In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 september 2019 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van [belanghebbende]. De rechtbank oordeelde dat [belanghebbende] zijn inlichtingen- en afdrachtplicht niet naar behoren is nagekomen. De schuldsaneringsregeling was op 24 april 2018 van toepassing verklaard, maar de bewindvoerder heeft op 28 juni 2019 verzocht om de regeling tussentijds te beëindigen. Dit verzoek werd behandeld op de zitting van 3 september 2019, waar [belanghebbende] en zijn advocaat, mr. A.C. Mohabir, aanwezig waren. De rechtbank concludeerde dat [belanghebbende] niet alleen zijn verplichtingen niet is nagekomen, maar ook dat hij tijdens een huisbezoek onjuiste informatie heeft verstrekt over het inkomen van zijn partner. Bovendien is er een nieuwe schuld ontstaan aan de Belastingdienst en is er vermoedelijk een aanzienlijke achterstand in boedelafdracht. De rechtbank oordeelde dat de schending van de inlichtingenplicht aan [belanghebbende] moet worden toegerekend en dat hij tracht zijn schuldeisers te benadelen. De rechtbank heeft daarom besloten de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen op grond van artikel 350 lid 3 sub c en e van de Faillissementswet. De rechtbank heeft ook de vergoeding van de bewindvoerder vastgesteld.