Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
insolventienummer: C 08/15/894 R
uitspraakdatum: 24 september 2019
tussentijdse beëindiging schuldsanering
Vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken in de wettelijke schuldsaneringsregeling van:
[belanghebbende] ,
geboren [1975] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verder ook [belanghebbende] te noemen.
In deze schuldsaneringsregeling is de heer [A] , kantoorhoudende te Enschede, tot bewindvoerder benoemd.
Ten aanzien van de goederen van [belanghebbende] is op 10 februari 2014 een onderbewindstelling uitgesproken, met benoeming van Aktiva B.V. te Hoogeveen tot (beschermings)bewindvoerder.
Het procesverloop
De schuldsaneringsregeling is op 22 december 2015 op [belanghebbende] van toepassing verklaard.
Naar aanleiding van een eindzitting ex artikel 354a Faillissementswet is op 18 december 2018 een vonnis gewezen, waarin onder andere is bepaald dat de looptijd van de schuldsaneringsregeling met negen maanden tot 22 september 2019 wordt verlengd.
Naar aanleiding van de behandeling ter zitting van 16 juli 2019 van een voordracht d.d.
22 mei 2019 van de rechter-commissaris tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling is op 23 juli 2019 een tussenvonnis gewezen.
Ter zitting van 10 september 2019 heeft de voortgezette behandeling van de voordracht van de rechter-commissaris plaatsgevonden. Ter zitting is [belanghebbende] , vergezeld door zijn advocaat, de heer [A] , zijn moeder en zijn zus verschenen. Voorts zijn de heer [B] , namens Aktiva B.V., en de bewindvoerder verschenen.
De rechtbank zal heden een eindvonnis wijzen naar aanleiding van de voordracht van de rechter-commissaris van 22 mei 2019.
De beoordeling
De feiten
Het tussenvonnis van 23 juli 2019 wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.
In het tussenvonnis is erop gewezen dat [belanghebbende] in het vonnis van 18 december 2018 is vastgesteld dat [belanghebbende] toerekenbaar is tekortgeschoten in de uit de schuldsaneringsregelig voortvloeiende verplichtingen, maar dat [belanghebbende] een laatste kans heeft gekregen om de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen.
In het tussenvonnis van 23 juli 2019 is [belanghebbende] opgedragen uiterlijk op 6 augustus 2019 de volgende stukken over te leggen:
- een schriftelijke verduidelijking van de inkomsten betreffende de maanden maart en april 2019, indien mogelijk onderbouwd met specificaties;
- een schriftelijke opgave van de schuld aan Ben;
- een schriftelijke opgave van de huurtoeslagschuld 2019.
Voorts is de bewindvoerder verzocht om [belanghebbende] uiterlijk op 13 augustus 2019 te berichten hoe hoog de achterstand in afdracht aan de boedel is.
Tenslotte is de bewindvoerder verzocht om de rechtbank uiterlijk op 3 september 2019 schriftelijk te te informeren over:
- of achterstanden in afdracht aan de boedel en nieuwe schulden volledig zijn afgelost;
- of [belanghebbende] de overige verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling is nagekomen.
Uit de berichtgeving van de bewindvoerder van 3 september 2019 is het volgende gebleken:
- de bewindvoerder heeft naar aanleiding van de definitieve beschikking toeslagen voor 2018 de vrij te laten bedragen herberekend en vastgesteld dat er over 2018 € 900,-- te weinig is afgedragen aan de boedel. Deze achterstand is inmiddels voldaan.
- de teruggave inkomstenbelasting over 2018 van € 768,-- is niet aan de boedel afgedragen en er is ook geen voorstel gedaan voor een betalingsregeling;
- er is geen informatie verstrekt over de inkomsten van [belanghebbende] in maart, april, juni, juli en augustus 2019, zodat de nog aan de boedel te verrichten afdracht over 2019 niet kan worden vastgesteld. De informatie betreffende de maanden juni tot en met augustus 2019 is bij email van 25 juli 2019 door de bewindvoerder bij [belanghebbende] en de beschermingsbewindvoerder opgevraagd;
- de bewindvoerder heeft [belanghebbende] en de beschermingsbewindvoerder bij email van 25 juli 2019 eveneens verzocht een herberekening te maken van de toeslagen over 2019, zodat de te nog te verrichten boedelafracht over 2019 kan worden vastgesteld. [belanghebbende] en de beschermingsbewindvoerder hebben niet gereageerd op dit verzoek;
- de hoogte van de nieuwe schuld aan Ben zou € 533,32 bedragen;
- na een email van [belanghebbende] van 23 juli 2019 heeft de bewindvoerder niet meer van [belanghebbende] vernomen. Het is de bewindvoerder onbekend of [belanghebbende] nog betaalde arbeid verricht of is ziekgemeld.
De behandeling ter zitting van 10 september 2019
[belanghebbende] heeft verklaard dat hij van Ben geen informatie ontvangt, want Ben verstrekt alleen informatie aan de beschermingsbewindvoerder. Volgens [belanghebbende] heeft hij diverse keren met AOK (Gesundheitskasse) gebeld om uitkeringsspecificaties aan te vragen, maar wordt hij telkens doorverbonden en ontvangt hij de gevraagde gegevens niet. De beschermingsbewindvoerder heeft verklaard dat hij [belanghebbende] heeft geadviseerd contact op te nemen met zijn werkgever. [belanghebbende] heeft verklaard dat de werkgever hem naar AOK heeft verwezen. Volgens [belanghebbende] sturen de verschillende instanties hem niets toe. [belanghebbende] heeft verklaard dat hij de bewindvoerder geen informatie kan toesturen waarover hij niet beschikt.
[belanghebbende] heeft verklaard dat hij in het verleden nalatig is geweest met het reageren op emails van de bewindvoerder.
De beschermingsbewindvoerder heeft verklaard dat er net voldoende financiële ruimte was om de afdracht van € 900,-- te voldoen, maar niet om ook nog de inkomstenbelastingteruggave over 2018 aan de boedel af te dragen.
De motivering van de beslissing
De rechtbank is van oordeel dat de schuldsaneringsregeling tussentijds moet worden beëindigd en overweegt daartoe als volgt. De rechtbank concludeert dat [belanghebbende] gedurende het jaar 2018 reeds negen maanden de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren is nagekomen, op grond waarvan de looptijd van de schuldsaneringsregeling met negen maanden is verlengd. [belanghebbende] heeft in het vonnis van 18 december 2018 een laatste kans gekregen om zijn schuldsaneringsregeling in september 2019 tot een goed einde te brengen. De rechtbank constateert echter dat het in april 2019 al weer is misgegaan: [belanghebbende] is de inlichtingenplicht opnieuw niet nagekomen en heeft wederom schulden laten ontstaan en onbetaald gelaten. In het vonnis van 23 juli 2019 is [belanghebbende] er nogmaals uitdrukkelijk op gewezen wat hij moest doen om in september 2019 de schuldsaneringsregeling met goed gevolg te kunnen afronden. De rechtbank concludeert dat [belanghebbende] alle kansen die hem zijn geboden niet heeft gegrepen. [belanghebbende] heeft immers ook na 23 juli 2019 de inlichtingenplicht in ernstige mate geschonden door de bewindvoerder wederom nergens over te informeren. De verklaring van [belanghebbende] dat hij iets dat hij niet heeft, niet kan toesturen, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de verwijtbaarheid van de schending van de verplichting, nu [belanghebbende] de bewindvoerder op zijn minst had kunnen berichten dat het hem niet lukt om de informatie te verkrijgen. De rechtbank concludeert dat ook de beschermingsbewindvoerder de gevraagde informatie, zoals herberekeningen van de toeslagen over 2019 niet heeft verstrekt, en acht ook niet aannemelijk geworden dat de beschermingsbewindvoerder [belanghebbende] bij het verkrijgen van informatie bij bijvoorbeeld het AOK en/of de werkgever van [belanghebbende] heeft ondersteund, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank wel van de beschermingsbewindvoerder had mogen worden verwacht. [belanghebbende] blijft echter te allen tijde zelf verantwoordelijk voor het nakomen van de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling en had, zoals reeds overwogen, op z’n minst aan de bewindvoerder kunnen berichten dat hij de gevraagde informatie niet kon aanleveren. Bovendien kon alleen [belanghebbende] zelf de bewindvoerder informeren over zaken als ziekmelding en/of het verrichten van betaalde arbeid, hetgeen [belanghebbende] ook heeft nagelaten.
Naast de schending van de inlichtingenplicht is er ook nog steeds sprake van een achterstand in afdracht aan de boedel en van een onbetaald gelaten nieuwe schuld aan Ben. De rechtbank constateert dat er geen voorstellen zijn gedaan om deze achterstand en schuld af te lossen, zodat zowel de achterstand in afdracht aan de boedel als de nieuwe schuld aan Ben als bovenmatig moeten worden aangemerkt.
De rechtbank concludeert dat, na een periode van negen maanden in 2018, waarin de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling zijn geschonden en waarvoor de looptijd van de schuldsaneringsregeling met negen maanden is verlengd, er in 2019 opnieuw minstens een half jaar niet aan de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling is voldaan. De rechtbank is van oordeel dat dit thans de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling tot gevolg moet hebben.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank deze schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigen op grond van artikel 350 derde lid onder c en d Faillissementswet.
Gebleken is dat er geen baten zijn om de vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Om die reden is artikel 350 vijfde lid Faillissementswet niet van toepassing en zal de schuldsaneringsregeling eindigen op de dag dat deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
De rechtbank zal de vergoeding van de bewindvoerder berekenen en zijn salaris vaststellen als hiernavolgend te bepalen.
Met betrekking tot het na betaling van de boedelkosten en –schulden resterende boedelactief, overweegt de rechtbank dat dit actief, indien aanwezig, door de bewindvoerder informeel onder de bekende schuldeisers zal worden verdeeld.
De beslissing
De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- berekent het bedrag van de vergoeding van de bewindvoerder op € 3.970,72 (inclusief onkosten en omzetbelasting);
- stelt het salaris van de bewindvoerder vast op het bedrag van de vergoeding en brengt dit bedrag ten laste van de boedel, onder aftrek van de door de bewindvoerder reeds opgenomen voorschotten.
- bepaalt dat de bewindvoerder het restant-actief, indien aanwezig, informeel onder de bekende schuldeisers zal verdelen.
Gewezen door mr. M.M. Verhoeven, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 september 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.