ECLI:NL:RBOVE:2019:5055
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toelating schuldsanering wegens strafrechtelijke veroordelingen en onbetrouwbaarheid van de verzoeker
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 9 september 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling van de verzoeker, een 48-jarige man met vier minderjarige kinderen. De verzoeker, die samen met zijn partner een Participatiewet-uitkering ontvangt, heeft een aanzienlijke schuldenlast van € 48.620,66, waaronder een schuld aan het CJIB in verband met hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker in de vijf jaar voorafgaand aan zijn verzoek onherroepelijk is veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder hennepteelt, en dat er nog openstaande strafzaken tegen hem lopen.
Tijdens de zitting op 2 september 2019 heeft de verzoeker verklaard dat zijn financiële problemen zijn ontstaan door een gokverslaving, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet te goeder trouw is ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden. De rechtbank wijst erop dat de verzoeker niet in staat is om aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling te voldoen, vooral gezien zijn strafrechtelijke verleden en de openstaande strafzaken. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de verzoeker zijn situatie kan stabiliseren en dat hij in de toekomst aan zijn verplichtingen kan voldoen.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek tot toelating tot de schuldsanering afgewezen, met verwijzing naar artikel 288 lid 1 sub b, c en lid 2 sub c van de Faillissementswet (Fw). De beslissing is genomen door mr. M.M. Verhoeven en is openbaar uitgesproken op 9 september 2019.