ECLI:NL:RBOVE:2019:5065

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 september 2019
Publicatiedatum
23 maart 2020
Zaaknummer
C 08/18/225 R
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens schending van inlichtingen- en afdrachtplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 september 2019 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van [belanghebbende]. De rechtbank oordeelde dat [belanghebbende] zijn inlichtingen- en afdrachtplicht niet naar behoren is nagekomen. De schuldsaneringsregeling was op 24 april 2018 van toepassing verklaard, maar de bewindvoerder heeft op 28 juni 2019 verzocht om de regeling tussentijds te beëindigen. Dit verzoek werd behandeld op de zitting van 3 september 2019, waar [belanghebbende] en zijn advocaat, mr. A.C. Mohabir, aanwezig waren. De rechtbank concludeerde dat [belanghebbende] niet alleen zijn verplichtingen niet is nagekomen, maar ook dat hij tijdens een huisbezoek onjuiste informatie heeft verstrekt over het inkomen van zijn partner. Bovendien is er een nieuwe schuld ontstaan aan de Belastingdienst en is er vermoedelijk een aanzienlijke achterstand in boedelafdracht. De rechtbank oordeelde dat de schending van de inlichtingenplicht aan [belanghebbende] moet worden toegerekend en dat hij tracht zijn schuldeisers te benadelen. De rechtbank heeft daarom besloten de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen op grond van artikel 350 lid 3 sub c en e van de Faillissementswet. De rechtbank heeft ook de vergoeding van de bewindvoerder vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
Insolventienummer: C 08/18/225 R
Uitspraakdatum: 10 september 2019
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken in de wettelijke schuldsaneringsregeling van

[belanghebbende] ,geboren [1988] te [geboorteplaats] ,

wonende te [adres] [woonplaats] ,
verder te noemen: [belanghebbende] .
Ten aanzien van de goederen van [belanghebbende] is op 15 december 2015 een onderbewindstelling uitgesproken, met benoeming van Aktiva B.V. te Hoogeveen tot (beschermings)bewindvoerder.
In deze schuldsaneringsregeling is de heer [A] , kantoorhoudende te Enschede, tot bewindvoerder benoemd.

Het procesverloop

Op 24 april 2018 is de wettelijke schuldsaneringsregeling op [belanghebbende] van toepassing verklaard.
Per e-mailbericht van 28 juni 2019 heeft de bewindvoerder verzocht de regeling tussentijds te beëindigen.
Het verzoek van de bewindvoerder is behandeld ter terechtzitting van 3 september 2019. [belanghebbende] is, vergezeld door zijn advocaat, mr. A.C. Mohabir ter terechtzitting verschenen. Daarnaast zijn mevrouw [B] en mevrouw [C] , beiden werkzaam bij Aktiva B.V. verschenen. Ook de bewindvoerder is ter terechtzitting verschenen. Van de behandeling ter zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Per faxbericht van 3 september 2019 heeft mr. Mohabir kenbaar gemaakt dat [belanghebbende] en [B] na de zitting hebben afgesproken dat [B] als beschermingsbewindvoerder betrokken blijft.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

De beoordeling

Het verzoek van de bewindvoerder tot tussentijdse beëindiging van de regeling:
Het verzoek van de bewindvoerder wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.
De bewindvoerder heeft verzocht om de schuldsaneringsregeling van [belanghebbende] tussentijds te beëindigen, omdat – kort samengevat – [belanghebbende] de verplichtingen die de wettelijke schuldsaneringsregeling met zich brengt, meer specifiek de inlichtingenplicht niet naar behoren is nagekomen. Daarnaast heeft [belanghebbende] tijdens de schuldsaneringsregeling een nieuw schuld laten ontstaan en verwacht de bewindvoerder een aanzienlijke achterstand in boedelafdracht.
Volgens de bewindvoerder verloopt de inlichtingenplicht vanaf oktober 2018 niet naar behoren. De gevraagde (partner) informatie wordt over het algemeen na de gestelde deadline en incompleet verstrekt. Daarnaast heeft de bewindvoerder de indruk dat er tijdens het huisbezoek, dat in mei 2018 heeft plaatsgevonden, bewust onjuiste informatie is verstrekt. Tijdens het huisbezoek is verklaard dat de partner van [belanghebbende] geen inkomen zou hebben. Uit een salarisspecificatie van de partner van [belanghebbende] is daarentegen gebleken dat er sprake is van een dienstverband vanaf april 2018.
Daarnaast is er tijdens de schuldsaneringsregeling een nieuwe schuld ter hoogte van
€ 1.404,00 aan de Belastingdienst ontstaan. De bewindvoerder weet niet wat de huidige stand van zaken is ten aanzien van deze schuld. Hij heeft het vermoeden dat de schuld nog niet is voldaan, aangezien de beschermingsbewindvoerder onlangs heeft verteld dat het budget niet sluitend is.
Tot slot heeft de bewindvoerder het vermoeden dat er sprake is van een achterstand in boedelafdracht. In verband met het ontbreken van informatie kan de boedelafdracht niet exact worden vastgesteld, maar gelet op het gemiddelde inkomen van [belanghebbende] en het feit dat er gedurende de gehele regeling niets is afgedragen, verwacht de bewindvoerder dat er een aanzienlijke achterstand in boedelafdracht zal zijn.
De behandeling ter zitting:
Ter zitting heeft mr. Mohabir verklaard dat [belanghebbende] weet dat hij fouten heeft gemaakt en dat hij de verplichtingen heeft geschonden. [belanghebbende] wenst een tweede kans en wil door middel van een verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling zijn tekortkomingen repareren. De problemen met de beschermingsbewindvoerder spelen met name tussen de partner van [belanghebbende] en de beschermingsbewindvoerder. [belanghebbende] heeft komende middag een afspraak met een andere beschermingsbewindvoerder.
[belanghebbende] heeft ter zitting verklaard dat hij voor het aflossen van de schuld aan de Belastingdienst en de (eventuele) achterstand in boedelafdracht in totaal € 100,00 per maand wil betalen. Volgens [belanghebbende] zaten hij en zijn partner op het moment van het huisbezoek niet op één lijn, om welke reden de bewindvoerder onjuist is geïnformeerd over het inkomen van de partner. Tot slot heeft [belanghebbende] verklaard dat hij altijd tevreden is geweest over de beschermingsbewindvoerder.
[B] heeft ter zitting verklaard dat zij niet wist dat de partner van [belanghebbende] inkomen uit arbeid had. Zij heeft het inkomen van de partner van [belanghebbende] niet op de beheerrekening ontvangen. Hierdoor is er sprake van een gat in de begroting. Daarnaast is er een schuld aan de Belastingdienst ontstaan, omdat [belanghebbende] en zijn partner de verstrekte voorlopige belastingteruggave moeten terugbetalen. Voorts heeft [B] verklaard dat zij [belanghebbende] en zijn partner wel wil helpen, maar dat het wederzijdse vertrouwen is beschadigd. Zij heeft [belanghebbende] geadviseerd om een nieuwe start te maken bij een andere beschermingsbewindvoerder. [B] weet niet of [belanghebbende] en zijn partner in aanmerking komen voor bijzondere bijstand ten behoeve van de kosten die een wijziging van de beschermingsbewindvoerder met zich brengt. Om kosten te besparen wil [B] wellicht proberen om beschermingsbewindvoerder te blijven, maar er zijn al veel kansen gegeven. Als het beschermingsbewind wordt voortgezet dient [belanghebbende] volledige openheid van zaken te geven.
De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat het schort aan informatie over onder meer het inkomen van de partner. De informatie die wordt verstrekt is onvolledig, of levert nieuwe vragen op. De dag voor de terechtzitting heeft de bewindvoerder diverse documenten ontvangen, maar ook die documenten leveren nieuwe vragen op. De bewindvoerder kan wegens een gebrek aan informatie de achterstand in boedelafdracht niet berekenen.
De overwegingen van de rechtbank:
De rechtbank is van oordeel dat de schuldsaneringsregeling van [belanghebbende] tussentijds moet worden beëindigd en overweegt daartoe het navolgende.
Wanneer de schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard geldt een inlichtingenplicht. Van een schuldenaar wordt verwacht dat hij gevraagd en ongevraagd alle inlichtingen verstrekt die voor een goed verloop van de regeling noodzakelijk zijn. Gelet op het verzoek van de bewindvoerder en hetgeen ter zitting is verklaard, concludeert de rechtbank dat [belanghebbende] de inlichtingenplicht vanaf het moment dat de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing is verklaard niet naar behoren is nagekomen. Allereerst heeft [belanghebbende] tijdens het huisbezoek niet naar waarheid verklaard over het inkomen van zijn partner. Daarnaast heeft [belanghebbende] gedurende de gehele looptijd van de regeling, gebrekkige inlichtingen aan de bewindvoerder verstrekt. Ook het verzoek van de bewindvoerder tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling heeft niet geleid tot een verbetering in het nakomen van de inlichtingenplicht. De informatie die de bewindvoerder één dag voor de terechtzitting heeft ontvangen, was wederom niet volledig en heeft nieuwe vragen opgeroepen.
De rechtbank is van oordeel dat de schending van de inlichtingenplicht [belanghebbende] moet worden toegerekend. [belanghebbende] heeft van de rechtbank tweemaal een informatiefolder ontvangen, waarin de verplichtingen die de regeling met zich brengt staan beschreven. Ook de bewindvoerder heeft [belanghebbende] diverse keren op het nakomen van de verplichtingen gewezen, waaronder bij het huisbezoek. [belanghebbende] wist dan wel behoorde te weten hoe hij correct aan de inlichtingenplicht zou moeten voldoen, maar heeft dit nagenoeg de gehele looptijd van de regeling nagelaten. Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de schuldsaneringsregeling van [belanghebbende] tussentijds moet worden beëindigd op grond van artikel 350 lid 3 sub c Faillissementswet. Dat de schending van de inlichtingenplicht mede ziet op het niet verstrekken van de relevante partnerinformatie maakt het oordeel van de rechtbank niet anders, nu het de verantwoordelijkheid van [belanghebbende] is om de informatie van zijn partner te verkrijgen en aan de bewindvoerder te verstrekken.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat [belanghebbende] tracht zijn schuldeisers te benadelen, om welke reden de schuldsaneringsregeling ook tussentijds moet worden beëindigd. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
Allereerst heeft [belanghebbende] tijdens het huisbezoek niet naar waarheid verklaard over het inkomen van zijn partner. Daarnaast is het tegoed bij aanvang van de regeling en de vergoeding die [belanghebbende] zou moeten voldoen voor de auto niet op boedelrekening voldaan. [belanghebbende] heeft in zijn totaliteit geen afdrachten aan de boedel verricht, terwijl dat wel had gemoeten. De rechtbank concludeert op grond van vorenstaande dat [belanghebbende] tracht zijn schuldeisers te benadelen, om welke reden de schuldsaneringsregeling ook moet worden beëindigd op grond van artikel 350 lid 3 sub e Faillissementswet.
Ten aanzien van het verzoek van [belanghebbende] om de looptijd van de schuldsaneringsregeling te verlengen, zodat hij een tweede kans krijgt en zijn tekortkoming kan repareren overweegt de rechtbank dat de schuldsaneringsregeling al geruime tijd op [belanghebbende] van toepassing is en [belanghebbende] ondanks diverse waarschuwingen gedurende de gehele looptijd niet aan de op hem rustende inlichtingen- en afdrachtplicht heeft voldaan. Gelet op de ernst van de hiervoor geconstateerde tekortkomingen en het structurele karakter daarvan, ziet de rechtbank geen aanleiding om de regeling voort te zetten of te verlengen.
De rechtbank overweegt dat een schending van de inlichtingenplicht in beginsel niet kan worden gerepareerd door middel van een verlenging van de looptijd. Daar komt bij dat er voor een voortzetting of verlenging van de regeling voldoende vertrouwen aanwezig moet zijn dat de verplichtingen in de toekomst wel naar behoren zullen worden nagekomen. Dat vertrouwen ontbreekt in het geval van [belanghebbende] . [belanghebbende] heeft behoudens het beloven van beterschap niet kenbaar gemaakt hoe hij in de toekomst wel aan de verplichtingen van de regeling zou kunnen voldoen. De beslissing van [belanghebbende] om bij zijn huidige beschermingsbewindvoerder te blijven, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders nu het wederzijdse vertrouwen tussen [belanghebbende] en de beschermingsbewindvoerder is beschadigd. Voorts is niet gebleken dat het budget van [belanghebbende] stabiel is, in die zin dat er geen nieuwe schulden ontstaan en [belanghebbende] daadwerkelijk in staat is de nieuw ontstane schuld aan de Belastingdienst en de achterstand in boedelafdracht af te lossen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de schuldsaneringsregeling van [belanghebbende] tussentijds moet worden beëindigd op grond van artikel 350 lid 3 sub c en e faillissementswet.
De rechtbank zal de vergoeding van de bewindvoerder berekenen en diens salaris vaststellen als hiernavolgend te bepalen.

De beslissing

De rechtbank:
  • beëindigt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling;
  • berekent het bedrag van de vergoeding van de bewindvoerder op € 2.266,77
(inclusief onkosten en omzetbelasting), en
- stelt het salaris (inclusief onkosten en omzetbelasting) vast op het voor salaris
beschikbare saldo van € 0,00 en brengt dit bedrag ten laste van de boedel.
Gewezen door mr. A.H. Margadant, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 10 september 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.