Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het tussenvonnis van 3 oktober 2018
- de brief van de curator van 14 november 2018 met productie 17
- het proces-verbaal van comparitie van 29 november 2018.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Bevoegdheid en toepasselijk recht
Verordening (EU) nr. 2015/848)is de Nederlandse rechter bevoegd om kennis te nemen van de vordering ex artikel 2:248 BW jegens [gedaagde], omdat de op artikel 2:248 BW gestoelde vordering rechtstreeks voortvloeit uit de in Nederland geopende faillissementsprocedure en daarmee nauw samenhangt (ook vlg. HvJ EG 12 februari 2009, C-339/07).
Verordening (EU) Nr. 1215/2012) is het gerecht van de lidstaat waarvoor de verweerder verschijnt bevoegd. Nu [gedaagde] voor de rechtbank Overijssel is verschenen, hij de bevoegdheid van de rechtbank niet heeft betwist en er geen gerecht bestaat dat op grond van artikel 24 van de herschikte EEX-verordening bevoegd is, is de Nederlandse rechter eveneens bevoegd van de vorderingen kennis te nemen. Aangezien het verder gaat om een met artikel 2:248 BW samenhangende niet-insolventierechtelijke vordering (artikel 2:9 BW) en een mogelijke onrechtmatige daad die door [gedaagde] in Nederland zou zijn gepleegd jegens Nederlandse schuldeisers, dient dit ook te worden beoordeeld volgens het Nederlands Recht.
- a) het faillissement van de vennootschap;
- b) kennelijk onbehoorlijke taakvervulling in de periode van drie jaren voorafgaande aan het faillissement (artikel 2:248 lid 6 BW);
- c) het is aannemelijk dat de kennelijke onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
Geen deponeringen aanwezig”. [gedaagde] betwist dat er geen jaarrekeningen zijn gedeponeerd. Chineurrus is ingeschreven in het Verenigd Koninkrijk en daar zijn de jaarcijfers gedeponeerd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] verklaard dat zijn Engelse advocaat deze jaarcijfers heeft gedeponeerd bij de Engelse Kamer van Koophandel. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon kunnen worden gekend.” Artikel 2:10 BW geldt echter niet voor (het bestuur) van Chineurrus. Weliswaar is artikel 2:10 BW op grond van artikel 5 lid 2 Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen (WFBV) van overeenkomstige toepassing op de formeel buitenlandse vennootschappen, maar artikel 1 lid 2 WFBV bepaalt dat deze inbreuk op het in Nederland geldende incorporatiestelsel niet geldt voor vennootschappen die zijn opgericht volgens het recht van een lidstaat van de Europese Unie (vlg. HvJ EG 30 september 2003, C-167/01,
Inspire-Art).
Handelingen II 1984/85, 16631, P. 6337). Door de curator is niet gesteld, althans onvoldoende, dat [gedaagde] door het aangaan van de aandelentransactie (en het overdragen van de administratie) verhaalsmogelijkheden of vermogen heeft onttrokken aan Chineurrus om de schuldeisers (zoals Wetron) te benadelen. Daar komt bij dat de curator de stelling van [gedaagde] dat Chineurrus een lege vennootschap was waarvan de activiteiten al in 2015/2016 waren gestaakt, niet heeft betwist.
MvA, Kamerstukken II 16631, 6, p. 26 en 28).
€ 1.086,00(2,0 punt x € 543,00 liquidatietarief II)