ECLI:NL:RBOVE:2019:5354

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 januari 2019
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
08-710059-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal van mobiele telefoon met vrijspraak voor poging doodslag en openlijk geweld

Op 21 januari 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 25-jarige man, die werd beschuldigd van poging doodslag, openlijk geweld in vereniging en diefstal van een mobiele telefoon. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de eerste twee beschuldigingen, omdat niet bewezen kon worden dat hij degene was die de steekwonden had toegebracht of dat hij een significante bijdrage had geleverd aan het openlijk geweld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan de diefstal van de telefoon van de aangeefster, die op 14 juli 2018 in Hardenberg had plaatsgevonden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank hield rekening met de ernst van de diefstal en de recidive van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van de andere feiten was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-710059-18 (P)
Datum vonnis: 21 januari 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] (Algerije),
wonende te [woonplaats] ,
nu verblijvende in PI Ter Apel.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 11 oktober 2018 en 7 januari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr A. Boumanjal, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na nadere omschrijving tenlastelegging van 7 januari 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 14 juli 2018 te Hardenberg samen met een ander of anderen [slachtoffer 1] heeft geprobeerd te doden door hem te steken met een mes, dan wel hem zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
feit 2: op 14 juli 2018 te Hardenberg openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ;
feit 3: op 14 juli 2018 te Hardenberg een telefoon en/of telefoonhoesje van [aangever] heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1. primair

hij op of omstreeks 14 juli 2018 te Hardenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans tenminste éénmaal (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in/op/tegen de buik en/of de schouder en/of het gezicht, althans in/op/tegen het lichaam heeft gestoken en/of gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair
hij op of omstreeks 14 juli 2018 te Hardenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten,
- een steek-snijwond links achter op het (achter)hoofd;
- een diepe steekwond aan de rechter buitenzijde van de borst;
- een diepe steekwond tot in de buikholte;
- een steek-snijwond op de voorzijde van de schouder, door meermalen, althans tenminste éénmaal (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in/op/tegen de buik en/of de schouder en/of het gezicht, althans in/op/tegen het lichaam te steken en/of stompen en/of slaan;
2
hij op een of meerdere tijdstippen of omstreeks 14 juli 2018 te Hardenberg (telkens) openlijk, te weten op of aan de openbare weg (Brink), in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere personen genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit het een of meerdere malen (met kracht)
- (met een of meerdere scherpe voorwerp(en) in de hand, te weten een of meerdere sleutel(s) en/of een of meerdere kruk(ken)) in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of het lichaam slaan en/of stompen en/of
- (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam schoppen en/of trappen en/of
- op/tegen het lichaam duwen en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) bij de keel, hals grijpen en/of vast pakken en/of in de keel en/of hals knijpen en/of te drukken en/of de keel en/of hals dichtgeknepen en/of dichtgedrukt houden;
3
hij op of omstreeks 14 juli 2018 te Hardenberg een telefoon en/of telefoonhoesje (met inhoud), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op zaterdag 14 juli 2018 werd in [café] in Hardenberg een telefoon gestolen van [aangever] . Zij voelde dat de telefoon uit haar broekzak werd gehaald en alarmeerde haar vrienden, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] liepen de vermoedelijke dieven achterna. [slachtoffer 1] heeft de telefoon van [aangever] van verdachte [medeverdachte 1] afgepakt. [medeverdachte 1] liep toen weg, maar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn hem nog achterna gegaan, volgens [slachtoffer 2] ‘omdat hij er niet zomaar mee weg mocht komen’. Na een korte schermutseling op de brug op de Brink hebben zij [medeverdachte 1] laten gaan.
Bij terugkomst in [café] bleek echter dat [aangever] haar telefoonhoesje nog miste. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn daarom met een derde vriend, [slachtoffer 3] , op de fiets op zoek gegaan naar [medeverdachte 1] . Zij zijn ter hoogte van de Rabobank aan de Haardijk twee andere licht getinte jongens tegengekomen, van wie zij vermoedden dat dit vrienden van [medeverdachte 1] waren. Getuigen hebben gezien dat de twee licht getinte jongens werden geslagen door de groep Nederlandse jongens, onder wie [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zijn vervolgens in de richting van het centrum teruggefietst over de Brink.
In de tussentijd zijn twee andere vrienden van [aangever] , [naam 4] en [getuige 1] , ook op zoek gegaan naar [medeverdachte 1] . Onderweg sloten [naam 5] en [naam 6] zich bij [naam 4] en [getuige 1] aan. Voor het [tankstation] op de Brink hebben deze vier personen de groep van verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] getroffen, waarbij het eveneens tot een korte gewelddadige confrontatie tussen de groepen kwam. De groep van verdachten ging toen verder richting de Haardijk, de groep waaronder [naam 4] en [getuige 1] ging terug in de richting van het centrum.
Het strafdossier bevat meerdere (getuigen)verklaringen, die zien op de hierboven genoemde verschillende geweldsincidenten, waarbij (telkens) andere groepen betrokken waren. Geen van deze incidenten zijn blijkens de tenlastelegging onderdeel van de strafzaak tegen verdachte.
Op de kruising van de Brink met het Molenplein kwamen de groepen van [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1] elkaar uiteindelijk tegen. Het gevecht dat toen volgde, eindigde ermee dat [slachtoffer 1] in zijn buik, ribben, hoofd en schouders werd gestoken. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben vervolgens aangifte gedaan, hetgeen heeft geleid tot de tenlastelegging in deze strafzaak.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde steekincident, omdat – kortgezegd – niet kan worden bewezen verklaard dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer 1] heeft gestoken. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldspleging. Daartoe heeft de officier aangevoerd dat verdachte deel heeft uitgemaakt van de groep die gevochten heeft, dat getuigen hebben gezien dat de hele groep aan het vechten was en dat verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] over elkaar verklaren dat zij gevochten hebben.
De officier van justitie heeft tot slot gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor de onder 3 ten laste gelegde diefstal van de telefoon van [aangever] , nu uit het dossier is gebleken dat verdachte de telefoon heeft weggenomen en heeft gegeven aan de medeverdachte met de krukken, zijnde [medeverdachte 2] , die de telefoon weer heeft gegeven aan medeverdachte [medeverdachte 1] , onder wie de telefoon ook is aangetroffen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde – net als de officier van justitie – betoogd dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde eveneens verzocht om verdachte hiervan vrij te spreken. De raadsman heeft aangevoerd dat op basis van de camerabeelden en uit de getuigenverklaringen vastgesteld kan worden dat sprake is geweest van een vechtpartij, maar dat uit genoemde bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat verdachte geweldshandelingen heeft verricht.
Tot slot heeft de raadsman ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde verzocht om verdachte vrij te spreken, omdat uit de getuigenverklaringen niet kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de telefoon heeft gestolen. Tevens hebben de medeverdachten tegenstrijdig verklaard over de diefstal van de telefoon en wijzen zij vooral naar elkaar.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde:
Naar het oordeel van de rechtbank is - zoals betoogd door de officier van justitie en de raadsman - niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd. Uit het onderzoek ter terechtzitting, waaronder het dossier in deze, is niet naar voren gekomen dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer 1] heeft gestoken, of dat hij daarvoor verantwoordelijk moet worden gehouden als medepleger. Verdachte wordt van het onder
1 primair en subsidiair ten laste gelegde dan ook vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
Het hierboven genoemde steken is als apart feit ten laste gelegd. Onder 2 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging geweld plegen.
De rechtbank is van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank stelt voorop dat van het ‘in vereniging’ plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank stelt vast dat medeverdachte [medeverdachte 1] , onder wie aangevers de telefoon hadden aangetroffen, door aangevers wordt aangeduid als ‘degene die de telefoon gestolen heeft’. Medeverdachte [medeverdachte 2] wordt door aangevers aangeduid als ‘de jongen op krukken’. Medeverdachte [medeverdachte 3] wordt aangeduid als ‘de minderjarige’ of ‘de 13-jarige’.
De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte door zijn medeverdachten ‘de Algerijn’ wordt genoemd en dat hij die avond samen met deze drie medeverdachten was toen de confrontatie met de drie aangevers begon.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte weliswaar deel uitmaakte van de groep van vier verdachten, maar dat uit de verklaringen van de aangevers, de diverse getuigenverklaringen én de camerabeelden in het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte daadwerkelijk zelf geweldshandelingen heeft gepleegd, dan wel een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld, zodat verdachte ook van dit ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
Het dossier bevat een proces-verbaal van aangifte van [aangever] , waarin zij aangifte doet van diefstal van haar telefoon. Getuige [getuige 1] zag dat een jongen met een beetje fors postuur de telefoon uit haar broekzak pakte en vervolgens overgaf aan een jongen op krukken.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de telefoon is gestolen door ‘de Algerijn’, zijnde verdachte, waarop verdachte de telefoon aan [medeverdachte 2] gaf. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft de telefoon vervolgens van de schoot van [medeverdachte 2] gepakt, en is daarmee weggelopen.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft eveneens verklaard dat de telefoon door ‘de Algerijn’ of door [medeverdachte 2] was gestolen en dat hij de telefoon voor [medeverdachte 2] in bewaring had genomen en het café was uitgegaan. Daarna heeft verdachte de telefoon teruggegeven aan een donker getinte man, zijnde [slachtoffer 1] .
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 14 juli 2018 de telefoon en het telefoonhoesje van [aangever] heeft gestolen, zoals onder 3 is ten laste gelegd.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
3.
hij op 14 juli 2018 te Hardenberg een telefoon en telefoonhoesje (met inhoud), dat geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 3
het misdrijf:
diefstal.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van een eventueel op te leggen straf op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen straf moet worden opgelegd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich in de nacht van 14 juli 2018 te Hardenberg schuldig gemaakt aan de diefstal van een telefoon met telefoonhoesje van [aangever] tijdens het uitgaan in Hardenberg. Deze diefstal, die als zakkenrollerij wordt beschouwd, veroorzaakt veel overlast en draagt bovendien bij aan gevoel van onveiligheid. De verdachte heeft er blijk van gegeven dat hij geen respect heeft voor het eigendomsrecht van anderen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van:
  • het Pro Justitia rapport d.d. 12 november 2018, opgemaakt door drs. J.P.M. van der Leeuw, psycholoog;
  • het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 28 november 2018 opgemaakt door M.C.M. Schepers;
  • het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 2 oktober 2018 opgemaakt door M.C.M. Schepers en
  • het uittreksel justitieel documentatieregister d.d. 19 november 2018.
Uit het Pro Justitia rapport van de psycholoog is gebleken dat verdachte niet of nauwelijks heeft meegewerkt aan het onderzoek, zodat de psycholoog geen uitspraken heeft kunnen doen over de eventuele aanwezigheid van een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling bij verdachte.
Uit het reclasseringsadvies van 28 november 2018 komt naar voren dat verdachte een
25-jarige jongeman is die afkomstig is uit Algerije. Ten tijde van het strafbare feit verbleef hij in een asielzoekerscentrum te Hardenberg. Gebleken is dat verdachte asiel heeft aangevraagd in Nederland maar dat deze aanvraag is afgewezen. Verdachte is een ontkennende verdachte en heeft in juli 2018 een gevangenisstraf opgelegd gekregen voor diefstal, bedreiging en schuldheling. De reclassering heeft gelet op de ontkennende houding van verdachte en de verblijfsstatus van verdachte geadviseerd om de strafzaak af te doen zonder oplegging van bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg vakinhoud strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor zakkenrollerij wordt in beginsel 120 uur taakstraf passend geacht en bij recidive 2 maanden gevangenisstraf.
Tot slot heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte, na het plegen van het onderhavige strafbare feit, op 9 oktober 2018 door de Politierechter te Zwolle is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken voor diefstal, bedreiging en schuldheling, zodat artikel 63 Sr van toepassing is.
Alles afwegende acht de rechtbank in dit geval oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met aftrek van het voorarrest passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.943,92 (vijfduizendnegenhonderddrieënveertig euro en tweeënnegentig cent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kleding: € 321,29;
- eigen risico € 385,00;
- parkeerkosten € 14,20;
- opname ziekenhuis € 90,00;
- gemiste sport € 56,75;
- reiskosten totaal € 76,68.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] moet worden gematigd - gelet op de gevorderde vrijspraak voor de onder 1 ten laste gelegde poging doodslag - en dat de vordering kan worden toegewezen tot in totaal € 1.193,92, te weten € 943,92 aan materiële schade en € 250,-- aan immateriële schade, hoofdelijk, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot voornoemd bedrag.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] op het standpunt gesteld dat geen sprake is van causaal verband tussen het handelen van verdachte en de opgevoerde schade, zodat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder 1 primair en subsidiair en onder 2 tenlastegelegde. Nu verdachte van deze feiten wordt vrijgesproken en aan hem geen maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op het artikel 63 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 3: het misdrijf:
diefstal;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van 8 januari 2019.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Bruggen, voorzitter, mr. A. Smedes en mr. K. Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2019.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche IJsselland, Onderzoek GUSTO met onderzoeksnummer ON1R018066. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 3
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] d.d. 14 juli 2018 [1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster [aangever] :
(..) Feit: Zakkenrollerij/tassenrollerij
Plaats delict: [adres] Hardenberg ( [café] )
Pleegdatum/tijd : Tussen zaterdag 14 juli 2018 om 02:50 uur en zaterdag 14 juli 2018 om 03:00 uur.(..)
Ik was vanavond in [café] aan de Voorstraat 30 in Hardenberg. Ik stond buiten op het terras toen ik vernam dat mijn telefoon uit mijn linker kontzak werd gepakt. Ik keek achter mij en zag twee jongens zitten. De jongens spraken in een buitenlandse taal tegen elkaar. Ook zag ik dat een man van mij weg liep.(..)
Twee van mijn vrienden, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn achter deze jongen aangelopen.(..) Ik kreeg niet veel later mijn telefoon weer terug, maar het zwarte hoesje wat om mijn telefoon zat was weg.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 24 augustus 2018 [2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige 1] :
(..) (V: Op 14 juli 2018 hebben meerdere incidenten plaats gevonden in Hardenberg mogelijk
ben jij getuige geweest van deze incidenten. Ben jij bereid een getuige verklaring af te leggen?)
Ja.(..)
(V: Kun je zo gedetailleerd mogelijk vertellen wat je die nacht hebt gezien en gehoord?)
Ik was samen [naam 4] , [naam 1] , [naam 2] en [aangever] . Wij zijn naar [café] geweest in Hardenberg. We waren al buiten en zouden naar huis gaan. Ik zag dat van [aangever] de telefoon uit haar kontzak gejat werd. Dat was door 2 jongens die op een bankje bij ons zaten. Deze jongens spraken geen Nederlands maar Arabisch.(..)
[slachtoffer 1] en een andere jongen zijn achter de jongens aangegaan en hebben de telefoon
terug gekregen. Het hoesje dat er omheen zat waar de pinpas inzat was niet aanwezig. De zelfde jongens zijn toen weer terug gegaan.(..)
(V: Van wie hoorde jij van de diefstal van de telefoon?)
Ik zag het zelf gebeuren.
(V: Wat heb je gezien van de diefstal van de telefoon?)
Ik zag dat die jongen hem uit haar broekzak haalde en overgaf aan een andere jongen.
Hoe zag die jongen die de telefoon pakte eruit:
Man. 1
- geslacht: man
- leeftijd: tussen de 25 en begin 30 jaar geen jonge jongen
- lengte: 1.73 a 1.80 ongeveer ik ben zelf bijna 2 meter. Hij was redelijk groot
- Gezicht: getint. Niet blank en ook niet echt zwart
- postuur: beetje fors
- haardracht: dat weet ik niet meer
- haarkleur: weet niet
- gelaatsvorm: beetje Badder Ha di achter iets
- gezicht: weet ik niet meer.
- huidkenmerken: weet ik niet
- spraak: Geen Nederlands, Duits of Arabisch
- kleding: Trainingsvest weet ik niet meer zeker
- schoeisel: daar heb ik niet opgelet.

De andere aan wie hij de telefoon gaf was een jongen op krukken.

Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] d.d. 16 juli 2018 [3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte [medeverdachte 1] :
(..) (V: Op een gegeven moment werd er een telefoon gestolen. Wat weet jij hiervan?)
Dat klopt. Ik wil hier over vertellen.
(V: Wie van jullie had iets te maken met de telefoon?)
[medeverdachte 2] en de Algerijn waren samen naast de eigenaar van de telefoon.
(V: Heb je dat gezien?)
De jongens hebben mij gevraagd of ik de telefoon in bewaring wilde houden.
(V: Heb jij gezien wie de telefoon heeft gestolen?)
Nee. 1 van de twee. Ik heb het niet gezien.
(V: Heb jij de telefoon ook in bewaring genomen?)
Ja.
(V: Waarom?)
Ik wist niet dat de telefoon gestolen was. Het was van de Algerijn.
(V: Wie gaf jou de telefoon?)
[medeverdachte 2] gaf de telefoon aan mij. De jongen met de krukken.
(V: Ben jij aangesproken door een jongen en heb jij de telefoon teruggegeven?)
Ik ben aangesproken door een donker getinte man en ik heb de telefoon teruggegeven. Ik heb mijn excuses aangeboden en hij verstond mij niet. Ik ben door hem geslagen.
(V: De telefoon die jij hebt teruggekregen van die donkere jongen. Heb jij die wel eens eerder bij [medeverdachte 2] gezien?)
Nee.
(V: Dus de kans is groot dat deze gestolen is?)
Ja.
(V: Ben jij met de gestolen telefoon weggelopen uit de bar?)
Ja.(..)
(V: Waarom loop je met een gestolen telefoon weg. Wilde je die zelf houden?)
Ik moest de telefoon uitzetten van [medeverdachte 2] . Plotseling stond de eigenaar voor mij en heb ik een klap gekregen.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 14 juli 2018 [4] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte [medeverdachte 2] :
(..) (V: Je bent met anderen uitgegaan naar de stad. Wie zijn die andere jongens?)
Ik ben uitgegaan met dezelfde mensen. Wij wonen in hetzelfde huis. Dit zijn [naam 3] , [medeverdachte 1] en een jongen waarvan ik de naam niet ken.(..)
(V: Waar was [medeverdachte 1] ?)
[medeverdachte 1] is eerder alleen weggegaan.
(V: Waarom?)
[medeverdachte 1] is weggegaan omdat de Algerijn een telefoon heeft gestolen.
(V: Wie heeft de mobiel gestolen?)
De Algerijn, maar in de bar waren geen problemen geweest.
(V: Wat is er gebeurd?)
De Algerijn pakte de telefoon van het meisje. Toen legde de Algerijn de telefoon op mijn benen. Ik zei toen tegen [medeverdachte 1] : “Wat moet ik nu doen, moet ik de mobiel teruggeven aan het meisje of de politie bellen? [medeverdachte 1] zei dat niemand hun zou beschermen. Hij wilde hier geen problemen mee hebben en hij ging weg.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte van [aangever] d.d. 14 juli 2018, pag. 190.
2.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 24 augustus 2018, pag. 214 t/m 216.
3.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] d.d. 16 juli 2018, pag. 477 t/m 482.
4.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 14 juli 2018, pag. 526 t/m 531.