niet verklaren waar hij verdachte van kent. De derde man was volgens de medeverdachte voornoemde [naam 5] .
In de BMW X5, die in de buurt van de [adres 2] werd aangetroffen, bevonden zich in de middenconsole van de auto sieraden die zijn herkend door de aangevers [naam 2] en
[naam 4] , eigenaren van de woningen in Rijssen. Verder zijn bij de woning aan de [adres 4] in Rijssen braaksporen aangetroffen waarvan aannemelijk is dat die zijn toegebracht met de schroevendraaier die tijdens de fouillering bij medeverdachte
[medeverdachte] is aangetroffen.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke
uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met
medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van
inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor
medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele
bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de
intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de
uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens
aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe
geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak voor of na het
strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering
van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door
een grote(re) rol in de voorbereiding. [1] De rechtbank is op grond van het hiervoor overwogene van oordeel dat verdachtes bijdrage aan het tenlastegelegde er onder meer in heeft bestaan dat hij samen met de twee medeverdachten vanuit Lelystad naar Rijssen is gereden met de vooraf gemaakte afspraak om in te breken. Medeverdachte [medeverdachte] heeft daarvoor de BMW X5 van zijn neef geleend en hij was de bestuurder van die auto. Deze medeverdachte heeft verklaard dat hij die dag met verdachte en een derde man (voornoemde [naam 5] ) is geweest. In de auto waarmee zij die dag hebben rondgereden zijn in de middenconsole de sieraden aangetroffen die uit de woningen in Rijssen zijn weggenomen.
Verdachte is in Nijverdal aangetroffen, komende uit de richting waar getuigen een van de inbrekers hebben zien wegrennen, terwijl hij aan het signalement van een van hen voldeed. Hij bevond zich niet ver van waar de eveneens in Lelystad woonachtige medeverdachte
[medeverdachte] , die betrokkenheid bij de inbraak in Nijverdal heeft bekend. Verdachte heeft ervoor gekozen om te zwijgen, daar waar de omstandigheden van zijn aanwezigheid in Nijverdal om een verklaring vragen. Ter terechtzitting is verdachte niet verschenen, zodat ook daar geen verklaring van hem kon worden verkregen.
De rechtbank acht het bij de waardering van de overtuigende kracht van de
bewijsmiddelen van belang dat verdachte zich steeds op zijn zwijgrecht heeft
beroepen en voorts geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft
gegeven voor zijn aanwezigheid in Nijverdal. De rechtbank acht die omstandigheid redengevend voor het bewijs van de aanwezigheid van verdachte op de plaatsen delict. De rechtbank wijst in dat verband op de proceshouding van verdachte tijdens zijn verhoren bij de politie en de rechter-commissaris.
De bescherming tegen zelfbeschuldiging die is gebaseerd op artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM), staat er niet aan in de weg dat het stilzwijgen van een verdachte in een situatie die schreeuwt om een (nadere) verklaring, meeweegt bij de beoordeling van de overtuigende kracht van het bewijs van zijn betrokkenheid bij het tenlastegelegde. Ook volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) kan het stilzwijgen van een verdachte onder omstandigheden bijdragen aan zijn veroordeling. De Hoge Raad tenslotte staat weliswaar niet toe dat het stilzwijgen als direct zelfstandig bewijsmiddel wordt gebruikt, maar accepteert wel dat het een onderdeel kan zijn van de bewijsoverwegingen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het verdachte is geweest die zich, samen met de medeverdachte [medeverdachte] en een derde man, schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde woninginbraken en dat hij een dermate significante bijdrage daaraan heeft geleverd dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van medeplegen in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 19 november 2016, te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen
- geld, en
- horloges, en
- munten, en
- een hoeveelheid sieraden,
toebehorende aan [naam 1] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen en dat geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
2.
op 19 november 2016 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] , heeft weggenomen
- een gouden horloge met afbeelding van Mekka en ketting, en
- een gouden ring, en
- een doosje met daarin zilveren ringen, voorzien van robijnsteentjes,
toebehorende aan [naam 2] , waarbij zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
3.
op 19 november 2016 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een woning gelegen aan de [adres 4] heeft weggenomen
- een zilveren horloge merk: DKNY, en
- een gouden ring met inscriptie “ [tekst 1] ”, en
- een gouden armband met naam “ [naam 3] ” en blauwe steen, en
- een zilveren bedelarmband met hart- en/of lieveheersbeestjesbedel, en
- een set gouden kinderoorbellen met roze steen, en
- een set gouden kinderoorbellen met paarse vlinder, en
- een set zilveren oorbellen met wit bloempje, en
- een set gouden kinderoorbellen met zwart/wit Turks oog, en
- een set zilveren kinderoorbellen met roze vlinder, en
- een set zilveren kinderoorbellen met paarse uil, en
- een set zilveren kinderoorbellen met rood lieveheersbeestje, en
- een set zilveren kinderoorbellen met roze hartje, en
- een set zilveren kinderoorbellen met roze/rode hartjes, en
- een set zilveren kinderoorbellen met roze cupcake, en
- vijf Turkse gouden munten op wit kussen,
toebehorende aan [naam 4] , waarbij zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op ten aanzien van feit 1, feit 2 primair en feit 3 primair: telkens het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldigen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een strafoplegging rekening moet worden gehouden met het tijdsverloop in deze zaak en dat verdachte sindsdien geen strafbare feiten heeft gepleegd. De raadsvrouw acht een taakstraf passend; de verdachte is bereid een taakstraf te verrichten.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van drie woninginbraken. Woninginbraken veroorzaken materiële schade en hinder voor de benadeelden. Daarnaast worden de bewoners in hun persoonlijke levenssfeer aangetast, nu een woning bij uitstek een plaats is waar men zich veilig hoort te kunnen voelen. Ook brengt dit soort feiten in het algemeen gevoelens van onbehagen en onveiligheid in de samenleving teweeg. Gebleken is dat de woningen van aangevers geheel overhoop waren gehaald nadat verdachten binnen waren geweest. Verdachte heeft door zijn handelen blijk gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen en heeft kennelijk enkel gehandeld uit financieel gewin.
Als uitgangspunt geldt dat een verdachte er recht op heeft dat hij wordt berecht binnen een redelijke termijn, te rekenen vanaf het moment dat hij in redelijkheid mag verwachten dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit een strafvervolging zal worden ingesteld. Als vuistregel kan in zaken als de onderhavige worden aangenomen dat het strafgeding met een einduitspraak moet zijn afgerond binnen twee jaar nadat deze redelijke termijn is gaan lopen, afgezien van bijzondere omstandigheden die een langere duur rechtvaardigen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 20 november 2016 voor het onder 1 bewezenverklaarde in verzekering is gesteld en dat op die datum de redelijke termijn is gaan lopen. Verdachte is op 11 januari 2019 gedagvaard voor de zitting in deze zaak van
5 februari 2019. Op 19 februari 2019 wijst de rechtbank vonnis. In dit geval bedraagt de overschrijding van de redelijke termijn drie maanden. Een verklaring voor deze termijnoverschrijding heeft de officier van justitie niet kunnen geven en is de rechtbank niet gebleken.
Alles afwegende en gelet op de termijnoverschrijding is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van de straf zoals door de officier van justitie geëist, passend en geboden is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 primair en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
1, 2 primair en 3 primair: telkens het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldigen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 primair en 3 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, mr. S.K. Huisman en
mr. M.A.M. Essed, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2019.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Eenheid Oost-Nederland, Districtsrecherche, met nummers [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3] van 14 april 2017. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van 20 november 2016 (pag. 137 van het dossier) voor zover inhoudende de verklaring van aangever [naam 1] .
Mijn naam is [naam 1] . Ik ben eigenaar van de [adres 2] te Nijverdal.
Ik ben 18 november rond half drie vertrokken naar mijn dochter die woonachtig is in Doorn. Ik zou daar het weekend verblijven. Ik heb mijn woning slotvast afgesloten toen ik weg ging.
Op 20 november kreeg ik van mijn dochter te horen dat er was ingebroken in mijn woning. Mijn dochter was gebeld door mijn buurman die woonachtig is op [nummer 4] Hij vertelde dat er op 19 november was ingebroken in mijn woning en dat de politie is geweest.
Ik heb mijn woning bekeken. Ik zag dat er schade was aan het kozijn van de achterdeur en aan de deur zelf. Verder zag ik dat mijn buitenlamp met bewegingsmelder van de muur af
was getrokken en kapot was gemaakt.
In de woning zag ik dat in elke ruimte kasten en laatjes open waren getrokken. De inbrekers zijn mijn hele huis door geweest en hebben er een bende van gemaakt. Ik zag dat een rood portemonneetje dat ik beneden in de kast in de woonkamer bewaar leeg gehaald was. Hier zaten twee briefjes van vijftig euro en een briefje van 20 euro in.
Verder zag ik dat op de slaapkamer een tweetal horloges weggenomen waren.
U laat mij een fotoblad zien met daarop goederen die u aangetroffen heeft.
Het doorzichtige bakje met muntgeld was van mij.
Ook het zilveren armbandje op de foto is van mij.
Tenslotte herken ik ook de horloges van de foto. Dit betreffen de herenhorloges die ik hierboven beschreven heb. Die bewaarde ik op mijn slaapkamer in een kastje. Deze
slaapkamer bevindt zich vanaf de trap gezien aan de overzijde van de gang, aan de
zijkant van de woning.
2.
Een proces-verbaal van aangifte van 25 november 2016 (pag. 195 van het dossier), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [naam 2] , zakelijk weergegeven:
Ik woon aan de [adres 3] te Rijssen.
Op 19 november 2016, omstreeks 16.00 uur, zijn mijn vrouw en ik naar de verjaardag van onze kleinzoon gegaan. Wij hebben toen onze woning slotvast afgesloten.
Omstreeks 22.10 uur kwamen wij terug bij de woning. Bij binnenkomst zag ik dat in de woonkamer diverse laden openstonden. Op de eerste verdieping zag ik dat de vlizotrap naar beneden was gehaald en dat de slaapkamers overhoop waren gehaald. Wij hadden op de eerste verdieping ook alle kasten slotvast afgesloten. Ik zag dat deze met geweld los waren gehaald. Ik zag dat de achterdeur niet was afgesloten en dat de schuifdeur daar achter ook openstond.
Men heeft het cilinderslot bij de achterdeur eruit getrokken.
Ik mis een zakhorloge met daarop afgebeeld Mekka, een gouden ring en een doosje met zilveren ringen met verschillende robijnsteentjes boven op de ringen.
3.
Een proces-verbaal van aangifte van 25 november 2016 (pag. 229 van het dossier), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [naam 4] , zakelijk weergegeven:
Achternaam : [naam 4]
Voornamen : [naam 4]
(…)
Adres: [adres 4]
Plaats: Rijssen
Ik doe aangifte van diefstal uit mijn woning.
Op 19 november 2016, omstreeks 18.00 uur, heb ik mijn woning verlaten. Ik heb mijn woning slotvast afgesloten. Omstreeks 22.15 kwam ik weer bij mijn woning. Ik zag dat de deurhaak aan de binnenkant vast zat. Ik ben naar de achterkant van mijn woning gelopen. Ik zag dat de achterdeur openstond. Ik zag dat er schade aan mijn achterdeur was. Ook zag ik dat er schade aan het deurkozijn zat.
Toen ik in de keuken kwam, zag ik dat er kasten openstonden. Hierop ben ik de woonkamer in gelopen en zag dat daar ook allerlei kasten openstonden. Boven zag ik dat de slaapkamers doorzocht waren. Op zolder zag ik ook dat er allerlei kasten waren doorzocht.
Hierbij werden de goederen, zoals genoemd op de bijlage goederen, weggenomen.
4.
Bijlage bij het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] (pag. 231 van het dossier)
“Bijlage goederen”
Horloge
DKNY
Zilveren dameshorloge
1. gouden ring met inscriptie ‘ [tekst 1] ’
Gouden kinderarmband met naam [naam 3] op een blauwe steen
Zilveren bedelarmband met een hart bedel, een liefheersbeestje
1. set gouden kinderoorbel met roze steen
1. set gouden kinderoorbellen met paarse vlinder
1. set zilveren oorbel met wit bloempje op
5 stuks Turkse goudmuntjes op wit kussen
1. set gouden kinderoorbel met Turks oog, kleur wit/zwart
1. set zilveren kinderoorbel met donker roze vlinder
1. set zilveren kinderoorbel met paarse uil
1. set zilveren kinderoorbel met liefheersbeestje kleur rood
1. set zilveren kinderoorbel met roze hartje
1. set zilveren kinderoorbel met roze, rode hartjes
1. set zilveren kinderoorbel met roze cupcake.
6.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 19 november 2016 (pag. 163 van het dossier), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 19 november 2016 om ongeveer 19.30 uur was ik samen met mijn man in onze woning aan de [adres 5] te Nijverdal. Dit is een hoekwoning en naast ons ligt de woning van buurvrouw [naam 1] . Zij heeft mij gisteren verteld dat ze dit weekeinde niet thuis was en zondagavond zou terug komen.
Ik bevond mij om ongeveer 19.30 uur boven in mijn woning en had goed zicht op de woning van de buurvrouw. Ik hoorde toen dat de schuifdeur (…) open of dicht werd geschoven en dit trok mijn aandacht. Even later zag ik dat er boven bij de buurvrouw geschenen werd met een zaklicht. In de woning was het verder helemaal donker dus dit viel direct op. Ik heb toen mijn man geroepen en die is toen naar boven gekomen. Ook hij zag dat er zowel boven als beneden werd geschenen met zaklampen. Mijn man heeft toen onmiddellijk 112 gebeld. Ik zag dat drie personen van de oprit van de buurvrouw wegliepen. Ik zag dat deze drie personen in het donker gekleed waren en dat een van hen een mutsje op had.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 20 november 2016 onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 19 november 2016 zag ik dat drie voor mij onbekende mannen de oprit van de [adres 2] afliepen. Ik heb mij toen met luide stem kenbaar gemaakt als politieambtenaar en heb de mannen gemaand stil te blijven staan. Ik zag toen dat de mannen zicht direct omdraaiden en er vandoor renden. Hierop werden zij voor mij verdachten van de woninginbraak aan de [adres 2] te Nijverdal.
Ik zag toen de mannen wegrenden dat een van de mannen een paar zwarte handschoentjes van zich afgooide ter hoogte van [adres 2] . Ik zag dat de derde man een bakje van zich afgooide. Ik hoorde dat dit bakje enig gewicht in zich had, omdat het met een hard geluid op de grond belandde.
Ik zag dat de dikke man linksaf het [park] in ging en de man met normaal postuur rechtsaf. Ik zag dat de man met normaal postuur een donkere tas bij zich droeg en ik besloot achter deze man aan te rennen.
Ik heb hem nogmaals toegeroepen dat hij moest blijven staan. Ik zag dat hij tijdens het rennen de tas van zich afgooide in het park. Ik zag vervolgens dat de man snelheid minderde. Ik heb hem toegeroepen dat hij op zijn buik moest gaan liggen. Ik zag toen dat de man voldeed aan dit bevel. Ik heb de man aangehouden als verdachte van de woninginbraak aan
de [adres 2] te Nijverdal.
Ik heb de tas gevonden die de door mij aangehouden verdachte van zich afgegooid had. In de tas bleek gereedschap te zitten.
Bij [adres 6] zag ik naast de woning het bakje liggen dat de door mij aangehouden verdachte van zich afgegooid had. Ik zag dat er muntgeld rond en in het bakje lag.
8.
Het proces-verbaal van aanhouding van verdachte [verdachte] van 20 november 2016, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , hoorde van de collega's die ter plaatse van de heterdaad woninginbraak waren, dat een drietal mannen met een getint uiterlijk op de vlucht waren gegaan. Ik hoorde over de portofoon dat zij waren gezien in de woning op de begane grond en de eerste verdieping. Ik hoorde dat men zaklampen had zien schijnen en dat de bewoners niet thuis waren.
Ik hoorde dat een getint persoon met een stevig uiterlijk en een donkere jas er vandoor was gegaan. Deze persoon was het park aan de [straat] ingelopen in de richting van de [supermarkt] .
Toen wij op de [straat] reden, ben ik ter hoogte van de [supermarkt] uit het
dienstvoertuig gestapt en ben ik te voet het [park] ingelopen. Ik zag dat een stevig persoon met een getint uiterlijk en een donkere jas uit het park kwam lopen.
Ik vorderde een identiteitsbewijs ter inzage. Ik vroeg hem waar hij vandaan kwam. Ik hoorde dat hij zei "Uit Lelystad". Ik vroeg hem wat hij aan het doen was. Ik hoorde dat hij zei "Naar het station". Ik zag dat de man in de tegengestelde richting van het station liep.
Ik heb de man hierop als verdachte aangemerkt, aangehouden en geboeid.
Ik hoorde over de portofoon dat er een voertuig was aangetroffen vlakbij de locatie van de inbraak waarvan de motor nog warm was. Ik hoorde dat het voertuig een te naam gestelde in Amsterdam had.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] van 19 november 2016, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
De verdachte [medeverdachte] lag geboeid op de grond en is door mij naar ons dienstvoertuig gebracht.
Bij het dienstvoertuig heb ik bij verdachte een veiligheidsfouillering gedaan.
In de linkerbinnenzak voelde ik een voorwerp wat leek op een schroevendraaier. Deze
gele schroevendraaier heb ik met handschoenen uit de zak gehaald.
In de jaszakken van verdachte voelde ik meer spullen. Ik heb deze spullen uit de zakken gehaald. In de jaszak zat een T-vormige rode schroevendraaier met een bitje er in.
Ook trof ik in zowel de jaszakken als de broekzakken een aantal sieraden aan. Onder andere een tweetal horloges, enkele zegelringen en oud Nederlands brief- en muntgeld.
10.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] van 22 november 2016 (pag. 68 van het dossier), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
O: Verdachte vraagt aan verbalisanten hoe het zit met zijn auto.
V: Welke auto bedoel je?
A: BMW X5
V: Is dit jouw auto dan?
A: Deze is van mijn neefje.
(…)
V: Was jij degene die reed?
A: Ja
(…)
V: De BMW waar je net over sprak, weet je daar het kenteken van?
A: [kenteken] . (…)
A: (…) Zaterdag heeft iemand mij overgehaald om hierheen te komen.
Ik ben hierheen gekomen en heb in een huis ingebroken. Toen we weg zijn gegaan, hoorde ik politie en zijn we weggelopen.
V: Was jij degene die reed?
A: Ja
V: Hoe zijn jullie gereden?
A: Uit Lelystad (…) de weg werd me gewezen. (…)
V: Met wie ben je naar Nijverdal gekomen?
A: (…) We waren in totaal met drie personen in de auto.
A: Die jongen die erbij was heeft de woning gekozen.
A: (…) Er zijn dingen in mijn zak gestopt.
A: (…) Ik weet dat het briefje van vijf gulden, een briefje van tien euro en twee briefjes van twintig euro, een pakje Marlboro, twee aanstekers en mijn rijbewijs van mijzelf waren.
De overige goederen die ik bij me had kwamen uit de woning.
V: Er is ook gereedschap bij je aangetroffen.
A: Dat heb ik gekregen van de medeverdachte.
V: Mogen wij dan de conclusie trekken dat de medeverdachte de hoofdverdachte is en dat hij
het plan heeft gemaakt.
A: Ja, dat klopt.
V: Is dat dezelfde persoon als die uit de [wijk] te [woonplaats] komt?
A: Ja, dat klopt.
V: Jij zat in de auto?
A: Ja, ik heb zeker vijf minuten in de auto gezeten.
A: Ze kwamen naar mij toe en ik moest meegaan, ik ben in de achtertuin gebleven. Ze
brachten spullen naar buiten. Ik moest vervolgens een schroevendraaier vasthouden. Daarna moest ik een tasje vasthouden.
(…)
Het is een Nederlandse jongen, zijn voornaam is [naam 5] .
O: Verbalisant [verbalisant 4] laat de naam van medeverdachte [verdachte] zien.
V: Ken jij hem?
A: Ja hem ken ik en hij was er ook bij.
A: Is dit die [naam 5] ?
A: Nee, dat is [naam 5] niet.
11.
Het proces-verbaal “vergelijkend werktuigsporenonderzoek” van 20 februari 2017 van
[verbalisant 5] (pag. 18 van het dossier), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ten gevolge van de beschadigingen en de slijpsporen in de werktuigen [A] en [C] kunnen de hiermee vervaardigde proefsporen als karakteristiek voor deze werktuigen worden beschouwd.
Aan de hand van het vergelijkend werktuigsporenonderzoek concludeer ik dat:
-de afgevormde werktuigsporen [1], afgevormd bij een woning aan de [adres 2] te Nijverdal zijn veroorzaakt met breekijzer [C],
-de afgevormde indruksporen [2.1], afgevormd bij een woning aan de [adres 4] te Rijssen, zijn veroorzaakt met schroevendraaier [A].
-de afgevormde kraslijnenbeelden [2.2], afgevormd bij een woning aan de [adres 4] te Rijssen, waarschijnlijk zijn veroorzaakt met schroevendraaier [A].
12.
Het proces-verbaal van bevindingen van 9 december 2016 van [verbalisant 6] (pag. 21 van het dossier), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Door mij werd een onderzoek ingesteld in de inbeslaggenomen BMW X5 voorzien van het kenteken [kenteken] .
Ik zag dat er de middensconsole van de auto een aantal sieraden lag.
De volgende sieraden lagen in de middenconsole.
- een oorhanger
- een horloge in de vorm van een hanger
- een armband voorzien van de naam [naam 3]
- een dunne ketting voorzien van hangertje (in de vorm van een bloem)
- een ring met de inscriptie [tekst 2]
Bovenstaande goederen zijn herkend door aangever [naam 4] (jr) van de [adres 4] te Rijssen.
- een doorzichtig doosje met 28 ringen
- doosje met 9 ringen, zitten in een doorzichtig doosje.
- ring kleur (5 steentjes)
- twee oorbelletjes.
Bovenstaande goederen werden herkend door aangever [naam 2] (sr) van de [adres 3] te Rijssen. Deze goederen langen op de achterbank van de BMW.
13.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] van 25 november 2016 (pag. 23 van het dossier), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb aangifte gedaan van inbraak in onze woning.
Deze goederen zijn aan mij getoond. Het ging hier om een armband met de naam van [naam 3] . Ik herken deze aan de naam en aan de kleur van de ketting. Ook een hanger ik aan de kleur.
Deze goederen lagen in het juwelenkistje van mijn dochter.
De ring die u mijn toont met de [tekst 2] komt uit
de woning van mijn ouders. Ook de hanger met daaraan het horloge komt uit de woning van mijn ouders. Ik zal mijn vader bellen en zal hem vragen om een beschrijving te
geven van de hanger.
Opmerking: Door de zoon is gebeld met zijn vader.
De beschrijving die de vader gaf van de hanger met het horloge, komt overeen met de hanger die door u aan mij is getoond. De hanger had de vader meegenomen toen hij op pelgrimstocht is geweest.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474 en Hoge Raad 24 maart 2015,